Verbondstrouw en Verbondsgehoorzaamheid
Het Verbond Gods
Bijgaand artikel verschijnt in een serie over het verbond, waarin naast een algemeen overzicht van wat de Schrift in het Oude en het Nieuwe Testament zegt, allerlei aspecten van het verbond aan de orde komen. De bedoeling is te komen tot een thetische weergave van dit centrale thema en zo de bezinning erop te stimuleren. Het artikel dat thans geplaatst wordt is van ds. C. van der Wal te Hilversum.
Gods trouw
Eén van de meest geprezen deugden is de trouw. Balladen zijn gezongen en liederen gedicht om haar te prijzen. Wie wil ook de naam hebben onbetrouwbaar te zijn? De trouweloze is de onberekenbare, de man op wiens woord men niet aan kan, het draaibord, de windvaan, de karakterloze. De trouw staat zó hoog aangeschreven, dat het aangaan van de meest innige verbintenis in het leven 'trouwen' wordt genoemd. De trouw is de duurzaamheid van de liefde. Zij bevestigt haar kwaliteit. Die liefde deed een verbond sluiten. Ons oude huwelijksformulier bidt bruidegom en bruid toe, dat de Vader der barmhartigheid hen verbinde met rechte liefde en trouw. Geen wonder, dat de trouw een essentieel element is van alle verbondssluiting, zelfs op het terrein van de politiek.
Hoeveel te meer, wanneer het gaat om dat wondere verbond, dat de grote God van hemel en aarde in Christus wil oprichten met nietige, verloren mensenkinderen. Doordat dit hele verbond van God is uitgegaan en rust in de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog, in die liefde, waarmee Hij ons heeft liefgehad, daarom is de trouw Gods zulk een belangrijke factor voor het geloofsleven van Zijn kerk. De God van Jacob blijft trouw aan Zijn eigen keuze.
Het is m.i. goed en zelfs noodzakelijk, als we gaan spreken over verbondstrouw, van de trouw van de God des verbonds uit te gaan. Gods trouw is de uitdrukking van Zijn waarachtigheid. Zijn Woord is een getrouw woord (1 Tim. 1 : 15). Zijn bevelen zijn getrouw (Ps. 111:7). Maar niet minder Zijn beloften. Hij, die zijn zonde belijdt, mag daar staat op maken (1 Joh. 1 : 9). Zijn Woord is recht en al Zijn werk getrouw (Ps. 33 : 4). Die trouw wordt zelfs niet aan het wankelen gebracht door onze ontrouw (2 Tim. 2 : 13). Hij is de getrouwe God, die het verbond houdt (Deut. 7:9). Zijn getrouwheid is van geslacht tot geslacht (Ps. 100:5). Jezus Christus is de getrouwe Getuige (Openb. 1:5) en de barmhartige en getrouwe Hogepriester (Hebr. 2 : 17). De Naam van de God des verbonds 'Ik zal zijn, die Ik zijn zal', drukt al uit, dat Hij blijft, die Hij is. We laten ons 's zondags gaarne eraan herinneren, dat God een God is, die trouw houdt in eeuwigheid en nooit laat varen de werken Zijner handen.
Die getrouwe God gaat een verbond aan met zondige mensen, van wie van nature geldt, dat zij in tegenstelling met deze waarachtigheid Gods, allen leugenachtig zijn (Rom. 3:4). De band, die de God des verbonds in Christus door het werk van de Heilige Geest tot stand brengt, is de band des geloofs. Het kenmerkende van dat geloof is juist dit, dat het temidden van een leugenachtige wereld en tegenover het eigen onbetrouwbare hart, zijn steun en sterkte vindt in de waarachtigheid en getrouwheid Gods. De dichter van de boetepsalm Ps. 130 hoopt in al zijn klachten op het Woord, dat God gaf. Des te tegenstrijdiger is het te zeggen, dat men z'n troost en kracht zoekt in de getrouwheid van die God, wiens woorden, rechten en paden getrouw zijn — en dan zelf het met de trouw tegenover diezelfde God niet nauw te nemen. Het gaat immers in de belofte des Evangelies niet daarom, dat wij mensen komen in een wereld zonder leed of pijn en dat het bestaan van enkeling en wereld uitlopen op een happy end, althans niet op een platvloerse manier; maar daarom, dat zondige verloren mensen hun rijkdom weer vinden in God, de God des verbonds en in het verbond van God.
De gelovigen in Oud en Nieuw Testament roemen daarin. Zij zingen van de waarheid en de trouw Gods. Dat God een God is, die het verbond en de weldadigheid houdt, die de betrouwbare toeverlaat is voor al Zijn volk. Uwe getrouwheid is rondom U, zingt Ps. 89. De dichter van Ps. 40 verheelt Gods weldadigheid en trouw niet in de grote gemeente. De oude Zacharias zingt van die God, die Zijn beloften en eden waarmaakt.
Onze ontrouw en de trouw des verbonds
Nu heeft God de mens eenmaal geschapen als Zijn beelddrager. Heel de verzoeking in het paradijs was bestemd om ook de trouw van de mens als zodanig tot uitdrukking te doen komen.
Maar wij mensen hebben de leugen geloofd en ons van God losgemaakt. Nu kan de spreukendichter terecht vragen: Wie zal een recht trouwe man geven ? (Spr. 20 : 6). En hij klaagt telkens en telkens over het trouweloos handelen. Die trouweloosheid is des te erger, wanneer zij zich openbaart binnen een kring, waarin God zich openbaart met de beloften, de eden en de bezegelingen van Zijn verbond. Een verbond, dat nog wel een verbond der genade is ! Dan beluisteren we in de Bijbel de klachten over een volk, welks geest niet getrouw was met God (Ps. 78:8); over mensen, die niet getrouw waren in Zijn verbond (Ps. 78 : 37). Dan wordt Israels zonde weergegeven met woorden als hoererij en overspel. 'Zij zijn allen overspelers, een trouweloze hoop' (Jeremia 9:2), kinderen in welke geen trouw is (Deut. 32 : 20). Want de trouw, die God van ons vraagt, is niet alleen dé trouw, die behoort bij de schepping naar Zijn beeld, zodat Hij Zijn eigen trouw weerspiegeld wil zien ïn ons. Maar de trouw, die Hij van Zijn kerk verwacht, is uitdrukkelijk verbondstrouw. Paulus zegt in 1 Cor. 4 : 2, dat in de uitdelers vereist wordt, dat elk getrouw bevonden worde. Maar het is duidelijk, dat deze eis allen geldt, die tot het verbond behoren.
De trouw als verbondstrouw betekent de diepte van haar ernst. Dat onderstreept ook de zwaarte van de beschuldiging van ontrouw. Maar daarin zit ook de enige grondslag voor het leven van de gemeente van Christus, de Middelaar en de inhoud van dat verbond. Dit verbond is en blijft genadeverbond. Degenen, wier hart 'ja' heeft leren zeggen op de beloften en eisen van dit verbond, mogen die eisen met die beloften in verband brengen, met die eisen tot die beloften gaan. Het is onze enige troost en de enige mogelijk-. heid, dat er van die verbondstrouw iets terecht zal komen, dat zij verbondstrouw is.
Deze trouw behoort tot het leven der dankbaarheid. En tot dat leven behoort het gebed. Dat gebed leert ook bidden: geef dat wij en alle mensen onze eigen wil verzaken en Uw wil, die. alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn (Cat. vraag 124). Zo wordt de verbondstrouw gevrijwaard voor krampachtigheid en frustratie. Zo blijft zij dicht bij Hem, die het Hoofd en de Bruidegom van Zijn kerk is. Zo blijft zij dichtbij de liefde, waarmee de gemeente niet Hem, maar Hij haar heeft liefgehad. Zo belijdt zij in schaamte en ootmoed, dat zij zonder Hem niets kan doen. Maar dat Christus zelf dit ook uitspreekt in de gelijkenis van de wijnstok en de ranken geeft vrijmoedigheid in Zijn handen ons leven te leggen en uit Zijn stuwende genade te leven. Dan verstaan we, dat een psalm als Ps. 119 niet het levenspatroon te zien geeft van een dorre wetgeleerde, maar dat hij de blijdschap vertolkt van een mens, die zingt: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten. De trouw des verbonds krijgt de warmte en de levenskracht van de trouw des verbonds. De rank bloeit en draagt vrucht door en uit de Wijnstok.
Deze bloei verloopt niet ongestoord. De tropische plant heeft in ons koude klimaat alles tegen. Trotse voeten die hem vertrappen en de ziektekiemen van verborgen zonden bedreigen de gezonde ontwikkeling. Maar de hemelse Landman laat niet varen het werk Zijner handen. 'Maar de HEERE is getrouw, die u zal versterken en bewaren van de boze', zegt Paulus (2 Thess. 3 : 3). En dezelfde apostel zegt, dat hij barmhartigheid gekregen heeft van de Heere om getrouw te zijn (1 Cor. 7 : 25). Door de geloofsgemeenschap met Hem zijn er getrouwen in den lande (Ps. 101 : 6). Als Nehemia de heilsgeschiedenis in het kort nagaat, zegt hij dat God het hart van Abraham getrouw gevonden heeft voor Zijn aangezicht (Neh. 9 : 8). De getrouwe dienstknechten worden door de Heere Jezus gesteld tegenover de ontrouwe. Maar deze trouw is de trouw der liefde jegens Hem, die de Zijnen zo uitnemend heeft liefgehad.
Wanneer het gemeenteleven en ons persoonlijk leven zozeer tekortschiet in deze getrouwheid, moeten we ons zelf afvragen, of ons leven niet te weinig geconcentreerd is met de gedachten en begeerten van ons hart op die kern van het Evangelie, waarin het hart Gods klopt met Zijn liefde en trouw. Want onze liefde is wederliefde en onze trouw verbondstrouw.
Gehoorzaamheid
Nu staat er boven dit artikel niet alleen verbondstrouw, maar ook verbondsgehoorzaamheid. Die hangen vanzelf samen. We verwezen ook reeds naar het derde deel van onze Heidelberger.
Toch wil ik op dat element der gehoorzaamheid nog even bijzondere nadruk leggen in verband met de verbondsbetrekking tot God. Het is immers zo, dat verbondsverhoudingen mogelijk zijn, waarin wel de trouw verwacht wordt en men ook wel dankbaar is voor betoonde trouw, maar waarbij het woord 'gehoorzaamheid' de één teveel boven de ander zou plaatsen. Het kunnen immers gelijkwaardige partijen zijn ? Zo is het hier niet. De vertrouwelijkheid van de verbondsverhouding mag geen ogenblik uit het oog doen verliezen, dat de grote Partner ter ene zijde de Koning der koningen is. Hij wil inderdaad Vader zijn en als Vader aangeroepen worden. Maar tegelijk blijft Hij de Vader, die in de hemelen is. Het genadeverbond heft de verhouding Schepperschepsel niet op, maar herstelt en heiligt die.
De verloren zoon, die tot zichzelf gekomen is, zou het een gunst achten zijn vader te mogen dienen als huurling. Nu, dat hoeft niet. Dat is niet naar 's vaders hart. Maar dat de vader hem omhelst en met blijdschap begroet, neemt niet weg, dat de zoon nu in kinderlijke gehoorzaamheid de vader gaat dienen met een blijdschap, die de oudste zoon, ofschoon vlak bij de vader levende, nooit gekend heeft.
Het nieuwe leven wordt een liefdedienst. Maar evengóed dienst. Gekenmerkt door beden als: 'wat wilt Gij dat ik doen zal? ' De eerste psalm begint al met het tekenen van de man, wiens lust is in des Heeren wet.
De vermaningen, waarvan de brieven der apostelen vervuld zijn, vormen een even levend deel van hun boodschap als de verkondiging van de vergeving, de verzoening en de vrijspraak voor een ieder, die gelooft. Paulus dankt God, dat zijn lezers in Rome, die dienstknechten der zonde waren, nu van harte gehoorzaam geworden zijn aan het voorbeeld der leer, tot hetwelk zij overgegeven zijn (Rom. 6 : 17; N.V. van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgegeven is); en dat zij, vrijgemaakt van de zonde, dienstknechten zijn gemaakt der gerechtigheid (vs. 18). En Petrus vermaant zijn lezers: als gehoorzame kinderen wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die tevoren in uwe onwetenheid waren' (1 Petr. 1 : 14). In het hoofdstuk der dankbaarheid neemt niet alleen het gebed een grote plaats in, maar ook de Wet des Heeren, met haar volle gezag over de lengte en de breedte, de buitenkant en de binnenzijde van ons leven. Wie of wat zou ons trouwens ooit kunnen ontslaan van de gehoorzaamheid aan Hem, die onze Schepper en Onderhouder is, maar wiens scheppingsrecht een zoveel dieper greep op ons krijgt krachtens de prijs, waarmee Hij ons heeft gekocht ?
Maar evenals bij de trouw is juist de koppeling van deze gehoorzaamheid aan het verbond de oorzaak van het feit, dat de wet, waaraan het leven der kerk onderworpen is, de 'wet der vrijheid' is (Jac. 1 : 25). Jezus spreekt van Zijn juk als een zacht juk. En Zijn last is een lichte last. Dat zou het karakter der gehoorzaamheid niet zijn, wanneer zij niet wortelde in de verbondsbetrekking.
De zondaar wordt in deze gehoorzaamheid wel op z'n plaats gezet binnen de grens, binnen de cirkel die God hem getrokken heeft. Maar die cirkel is tegelijk het grondvlak van de lichtkegel van het verbond der genade. God zelf is er de lichtende top van. Dat grondvlak omvat alle tien sectoren van het leven. Maar de handen mogen biddende opgeheven worden met alle gebeden van het allervolmaaktste gebed. Ook die bede, waarin gevraagd wordt: Uw wil geschiede. Ook: Vergeef ons onze schulden. Ook: Leid ons niet in verzoeking. De beloften van Ezechiël 36: Ik zal u een nieuw hart geven. Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u, en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen en Mijn rechten zult bewaren en doen, wijzen de aard aan van en openen het uitzicht op een wandel in een althans aanvankelijke verbondsgehoorzaamheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's