De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

9 minuten leestijd

Zomaar een diakonie
Jaren geleden bevatte het blad Woord en Dienst een rubriek 'Zomaar een gemeente' waarin een indruk gegeven werd van het wel en wee van een hervormde gemeente, een gewone gemeente in den lande. Het kopje boven dit artikeltje is een variant daarop. En dat naar aanleiding van een bijdrage in het blad Diakonia van februari 1988 waarin Ronald Sprey in gesprek is met enkele diakenen uit Veenendaal over het diakonale werk in deze gemeente. Ter sprake komen onder meer, hoe men de gemeenteleden meer bij het diakonale werk zou kunnen betrekken, en hoe men naast het binnenkerkelijk, sterk op de eigen gemeente gerichte diakonaat ook meer maatschappelijk gerichte activiteiten in het vizier kan krijgen. In dit verband komt het 'Keerpunt' ter sprake.

'Een van de (weinige) punten van contact met andere kerken in Veenendaal wordt gevormd door 't Keerpunt. Jan Rijken, die als diaken nauw bij 't Keerpunt betrokken is, vertelt hierover: "Het is een werkgroep die ontstaan is uit het gemeenteleven en zich bezighoudt met de hulpverlening aan drugs- en alcoholverslaafden. De werkgroep wordt inmiddels gesteund door de diakonie, die het werk financieel en moreel steunt en een pand beschikbaar heeft gesteld voor spreekuren, vergaderingen en een "Open Huis". Voorlichting over de gevolgen van alcohol- en drugsgebruik is een belangrijk aspect van het werk. Ook heeft 't Keerpunt een telefoondienst opgezet".
Van deze telefoondienst, die 24 uur bereikbaar is, wordt door veel mensen in acute crisissituaties gebruik gemaakt. Allerlei problemen die zich daarbij voordoen worden in een 'hulpverlenersbespreking' doorgesproken. Drie gemeenteleden, die op dit gebied deskundig zijn (onder wie een huisarts en een maatschappelijk werker) treden hierbij als adviseurs op.
Daarnaast is er een aantal gastgezinnen. Deze gezinnen hebben zich bereid verklaard om mensen in nood, voor maximaal enkele weken, in hun gezin op te nemen. De Centrale voor Pleeggezinnen doet ook dikwijls een beroep op deze gastgezinnen.
Zo is 't Keerpunt een diakonaal project dat vanuit de gemeente gestart is en in de loop van de tijd door de diakonie ondersteund en overgenomen is. In tegenstelling tot de meeste andere diakonale activiteiten van de hervormde gemeente in Veenendaal wordt in 't Keerpunt wel samengewerkt met andere kerken en richt men zich duidelijk ook op groepen buiten de (eigen) kerk.'

Er is in de wijk-West een beleidsplan opgesteld, waarbij men meer planmatig te werk wil gaan en vooral ook wil letten op de vraag: welke doelen streven we na? op welke basis zijn we bezig? Dat lijken me belangrijke zaken. Tezeer wordt vaak gehandeld van moment tot moment, al naar gelang er iets aan de orde komt. Planmatig werken betekent je rekenschap geven van de doeleinden, de motieven, de horizont van je werk. En in dit alles heeft de gemeente een grote plaats. Terecht wordt gezegd: diakenen zijn niet maar uitvoerders, maar vooral gangmakers.

Het christelijk onderwijs in Indonesië
In Schoolschrift van februari 1988 had Henk Stel een gesprek met drs. H. J. Pooree, voorzitter van de Nationale Raad van Christelijke Scholen in Indonesië over de situatie van het protestants-christelijk onderwijs in dat land. Deze wees er op dat de christelijke scholen in de islamitische omgeving in Indonesië voor een bijzondere uitdaging staan. De christelijke motivatie moet blijken uit de identiteit, het lesgeven en het peil van het onderwijs. Ook de spreiding komt ter sprake. Henk Stel stelt de vraag:

'Als er dan toch al scholen zijn in die gebieden, waarom wilt u dan nog meer van die "schoolgeldscholen" stichten in een land waar meer dan een kwart van de bevolking onder de armoedegrens leeft?
"Als wij christenen het niet doen, doen de katholieken of de Islamieten het wel. U moet niet vergeten dat de situatie in Indonesië heel anders is dan in Nederland. In beide landen heeft het christelijk onderwijs het niet gemakkelijk. In Nederland komt dat onder meer omdat steeds meer christenen de kerk verlaten. In Indonesië worden de kerken steeds voller. Echter, de ouders in de arme gebieden kunnen onmogelijk het christelijk onderwijs betalen. Daarom willen wij de solidariteit van de verschillende stichtingen onderling bevorderen. Het moet mogelijk zijn om de geloofsgenoten uit de rijkere gebieden zo ver te krijgen dat 25% van het schoolgeld wordt afgestaan aan de armeren. Wij voelen de verplichting om de kinderen van buiten de grote steden óók de gelegenheid te geven goed onderwijs te volgen! Het is de kunst om arme leerlingen uit afgelegen streken dezelfde kansen te geven als kinderen van rijke ouders uit de grote steden. Met die voorstellen zijn wij ook naar Nederland gekomen. Ons streven is een evenwichtige spreiding van het christelijk onderwijs. Er moeten dus ook scholen komen in afgelegen gebieden. Hierbij gaat het op het ogenblik in eerste instantie om lager onderwijs, hoewel we het vervolgonderwijs in de streekcentra niet zullen vergeten. Wij willen een verhoging van de kwaliteit. Dat heeft als direct gevolg een grotere behoefte aan goede leerkrachten, leermiddelen en faciliteiten.

Veel aandacht dient ook besteed te worden aan de pedagogische academies en aan de bijscholing van bijvoorbeeld vakleerkrachten. Hier vragen wij de midelen voor."'

Zo wil men wervend bezig zijn om ook in die gebieden waar buiten regeringsscholen overwegend islamitische scholen te vinden zijn, ouders de mogelijkheden te bieden voor christelijk onderwijs; opdat ook in die streken de kinderen via dit onderwijs in contact komen met het Evangelie.

Gerechtigheid, vrede en de bewaring van het milieu
In het blad In de Waagschaal van 13 februari gaat dr. G. G. de Kruijf in op de vraag wat een echt kerkelijke bijdrage kan zijn op het appèl van Von Weizsäcker e.a. ten aanzien van de roeping van de mens met betrekking tot de vragen van gerechtigheid, vrede en het behoud van de schepping. De kerken wereldwijd worden geroepen in dit proces mee te denken. Vanuit de Wereldraad is een route uitgestippeld die moet leiden tot gemeenschappelijk getuigenis van de kerken. De Kruijf wijst er in zijn artikel op, dat er gezien het tij van de oecumenische beweging reden is om het voorgestelde proces met enige nuchterheid en zelfs twijfel te bezien. Zal het lukken hiervoor brede belangstelling te krijgen in de plaatselijke gemeenten? Anderzijds wil hij, terecht naar mijn mening, niets afdoen van het gewicht van de zaak: we zijn immers geplaatst in Gods wereld als Zijn rentmeesters. Hoe gaan we om met hetgeen de Heere God ons toevertrouwt? Het zou jammer zijn als de gereformeerde gezindte in dit geheel niet zou meedenken. De vragen met betrekking tot Gods schepping raken ook ons! De vraag is wel: wat is nu het eigen geluid van de kerk? De Kruijf wijst er op dat bij alle belangrijke dingen, die Von Weizsäcker ons voorhoudt, zijn argumentatie meer wordt ingegeven door het gezamenlijk eigenbelang van de mensheid dan door een belijdend spreken. Nu betekent dat natuurlijk niet, dat we niet grondig naar hem zouden moeten luisteren. Juist in een zakelijk, niet-kerkelijk betoog kunnen dingen aan de orde gesteld worden die voor elk mens van gewicht zijn. En we staan nu eenmaal met al onze tijdgenoten in deze wereld, die bedreigd wordt door vervuiling, wanbeheer, een ongebreidelde technologische ontwikkeling. Maar wel blijft de vraag: wat zeggen we vanuit de kerk, die wil luisteren naar Gods getuigenis? Zodat het een eigen bijdrage is, een geloofsgetuigenis? De Kruijf noemt dan de volgende dingen:

'Het is bepaald niet mijn bedoeling om het betoog van Von Weizsäcker af te doen. Integendeel, we moeten ons er in vastbijten tot we gezegend worden. Want zijn boek maakt het probleem heel duidelijk. Het blijkt opnieuw moeilijk om vanuit het proprium van de kerk te spreken over maatschappelijke kwesties. Omdat de kerk zich er nu al zo lang toe uitgedaagd weet, moeten we ons er in dit conciliaire proces met grote vasthoudendheid aan wagen. Ik wil een indruk geven van wat mij voor ogen staat als christelijk getuigenis. Ik kies twee uitgangspunten die verschillen van Von Weizsäcker. In de eerste plaats: de gemeente bidt niet om overleving van de mensheid, maar om de komst van Gods Koninkrijk. Het Koninkrijk Gods is geen ethisch principe maar verwachting van een inbreuk op onze wereld. En in de tweede plaats: de gemeente kan geen getuigenis geven dat afziet van het appèl om in de Vader van Jezus Christus te geloven. Het kan niet gaan om morele implicaties van het geloof, die los van het geloof worden aangeprezen. Het moet erom gaan tot welke inzet en houding nu juist het geloof opwekt. De kerk heeft geen boodschap afgezien van haar verkondiging.
Niet de overleving of ondergang van de wereld, maar Gods Koninkrijk is de toekomst der wereld. Het gericht van Jezus Christus is komende. Hij is onze hoop, want Hij is er niet op uit ons te verwerpen, maar ons te behouden. In zijn liefde tot in de kruisdood heeft Hij zelf de verwerping gedragen en de verzoening gebracht. Vrees niet de ondergang van de wereld door een catastrofe die de mensheid over zich heenbrengt. Wij zijn niet bij machte om Gods schepping te vernietigen. God is trouw aan wat Hij schiep. Het laatste woord is niet aan ons maar aan Jezus Christus. Geloof in Hem. Leef u niet uit in deze wereld, leef u in in zijn toekomst.'

De schrijver zegt verder behartigenswaardige dingen over sociale gerechtigheid, zorg voor het milieu, de inzet voor de vrede. 'Het behoud van de schepping' klinkt hem te pretentieus in de oren. Alleen God kan zijn schepping behouden. Waarom niet bescheidener: zorg en bewaring van het milieu? De kerk zal, zegt De Kruijf, vooral belijdend moeten spreken en niet direct af moeten vliegen op concrete keuzes, die als wetten de mensen voorgehouden worden. Als het bezinningsproces ons voert tot een nieuwe concentratie op het hart van het kerkelijk spreken, gaat de kerk staan in de kern van de zaak, geeft ze een motief tot wending. Er blijft dan ruimte voor verschil van inzicht inzake de maatschappelijke taktiek, maar de richting is dan niet onduidelijk. Zo blijft kerkelijk spreken gevrijwaard voor wettisch activisme.

A. N., Ede

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's