Ooit stond Karel V aan het graf van Luther [I]
BEKEERDE DE KEIZER ZICH OP ZIJN DOODSBED TOT DE REFORMATIE?
Het kan niemand ontgaan zijn: dit snel verglijdende jaar 2000 was het precies vijf eeuwen geleden dat de Habsburgse keizer Karei V, ooit vriend en later fel tegenstander van 'onze' prins Willem de Zwijger, in de (Zuidelijke) Nederlanden werd geboren. Hij stierf, afgetreden als wereldheerser en teleurgesteld in zijn falen om de eenheid van godsdienst in zijn rijk te handhaven, in 1558 in een Spaans klooster. Er zijn lange tijd, ook al in vroeger eeuwen, geruchten geweest dat de keizer, koning, heer, maar ook hertog van Gelre, op zijn sterfbed min of meer een bekering tot de (lutherse variant van de) Reformatie zou hebben doorgemaakt. Zijn daar harde aanwijzingen voor? We zullen zien.
Veel zaken in Karels leven zijn met raadselen en mythen omgeven. Dat geldt niet slechts voor zijn levenseinde; zelfs zijn geboorteplaats en - datum staan niet helemaal vast. Hij zou geboren zijn op 24 februari 1500 in het Prinsenhof te Gent en al heel snel daarna zijn gedoopt in de toenmalige kerk van Sint-Jan, die we nu kennen als de beroemde Sint-Baafs kathedraal waar jaarlijks duizenden toeristen en pelgrims in verbazing en aanbidding staan voor het schitterende veelluik 'De aanbidding van het Lam Gods' van Jan en Hubert van Eyck. Alle boeken die dit gedenkjaar over keizer Karel verschenen - en dat zijn er heel veel, van 'autobiografische' paperback tot een onvoorstelbaar mooi en luxe kunstboek over 'De wereld van Keizer Karel' van het Antwerpse Mercatorfonds - gaan wel uit van deze geboortedatum in deze Oost-Vlaamse stad. Maar helemaal zeker is dat niet sinds een heemkundige in Eeklo, tussen Brugge en Gent, een opmerkelijke ontdekking deed. Deze Romano Tondat toonde, zo berichtte de Vlaamse kwaliteitskrant De Standaard, overtuigend aan, dat Karels moeder haar zoontje al op 20 februari ter wereld bracht in het weinig verheven Eeklo. Want de stadsrekeningen van Eeklo laten zien dat burgerij en stadsbestuur hier al op 22 februari 1500 het geboortefeest van een nieuw prinsje vierden. En dat valt moeilijk te rijmen met een Gentse geboorte, twee dagen later...
Nederige geboorte?
Navorser Tondat heeft wel een verklaring voor een en ander. Karels ouders, Filips de Schone en Johanna (later toe-genaamd de Waanzinnige) verbleven in Brugge, maar lagen met die stad nogal overhoop. De hoogzwangere Johanna wenste niet dat haar kind hier ter wereld zou komen. De ouders in spe begaven zich op weg naar Gent, maar haalden het Prinsenhof daar niet meer op tijd. Onderweg in Eeklo beviel Johanna van haar Kareltje. Maar hoge vorstenkinderen worden niet geacht ter wereld te komen in een toen tamelijk onooglijke plaats. Brugge mócht de eer niet krijgen, Gent juist wél. Zo werd, meent Tondat, de geboortegeschiedenis bewust gemanipuleerd: een paar dagen later in een bij een Habsburger passende omgeving. De officiële feestelijkheden en presentatie vonden daar plaats, niet in Eeklo. Maar dat belette de Eeklose notabelen niet om alvast voorlopig feest te vieren en de burgerij op kosten van het stadsbestuur daarin te laten delen. Een en ander belette toen de stad Gent niet om zich de geboorte van de latere keizer en koning en heer der Nederlanden toe te eigenen. En vijf eeuwen na dato werd Karel V alom groots herdacht, van Utrecht en Wenen tot Spanje, maar vooral in Gent, hoewel het knaapje reeds als kleuter verhuisde naar Mechelen en later naar Brussel. Zou de heerser ooit geweten hebben dat hij ergens onderweg in Eeklo ter wereld kwam, niet in de vorstelijke behuizing van Gent? Ik weet het niet; de vondst en verklaring van Romano Tondat lijkt me tamelijk aannemelijk, tenzij die stadsrekeningen van Eeklo een vervalsing zijn...
Barrevoets met strop...
Overigens was de verstandhouding tussen Karel en Gent niet echt hartelijk: in 1540 strafte hij de stad streng voor haar rebellie jegens hem. Dat had verreikende gevolgen, zelfs voor de Gentse toeristenindustrie anno 2000. Want één der straffen van de keizer was, dat de poorters van Gent, gehuld in boetekleed, barrevoets en met een strop rond hun hals, zich voor de vorst moesten vertonen ten teken van berouw en volledige onderwerping. En nog loopt elk jaar zo'n keizerlijke boeteprocessie door de straten van Gent, op blote voeten, ten aanschouwen van duizenden toeristen! Ook om dié reden kan Gent de nauwe band tussen de Habsburger en de stad - die enkele decennia later nog een calvinistische republiek zou worden! - niet missen. Hoe dan ook, veel steden, exposities, boeken, manifestaties hebben dit jaar 2000 wel duidelijk gemaakt dat een half millennium geleden, op de grens van Middeleeuwen en Nieuwe Tijd maar dat beseften ze toen nog niet, Karel werd geboren. De meest luisterrijke expositie over zijn leven en werk, 'Carolus', was eerst in Gent te zien en daarna ook onder meer in Spanje. Hier en daar overschrijden Karelmanifestaties zelfs nog de grens van het jaar 2001. Maar die boeken, catalogi, tentoonstellingen geven geen voedsel aan de geruchten van Karels bekering tot het lutheranisme. Toch stond Karel in 1547, een jaar na de dood van Luther, bij diens graf in de Slotkapel in Wittenberg, samen met de later bij ons zo beruchte hertog van Alva. Die zou Karel hebben aangeraden om dat graf van die ketter te laten verwijderen.
Luther en Erasmus
De keizer wil van geen verbranding weten. Zijn antwoord aan Alva luidde, zo heet het: 'Ik voer geen oorlog tegen de doden, maar tegen de levenden! Laat de doden met rust'. Zo'n opmerking past wel in het beeld dat men later van de keizer had. Hij had Luther op Rijksdagen en anderszins bestreden, wellicht vooral op politieke gronden en niet omdat hij zo'n hater van de nieuwe leer was. Karel, eigenlijk nog een middeleeuwer, zag de rijkseenheid bedreigd als er meer religies binnen één rijk zouden moeten gelden. In wezen koesterden ook de lutherse vorsten in de Duitse landen dezelfde opvatting: wiens rijk, diens godsdienst.
Daar komt bij, dat landvoogdes Maria van Hongarije, zuster van keizer Karel en weduwe van Lodewijk II die in 1526 was gesneuveld bij Mohacs, met Luther correspondeerde en de lutherse leer genegen was. Maria stond trouwens ook op goede voet met Erasmus, die Luther bestrijdende andere 'hervormer', die ondanks al zijn kritiek de H. Moederkerk trouw bleef. Luthers werk over enkele psalmen droeg de Wittenbergse reformator op aan deze Maria van Hongarije, die ten leste de rooms-katholieke kerk niet verruilde voor die der Hervorming.
'Verlichte' leermeesters
Nu was Karel in zijn jeugd in Mechelen, na een kleutertijd in Leuven, niet per se 'extreem rooms' opgevoed, want een paar van zijn pedagogen waren Adriaan Florenszoon Boeijens en Hiëronymus van Busleyden. Boeijens was de latere paus Adriaan VI, die in de vroege jaren twintig van de 16e eeuw slechts nog geen jaar de stoel van Petrus bezet hield. Hij kwam uit Utrecht, waar Paushuize en Pausdam nog de herinnering aan hem bewaren. En Busleijden was een christen-humanist, te vergelijken met 'onze' Desiderius Erasmus, die Mechelen het fraaie Hof van Busleijden naliet. Boeijens was ook goed bevriend met de christen-humanist Erasmus.
Zulke, tamelijk 'verlichte', leermeesters zeggen natuurlijk niet alles over de latere ontwikkeling van het kind Kareltje dat keizer Karel werd, maar het maakt toch verschil of jouw opvoeders proefden van vernieuwingsdenkbeelden of dat ze als Ignatius van Loyola werden ingezet om de oude moederkerk op radicale wijze te restaureren. Hoe dit ook zij, al was de jonge Karel bepaald geen lutheraan, hij kende de hervormer zeer wel, ook van de Rijksdag van Worms, en had misschien privé wel enige waardering voor deze schoonmaker der kerk, die andere wegen zou inslaan dan Erasmus of Boeijens.
Maar dit alles is ontoereikend om de vorst een luthers sterfbed toe te dichten. Toch waren en zijn er zulke geluiden. Eerder dit jaar schreef de heer F. van Holten over deze (vermeende? ) 'sterfbedbekering' in Protestants Nederland. Hij liet zien hoe de keizer na zijn troonsafstand op 25 oktober 1555 in Brussel, nu 445 jaar geleden, zich terugtrok uit de wereld in een Hieronomietenklooster van San Yuste in het zeer afgelegen Estremadura. Hij was ontgoocheld omdat de grote politieke problemen niet waren opgelost. Een der grootste was het herstellen van de rijkseenheid met één religie. De Hervorming had hij niet kunnen voorkomen of ongedaan maken. Na de Rijksdag van Worms had hij Luther kunnen laten oppakken en als ketter veroordelen; hij deed het niet.
Hoornbeeck en Comrie
Vanaf het voorjaar van 1557 tot zijn dood op 21 september 1558 woonde de ex-heerser in een rijk waar de zon nimmer onder ging, maar niet als een volstrekt eenzame heremiet in een kloostercel. Ruim honderd personen vergezelden hem en voor hem werd een luxe woning gebouwd. De keizer verwerkte hier zijn teleurstellingen, o.m. over het voortschrijden van de Reformatie. Het kon nog erger, want kort voor zijn dood moest de aartsbisschop van Sevilla aan Karel laten weten, dat er zowel in Sevilla als in de toenmalige hoofdstad Valladolid protestantse gemeenten waren aangetroffen. De bisschop was ook groot-inquisiteur en zijn boodschap 'trof Karel als een donderslag'.
Ketters in Duitsland en de Nederlanden, dat wist de vorst, maar zó dicht bij huis, in het hart van rooms Spanje, dat was haast teveel. Hij beval de regentes, zijn dochter Juana, om met de inquisitie de schuldigen op te sporen en genadeloos te straffen. Ook via zijn zoon Filips II eiste hij zeer streng ingrijpen jegens deze protestanten in Spanje. Toch zouden later theologen als de bekende Johannes Hoornbeeck en A. Comrie en ook Frederik Spanheim de geruchten vermelden dat Karel als protestant zou zijn gestorven. Hoe kwam dat? Van Holten wijst daarbij op de figuur van de dominicaner theoloog Bartolomé Carranza de Miranda, aartsbisschop van Toledo en prediker tijdens de eerste ketterverbranding in Valladolid in 1542. Hij was afgevaardigd naar het Concilie van Trente, bewerkte in Engeland het herstel van het rooms-katholicisme en de marteldood van Thomas Cranmer, boekverbrandingen van reformatorische geschriften en het opgraven en verbranden van het gebeente van hervormer Martin Bucer. Deze zogeheten 'zwarte monnik' roeide ook in Vlaanderen en Duitsland ketters uit. Koning Filips II benoemde hem tot primaat van heel Spanje. Welnu, deze ketterjager eerste klas kwam op 20 september 1558 aan in het klooster van San Yuste, één dag voor Karel V daar overleed.
Carranza wilde toegang tot de keizer, maar die weigerde hem dit eerst. Later trad Carranza ongevraagd binnen, hield de keizer op zijn sterfbed een kruisbeeld voor, sprak tot hem: 'Heer, het is reeds volbracht', bad voor hem Psalm 130 ('Uit de diepten') en vertrok. Alleen de biechtvader van Karel bleef bij de vorst op zijn uiterste. 's Nachts kwam Carranza terug, wilde met luider stem de keizer vertroosten, maar diens biechtvader verbood dat. Zijn hofprediker mocht hem wel zachtjes toespreken: Karel zou overlijden op de feestdag van de evangelist Mattheüs. 's Nachts om half drie stierf de keizer, met in zijn handen het kruisbeeld en een brandende kaars. Het laatste wat hij zei was de naam Jezus.
Lutherse sympathieën
Het vervolg is bijzonder: de felle ketterjager Carranza werd verdacht van lutherse ketterse sympathieën. Want hij had de stervende Karel voorgehouden : 'Het is reeds volbracht. Hier ziet u Hem die voor ons geleden heeft en die ons verlossen moet'. Dat klonk tamelijk reformatorisch en in elk geval heel anders dan dat wat de hofprediker zei over de voorspraak van St.- Mattheüs. In elk geval verzamelde de inquisitie materiaal over de door velen gehate en benijde Carranza. Die werd in 1559 gearresteerd, na veel getouwtrek naar Rome gebracht en jaren later door paus Gregorius XIII veroordeeld als ernstig verdacht van ketterij, omdat hij uit lutherse werken 'een slechte leer had gezogen'. Na 17 jaren gevangenschap stierf hij in 1576, nog voorzien van volledige absolutie door de paus.
Had hij in 1558 inderdaad de stervende keizer op reformatorische wijze met het volbrachte werk van Christus als de enige en afdoende Verlosser geconfronteerd en had Karel dit begrepen? Van Holten wijst erop, dat hier toch wel het verhaal van Karels sterfbedbekering vandaan komt en dat in de eeuwen daarna dit gegeven de bron was voor de geruchten.
Heinz Schilling
Na Hoornbeeck en Comrie zouden protestantse geleerden als Eduard Boehmer (Straatsburg), de Brit Benjamin Wiffen en de Spanjaard Luis de Usoz y Rios min of meer hetzelfde betogen op grond van déze schaarse gegevens. Dat deed ook de rooms-katholieke dr. Marcelino Menendez y Pelayo. Van Holten kan Hoornbeeck in diens 'Euthanasia, ofte Wel-sterven' niet bijvallen over een bekeerde Karel. Die toonde wel berouw of spijt tegen het eind van zijn leven, echter niet om zijn rooms leven en handelen, maar over het mislukken van zijn opdracht om de Hervorming van meet af aan de kop in te drukken. Toch doemden ook dit jaar de geruchten weer op. Zou de Duitse geleerde Heinz Schilling er in zijn bijdrage aan het prachtige en lijvige Mercatorboek 'Keizer Karel', getiteld 'De tijd van grote religieuze veranderingen', nieuw licht op laten vallen? Dat zullen we zien in een volgend artikel.
H. H. J. VAN AS, APELDOORN
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's