De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De heerlijkmaking (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heerlijkmaking (1)

11 minuten leestijd

De bedoeling van dit en een aantal andere artikelen zal zijn dat nadruk wordt gelegd op de heerlijkmaking van Gods Kerk. Dit leer- en geloofsstuk ligt vast in de heerlijkheid van de drieënige God. Ook de heerlijkmaking is Zijn werk. Soms wordt het wel eens opgevat als een apart stuk in het dogma van de kerk. Dat is onjuist. De heerlijkmaking is niet alleen betrokken op de eschatologie (de leer van de laatste dingen). Een nauwkeurige lezing van o.a. Romeinen 8 : 30 laat ons duidelijk zien dat de heerlijkmaking alles te maken heeft met de roeping, de rechtvaardigmaking en de heiligmaking. Men mag het hiervan zeker niet losmaken. En vooral niet losmaken van de heiligmaking!
In de prediking komt helaas de heerlijkmaking maar weinig aan bod. Dat heeft als oorzaak dat er in het algemeen weinig aandacht wordt besteed aan de heiligmaking. Alle nadruk wordt meestal gelegd op de rechtvaardigmaking in de bediening van het Woord. Hoezeer dat ook terecht is, toch mogen wij de heiligmaking en daarmee de heerlijkmaking niet vergeten. Wanneer de heiligmaking een ondergeschoven kind wordt in de prediking weet dadelijk niemand meer hoe men Gode welgevallig dient te leven, maar weet ook niemand meer wat de heerlijkmaking nú èn ìn de toekomst zal inhouden. Om deze reden is het van belang het gehele klokkenspel van het dogma in de prediking te laten horen. Hiermee bedoel ik te zeggen, dat de teksten die handelen over de heiligmaking en de heerlijkmaking ook van tijd tot tijd de aandacht krijgen. Daardoor worden wij bewaard voor eenzijdigheden en komt de rijkdom van de gehele Schrift en daarmee van het gehele geloof aan de orde.
In het bovenstaande werd opgemerkt dat de heerlijkmaking betrekking heeft op de heiligmaking. Aangezien ik hierover in ons blad al eens iets heb geschreven, beperk ik mij nu grotendeels tot de heerlijkmaking met betrekking tot de eschatologie. Wie overigens hierover nog eens iets wil lezen verwijs ik naar het mooie boekje van de hand van ds. W. L. Tukker dat handelt over 'De orde van het heil'. Op een wel zeer mooie wijze schrijft hij in het opstel over de heerlijkmaking, hoe deze nauw verbonden is met de heiligmaking in dit leven.

Met vreugde verwachten
Calvijn schrijft in de 'Institutie': 'Maar laat ons dit voor vastgesteld houden, dat niemand goede vorderingen gemaakt heeft in de leerschool van Christus, dan hij, die de dag van zijn dood en die van de laatste opstanding met vreugde verwacht'. Volgens de reformator uit Genève moet de christen niet alleen wensen dat de Heere spoedig zal wederkomen, maar zal er een hijgend en zuchtend verlangen daarnaar bij de christen dienen te zijn. De komst van de Heere is een allergelukkigste zaak. Immers de dag van 's Heeren komst zal voor de gelovige betekenen dat hij zal worden opgenomen in de rust van Gods Koninkrijk. De Heere zal alle tranen van de ogen afwissen. Hij zal Zijn kind bekleden met het kleed der gerechtigheid. De overdenking daarvan is voor de gelovige een zoete aangelegenheid. Nu komen wij ons de vraag stellen, hoe Calvijn dan het tegenwoordige leven ziet. Heeft dit leven in het hier en nu voor hem dan heel weinig waarde? Mag er door de christen dan niet genoten worden van wat de Heere aan goede gaven heeft? Wie Calvijn enigszins uit zijn geschriften heeft leren kennen, zal het duidelijk zijn dat hij dit leven bepaald niet heeft ondergewaardeerd. Toch is dit leven niet voor hem het één en al. Hij vergelijkt dit leven met een reis. Hiervan zegt hij: 'Het tegenwoordige leven is voor de Zijnen een zekere reis, waardoor zij trekken naar het hemels Koninkrijk'. Dit leven is dus voor hem niet het één en al. De pinnen moeten daarin niet te vast gezet worden. Een christen is op reis. Die reis brengt hem steeds dichter bij het heerlijke doel nl. de eeuwige gelukzaligheid. Dat reismotief wat Calvijn noemt en wat volledig in overeenstemming met de Schrift is dienen wij goed ter harte te nemen. Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. Het Koninkrijk Gods met de eeuwige gelukzaligheid wordt niet hier op aarde gerealiseerd òf gevonden. Ik bedoel: het wordt niet door onze krachtsinspanningen verkregen. Het daalt van God uit de hemel neer. Hij geeft en brengt dat Koninkrijk en daarmee de eeuwige gelukzaligheid voor de Zijnen. Naar wat de Heere brengt èn gééft zijn de Zijnen op reis. Daarnaar hijgen zij, daarnaar verlangen zij. In die zin mag ook de dood en de dag der opstanding worden verwacht. Zelfs met vreugde – zoals Calvijn zegt – worden verwacht. De dag van de dood met vreugde verwachten is echter wel een zaak die op de leerschool van Christus geleerd moet worden. Want onze liefde tot deze wereld is zó beestachtig groot dat wij doorgaans helemaal niet met vreugde naar de dag van onze dood uitzien of daarop zitten te wachten. Of men moet een levensverachter zjn, maar dat zijn gelukkig de meesten van ons niet. Maar ook al is men geen levensverachter: met vreugde de dood verwachten dat doet niemand. Immers als wij aan die dag denken, vervult ons huiver en angst. De dood is een geweldige vijand in ons aller leven. En hoe kunnen wij een vijand met vreugde tegemoet zien? Dat kan nu alleen als wij door genade hebben geleerd, dat de dood is overwonnen. Ja, wanneer wij op de leerschool van Christus hebben leren zeggen: 'Ik zal mijn hand op Jezus leggen, amen op Zijn offer zeggen'. Met vreugde daarom de dood tegemoet zien houdt in, dat wij ons geheel en al op Christus, de Levensvorst, verlaten tengevolge waarvan een onuitsprekelijk verlangen onze ziel vervult om dáár te zijn wáár Hij is. Dan is de dag van het heengaan ook een vreugdevolle dag of zoals iemand eens heeft gezegd: de dag van mijn heengaan zal mijn beste dag zijn. Doch dit zei hij wel in het geloof en omdat hij heel goed wist dat dit leven een reis was. Men mag ook zeggen: een doorgangshuis naar het eeuwige leven.

De goederen
Dit leven is voor Gods kinderen een reis naar de eeuwige gelukzaligheid. Toch kom ik in dit verband niet van de vraag los of dit leven dan toch wel enige waarde heeft. Mogen wij om maar wat te noemen gebruik maken van de goederen van deze aarde? Heeft al ons ploeteren en zwoegen in dit leven dan wel enige zin? Is het verkeerd wanneer een man zielsveel van zijn vrouw houdt en omgekeerd? Is het onjuist, wanneer wij blij zijn met onze kinderen? En zo zou er nog veel meer te noemen zijn o.a. ook ons bezig-zijn in de kerk, in de maatschappij, in de politiek etc. Als wij de Schrift opslaan zal het ons duidelijk zijn dat dit alles niet verkeerd is. Wanneer wij zeggen – en dat terecht – dat Christus het op alle terreinen van het leven te zeggen heeft, dan mogen en moeten wij ons inspannen. Dan mogen wij en moeten wij ook van de goederen van deze aarde gebruik maken. Bij dit laatste heeft Calvijn echter wel een restrictie (beperking) aangegeven. Naar zijn zeggen is het heel goed om de goederen van deze aarde te gebruiken, doch het gebruik maken daarvan heeft wel een doel. Het doel is dat zij ons op onze reis door dit leven helpen. Heel fijntjes merkt hij dan op: en niet vertragen. Zij mogen dus de reis naar het beoogde doel niet ophouden of tegenhouden. Calvijn wil ons daarmee voorhouden, dat de goederen met mate en in soberheid door ons gebruikt zullen worden terwijl wij daarbij op het oog zullen houden òf die goederen ook in dienst staan van het doel waarnaar wij hijgen en zuchten. Matigheid en soberheid worden dus aangeprezen. Het zijn trouwens vruchten van de Geest. Het houdt intussen niet in dat wij elkaar hierin wetten opleggen. Sofistische haarkloverij zij hierin verre van ons. Want door vastgestelde wettelijke bepalingen is de mogelijkheid niet uitgesloten dat de gewetens daardoor gebonden worden en tengevolge daarvan de christelijke vrijheid in het geding is. Wat dat betreft moeten wij maar altijd leerlingen van de Schrift zijn en blijven. Gods Woord geeft ons algemene regels voor een toegestaan en wettig gebruik van de goederen. Het gaat er maar om dat wij bij het gebruik daarvan het doel van de reis in het oog houden.
Een goed – in overeenstemming met de Schrift – gebruik maken van de goederen en gaven is geoorloofd. Daarom mag daarop ook niet met verachting worden neergezien. Wie dit wel doet is niet alleen dopers, doch onteert daarmee de Schepper. Immers de Schepper heeft de goederen geschapen tot ons welzijn, niet tot ons verderf Het voedsel is ons maar niet alleen gegeven, opdat wij daardoor nieuwe krachten zouden opdoen, maar de Heere heeft ons ook het voedsel gegeven om ervan te genieten en er blij mee te zijn. Iets dergelijks geldt ook van de kleding. Het zal juist zijn als iemand zegt dat de kleding noodzakelijk is. Noodzakelijk vanwege onze diepe val. Niettemin is daarvan ook de bedoeling dat er enige sierlijkheid en eerbaarheid van uitgaat. Wanneer wij in Genesis 3 : 21 lezen: 'En de Heere God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan', dan is het toch moeilijk in te denken dat dit zomaar wat 'vodden' zijn geweest. De Heere bemint de schoonheid, de sierlijkheid. Hij is een God van orde, ook daarin dat Hij de mens ordelijke en sierlijke kleding heeft aangedaan. Daarom is het niet juist als men aan de kleding geen aandacht besteedt alsof het er niet toe zou doen hoe men er bij loopt. Nogmaals: de Heere bemint de schoonheid, de sierlijkheid. En ook al is men matig en sober, zo wil dat nog niet inhouden dat men niet netjes gekleed zou behoeven te gaan.
De Heere heeft de gaven gegeven om te gebruiken en om ervan te genieten. De voorbeelden die ik heb gegeven zouden nog met tientallen uitgebreid kunnen worden. Ik doe dit niet, omdat het ons uit de enkele voorbeelden die gegeven zijn wel duidelijk zal zijn dat het gebruik en het genieten daarvan geoorloofd is, mits het doel waartoe zij dienen maar niet verloren gaat òf op de achtergrond verdwijnt.

Gebruikende als niet-gebruikende
Waartoe zijn alle dingen geschapen? Alle dingen zijn geschapen, opdat wij de Gever leren kennen en Zijn goedertierenheid jegens ons met dankzegging erkennen. Waren wij nog in de staat der rechtheid, zo zouden wij daarmee geen moeite hebben. Maar wij zijn niet meer in de staat der rechtheid. Wij zijn mensen die ons van de Heere hebben losgescheurd en nu alleen nog maar bezeten zijn van hebben, houden en halen. Ik citeer nogmaals Calvijn: 'Wij hebben een beestachtige liefde tot deze wereld.' Dat zegt hij dan niet zozeer van een natuurlijk mens, doch van een christen. Van een mens die door het geloof aan Christus is verbonden en op reis is naar de eeuwige gelukzaligheid. Ook van die mens geldt: 'ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde'. De christen zal daarom de lust van het vlees tegen moeten gaan en het vlees niet moeten verzorgen tot begeerlijkheden. Het parool 'Gij geheel anders' zal diep in zijn hart geprent moeten zijn. Dat is dringend nodig om het beoogde doel te blijven zien. De wereld moet daarom gebruikt worden als niet-gebruikende. Daardoor wordt uitgeroeid het opgaan in de goederen als het één en het àl. Maar ook wordt daardoor vermeden iedere zorg en gezindheid die zou kunnen afleiden of afhouden van de overdenking van het hemels leven. Wie in de goederen opgaat, zal bepaald geen ijver betonen in het verzorgen van zijn ziel. Bij dit alles dienen wij ook goed te bedenken, dat de goederen ons in bewaring zijn gegeven om eens daarvan rekenschap af te leggen. Wij dienen de goederen te beheren met het doel voor ogen èn alsof wij de Heere steeds horen zeggen: eef rekenschap van uw rentmeesterschap (Lukas 16 : 2). Een vraag voor ons of wij met alles wat wij doen, beheren en gebruiken het doel voor ogen hebben. Is er in dit alles de overdenking van het eeuwige leven en van de gelukzalige opstanding? Over dit laatste een volgend keer meer.
(wordt vervolgd)

G. S. A. de Knegt, P.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De heerlijkmaking (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's