De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gereformeerde Kerkregeering.

IV.

Nadat in art. 1 van de Dordtsche Kerkenorde is gezegd, dat er voor de goede orde in de Gemeente van Christus noodig zijn : diensten ; samenkomsten ; opzicht der leer ; sacramenten en ceremoniën en christelijke straf, wordt in art. 2 dan gehandeld over het aantal diensten; welk artikel op de Synode van Middelburg in 1581 is vastgesteld, op de Dordtsche Synode van 1618 —'19 zoo is gebleven en sinds onveranderd in de Kerkenorde bewaard.

Diensten, functies, bedieningen — of hoe men het noemen wil — zijn in de Gemeente van Christus noodig. Jezus zelf heeft ze dan ook ingesteld, 1 Cor. 12 - .28, Ef. 4 : 4—13 en Rom. 10 : 15. De Gemeenten hebben diensvolgens deze bedieningen te erkennen en moeten zich er aan" onderwerpen. Matth. 10 : 40—41 ; 1 Thess. 4:11, 12 ; Hebr. 13 vers 7, 17. (Voetius. Pol. Eccl. III : .215-217 ; Calvijn IV, 3, blz. 48 enz.).

Dat hier in het oorspronkelijke sprake is van diensten, bedieningen in den zin van functiones ecclesiasticae d. i. kerkelijke diensten of bedieningen vindt z'n oorzaak hierin; dat op het „dienen" bizonderlijk nadruk moet worden gelegd, 't Is om de Gemeente te dienen in den Naam van Christus, haar Hoofd.

Altijd is er sprake geweest van buiten gewone en gewone bedieningen of ambten. Dat was reeds onder het Oude Testament zoo. Toen waren daar de buitengewone functies der aartsvaders of patriarchen, tien in getal van Adam tot den zondvloed (Gen. 5) en tien van Noach tot Abraham (Gen. 11:10—32), terwijl dan van Abraham tot Mozes komen : Abraham, Izaak, Jacob en zijn twaalf zonen. (Hand. 7 : 29).

Deze aartsvaders hebben in Gods Kerk een bizondere functie verricht.

Zoo zijn er ook profeten geweest, die op buitengewone wijze zijn geroepen ; zelfs profetessen als Mirjam (Ex. 15 : 20), Debora (Richt. 4 : 4) en Hulda (2 Kon 22 : 14)

Tot de gewone ambten onder het Oude Testament behooren : 1ste de priesters, en 2de de levieten, die de priesters moesten helpen. (Bavinck. Geref. Dogm. 2, III : 358 ; Voetius, Pol. Eccl. III : 393).

Ook onder het Nieuwe Testament hebben we buitengewone functies of ambten of bedieningen, en wel : de apostelen, profeten en evangelisten. Zij zijn de getuigen van Jezus Christus geweest, om het fundament der Nieuw Testamentische Kerk te leggen.

Prof. Bavinck zegt daarvan : „Hun ambt is niet voor een tijd en niet tot eene plaatselijke gemeente beperkt, maar het blijft en strekt zich tot de gansche Kerk uit. Het is het eenige, dat rechtstreeks door Christus ingesteld is en sluit alle bevoegdheden en werkzaamheden, die in de latere ambten verdeeld zijn, in zich, de pastorale, presbyteriale, diaconale, zelfs ook de evangeliseerende en profetische werkzaamheid. Van stonden aan genieten de apostelen dan ook in de Kerk van Christus eene algemeen erkende autoriteit. Zij zijn niet alleen de opzieners van de gemeente te Jeruzalem, maar zij zijn de vaders, 1 Cor. 4 : 15 en leiders der gansche Kerk, hebben opzicht over de geloovigen te Samaria, Hand. 8 : 14, bezoeken de gemeenten. Hand. 9 : 32, 11 : 22, stellen ambten in Hand. 6 : 2, nemen besluiten in den Heiligen Geest, Hand. 15, 22, 28, treden op met apostolische volmacht 1 Cor. 4 : 21, 5:2; 2 Cor. 2:9; geven bindende bevelen 1 Cor. 7 : 40 ; 1 Thess. 4:2, 11; 2 Thess. 2 : 15 ; 3 : 6, 14 enz. ; en zijn nog met hun woord gezaghebbend voor de gansche christenheid ; apostoliciteit is een eigen schap en kenmerk der Kerk van Christus." (Geref. Dogm. 2, IV : 365, 366).

Vervolgens komen als buitengewone functies, bedieningen of ambten : d e e v a n g e 1 i s t e n of helpers der apostelen (Philippus, Barnabas, Alarcus, Lucas, Silas, Tychicus, Aristarchus, Epaphras, Apollos, Timotheus, Titus, enz., zie Hand. 8 : 5, 12, 40, 11 : 19, 20, 22 ; 13 : 2, 3 ; 2 Cor. 8 : 18, 19, 23 ; Filip. 2 : 25 ; 1 Tim. 4 : 14 ; Hand. 13:4, Tit. 1 : 5), de profeten, die niet door onderzoek en studie, maar door openbaring en verlichting een buitengewoon inzicht in de waarheid verkregen hadden en de apostelen bijstonden (Rom. 12:6; 1 Cor. 12 : 28, 29 ; 14 : 3, 30 ; 2 Cor. 2 : 14-17 Ef. 4 : 11 enz.)

Dan komen de gewone ambten en wel de leeraren, ouderlingen en d i a k e n e n.

Oorspronkelijk was er in de N. T. Kerk één enkelvoudig ambt n.l. dat van den apostel. „Gelijkerwijs mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden" sprak Jezus. Leerambt, regeerambt, ambt der tafelen, het lag alles in dat ééne apostolische ambt verscholen. Petrus verzorgt de gaven der .gemeente (Ananias en Saffira) en Paulus zamelt op zijn reizen telkens gelden in voor de verarmde Jeruzalemsche Kerk. Die éénheid van het ambt ligt in Christus' opperhoogheid en majesteit, zijnde Profeet, Priestèr en Koning. 

Splitsing van het ambt ontstaat eerst door de uitbreiding der Kerk (Hand. 6).

Diaconaat en prediking gaat uit elkaar. En gelijk eerst het diaconaat zich uit het apostolaat loswikkelde, zoo splitste zich, om gelijke oorzaak, van lieverlee ook het leer-en regeerouderlingschap.

Van uit de moedergemeente te Jeruzalem, waar 12 apostelen en 7 diakenen zijn, ontstaan overal gemeenten waar de ambtelijke dienst der plaatselijke ouderlingen ontstaat, spoedig gesplitst in leer-en regeerouderlingen, waarnaast de diakenen staan.

Hoe meer de ketterijen en de bestrijdingen in en buiten de Kerk toenamen hoe meer een afzonderlijk leerambt noodig was en ook van het regeerambt meer gevorderd werd. Het doctoren-ambt ontstaat dan voor de wetenschappelijke bestrijding, naast den arbeid van den herder in de gemeente, die de gemeente zoowel op den kansel als in de huizen met het Woord Gods heeft te voeden en te leiden in Goddelijke paden.

De vier ambten herder, ouderling, diaken, leeraar (doktor) zijn dus 4 stengels uit één wortel, n i e t 4 stekken met 4 wortels.

Gelijk het ambt van Messias één in oorsprong, aard en strekking is en zich niettemin in het drievoudig ambt Van profeet, priester en koning deelt, zóó ook is het ambt der Kerk op aarde wel één in stam en wortel, maar gesplitst in zijn werking.

Door het herder-en leerambt spreekt meer bizonder onze hoogste Profeet en Leeraar ; door het presbyteriaat regeert in engeren zin onze eeuwige Koning en door het diaconaat worden op eigenaardige wijze de ontfermingen openbaar van onzen eeuwigen Hoogepriester, den „Christus Consolator".

Het kerkelijk ambt op aarde is niets meer noch minder dan instrument van het Messiasambt, opdat Hij in het midden van 's Va ders uitverkorenen profeteere, regeere, leere en ontferming doe.

Het Woord moet gepredikt worden, (leeraar).

Het Woord moet verdedigd worden, (doktor).

Het Woord moet tegenover de zonde gesteld worden en de gemeente moet door het Woord worden geregeerd, (ouderling).

Het Woord moet gebruikt worden tot leniging van ellende en hulp in den nood, (diaken).

Wordt voortgezet).

De Vrijzinnig Hervormden te Middelburg.

Wat in Middelburg binnen de grenzen der Her\'. Kerk gebeurd is de laatste jaren en nu verder zich afspeelt, vinden we belangrijk genoeg, om daar onze aandacht aan te schenken.

Men kreeg daar jaren geleden een bevlieging, om te gaan ijveren voor evenredige vertegenwoordigingen wel van de uiterst linksche tot de meest rechtsche groepen en richtingen. Dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging alle Kerk begrip over boord moet werpen, voel de men blijkbaar toen niet. En men ging aan het vergaderen en organiseeren dat het een lust was. Met gevolg, dat de modernen en ethischen, met enkele confessioneelen, op het kussen kwamen.

't Leek zoo mooi. Maar de ontnuchtering kwam al spoedig. Wat naar den maatstaf van Gods Woord gescheiden is, moet de mensch ook niet vereenigen. Dat kan niet anders dan ellende en teleurstelling geven.

Het contract werd dan ook weer verbroken en het contact tusschen vrijzinnigen en orthodoxen ging te loor. Met gevolg, dat de modernen klappen kregen en uit het kiescollege en 'den kerkeraad verdwenen. De moderne predikant, dr. J. P. Cannegieter, dien men er in gehaald had, kon men natuurlijk niet loozen. Dat gaat nu eenmaal niet met een dominé. Als men zoo iemand heeft, moet men hem houden ; totdat hij een beroep krijgt en gaat. Zoover is het evenwel met dr. Cannegieter nog niet en zoo staat hij, de moderne predikant, in een gemeente, die van de vrijzinnige godsdienstige beginselen zoo ongeveer niets hebben moet. Vroeger kraaide er de moderne haan koning totdat er geen muis meer in de kerk kwam en nu is het al niet veel beter. Men is van de moderne godsdienstige gevoelens van vrijzinnige dominé's niet gediend. Althans in 't openbaar niet. Men laat die moderne predikers netjes voor stoelen en banken staan, 's morgens al, maar 's avonds meer nog.

Natuurlijk, dat deze dingen niet bemoedigen en dat de Vrijzinnig^Hervormden in Middelburg wel een beetje baloorig zijn.

Dat kwam ook uit op een vergadering, pas gehouden, waar dr. Cannegieter voorzitter was, en meende over deze dingen eens breedvoerig te moeten spreken in zijn openingswoord.

Aan dat openingswoord, vermeld in de N.R. Cour. (wat wonderlijk toch, dat de Vrijz. Hervormden, die geen kik kunnen geven of de groote, deftige, rijke N.R. Cour. neemt het op en draagt het door heel Nederland, in weerwil van die groote, machtige, liberale pers zoo armelijk zwak zijn en blijven in de Hervormde Kerk, wat toch wel klaar bewijst, dat de beginselen niet begeerd woirden) ontleenen we een en ander.

Dr. Cannegieter dan meende iets te moeten zeggen als voorzitter der Vereeniging van Vrijzinnig Hervormden te Middelburg en bovendien als algemeen leider der Vrijzinnig Hervormde beweging te Middelburg, over den algemeenen stand dezer beweging, mede in verband met den gang van zaken in de kerkelijk-godsdienstige wereld in ons Vaderland.

Wat de Hervormde gemeente te M. betreft, wees dr. C. er op, „dat men in 1921 de laatste vrijzinnige afgevaardigden in het kiescollege als zoodanig moest verliezen en ofschoon de vrijzinnigen in den kerkeraad nog vertegenwoordigd zijn gebleven met 2 ouderlingen en 2 diakenen, benevens spreker zelf als predikant, toch kan men uit een en ander concludeeren, dat zij te Middelburg de kerkelijke medezeggingschap hebben verloren. Een poging, aangewend om met verschillende ethische leden van den kerkeraad tot overeenstemming te komen inzake de bestendiging voor 10 jaren van den bestaanden toestand (de verzekering vooir de vrijzinnigen van althans één predikant, 2 ouderlingen en 2 diakenen gedurende de eerstvolgende 10 jaren), waardoor 't kiescollege en daarmede de jaarlijks terugkeerende stembusstrijd zou kunnen worden opgeheven, was reeds eerder mislukt.

Spreker stelt de vraag, wat den vrijzinnigen nu te doen staat, en zegt, dat dit z. i. is : verder niets te doen. De kerkelijke strijd is uitgestreden. Zoolang het meerderheidsstelsel in de kerkelijke verkiezingen blijft gelden, blijven de vrijzinnigen tot machteloosheid gedoemd en zal alle verdere deelneming aan de kerkelijke verkiezingen eenvoudig kracht-en tijd-en geldverspilling beteekenen. Alleen bij aftreden van het vrijzinnig lid van het college van notabelen zal nog aan den strijd worden deelgenomen en daarvoor zal de kerkelijke kiesvereeniging moeten blijven bestaan, maar overigens zullen de kerkelijke verkiezingen voorloopig buiten de vrijzinnigen om moeten gaan. Steun aan eventueele ethische candidaten voor het kiescollege zal, volgens sprekers inzicht, niet gewenscht zijn om nader te noemen redenen. Spreker voelt zich persoonlijk nu ook voorloopig ontslagen van deelneming aan den strijd en kan niet ontkennen, dat dit hem een pak van het hart is. Spreker wijst er op, dat, al heeft men aan den strijd ook de aangenaamste herinneringen en is het mogen gelukken den strijd zoo te voeren, dat men er met de meeste gerustheid op kan, durft en mag terugzien, toch het moeten strijden hem steeds heeft verdroten ; er werd waarlijk niet uit strijdlust gestreden. De strijd was een offer, dat men meende te moeten brengen voor de beginselen, en spreker brengt dan ook aan de wakkere voorvechters in den kerkdijken strijd den warmsten dank voor hun energiek . werk. Vruchteloos zal hun werk niet blijven. Dat mag er nu reeds van worden gezegd, dat uit de verschillende vrijzinnig-godsdienstige elementen, welke in de stad indertijd rondzwervende waren, een wei-geconsolideerde vrijzinnig-hervormde gemeenschap is ontstaan. Dat is de overwinning, die bevochten is. Intusschen — dit acht spreker vanzelfsprekend — wordt voortgegaan met den arbeid, den eigenlijken arbeid, het geestelijk werk.

Spreker gelooft niet ver van de waarheid te zijn, als hij een onderscheid maakt tusschen de Hervormde Kerk, zooals men haar min of meer ideëel kan zien als organisatie van het protestantisme in ons land, en die kerk heeft men lief, en de Hervormde Kerk, zooals ze door onzen tijd heenscharrelt en bezig is onder.te gaan en van die kerk wordt men al meer geneigd, zich af te vragen, of het werkelijk niet beter ware, dat ze onderging, liefst zoo spoedig mogelijk, want ze ergert en bedroeft dagelijks, men kan het er bijna niet meer uithouden. Maar de eene, eerstgeschetste ideëele, is toch zonder die andere, werkelijke, zooals ze tegenwoordig bestaat, niet te denken En dus is mijn conclusie — aldus dr. Cannegieter —deze : wij blijven lid van de Hervormde Kerk, wij werken er naar onze beginselen, en wij wachten intusschen af.

Dit jaar 1922 zal voor de Hervormde Kerk toch wel zeker een crisisjaar worden. Het reglement op de predikantstractementen zal nu in wérking moeten treden, doch vele kerkvoogdijen wenschen den haar opgelegden hoofdelijken omslag eenvoudig niet te betalen. Hoe zal de daaruit in Augustus ontstaande crisis afloopen ? En wat zal dit voor de vrijzinnigen tengevolge hebben ?

Zeker is het wel, dat in de groote steden, met name Amsterdam, de kerk zich niet meer financieel zal kunnen handhaven, wanneer aan de vrijzinnigen niet wordt recht gedaan, en van de ethischen zal het afhangen, of de vrijzinnigen hier en daar en overal hun recht in de kerk zullen erlangen.

Nu kent men te Middelburg de ethischen misschien beter dan ergens anders, maar daarom juist verdriet het spreker, thans over hen te moeten spreken. Hij vindt, dat er veel te veel over hen gesproken wordt. De waar de, quantitatief en qualitatief, die zij vertegenwoordigen, weegt daartegen geenszins op, en al die belangstelling en dat kijken naar de ethischen, maakt henzelf maar duizelig.

Spreker wijst dan op het gevaar, dat den ethischen dreigt, en gaat dan voort :

De vrijzinnigen zullen er rekening mede houden en blijven in het hervormde kerkverband als buren naast hen wonen ; zij zijn ten allen tijde voor hen te spreken, in de huiskamer, doch zullen overigens hun eigen leven leiden. En wat hun huis betreft : de vrijzinnigen zijn bezig de hypotheek af te lossen, de reservekas zullen zij trachten steeds sterker te maken, zij kunnen zich gelukkig redden.

Met een krachtige opwekking, de vereeniging steeds sterker te maken en door giften en legaten te steunen, eindigde de voorzitter."

Wij behoeven aan dit woord van dr. C. niets toe te voegen. Er worden tal van belangrijke dingen in gezegd. Dingen waarover we heusch ! nog wel eens mogen nadenken. Maar wat ons steeds duidelijker wordt, dat is dit, dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, de modernen inbegrepen, zooals men dat te Middelburg enz heeft willen invoeren, leidt tot een totale mislukking en dat de vrijzinnig-hervormde beginselen te veel principieel verschillen van de beginselen onzer belijdenisschriften, dan dat de modernen ooit in onze Hervormde Kerk zich zullen kunnen thuis voelen.

Laten zij naar de Remonstrantsche broederschap gaan. Of desnoods een eigen kerkje a la de Protestantenbond stichten.

Maar in de Hervormde Kerk is hun paats niet, zoolang zij hun vrijzinnige beginselen vast houden. Omdat in de Hervormde Kerk, krachtens haar belijdenis, aan Gods Woord de hoogste autoriteit toekomt als regel voor leer en leven ; en dat Woord veroordeelt onvoorwaardelijk wat de vrijzinnig Hervormden leeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's