De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een onhoudbare stelling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een onhoudbare stelling

'Israëlisme' en antisemitisme

10 minuten leestijd

Enkele weken geleden werd in Nijkerk een conferentie gehouden, georganiseerd door de Stichting Christenen voor Israël en het Bezinningscomité Israël uit de kring van de Gereformeerde Bond. Telkens weer gaat het op conferenties als deze ook om de vraag of de kerk in de plaats van Israël is gekomen of dat Israël nog steeds een eigen plaats heeft in Gods handelen. In de bezinning van het genoemde bezinningscomité is de gedachte dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen, onhoudbaar. In het boekje 'Zicht op Israël' is één en ander, op grond van nauwgezette lezing van met name de hoofdstukken Romeinen 9-11, verantwoord. Eerlijke lezing van de Schrift maakt duidelijk dat er nog steeds beloften voor Israël zijn al is de concrete duiding daarvan moeilijk. Immers, wat de Heere in de schoot van de toekomst heeft gelegd is voor ons vaak een verborgenheid, een verborgenheid die echter op Gods tijd geopenbaard zal worden.

Nu is het zo dat de gedachte dat de kerk in de plaats van Israël gekomen is, dus dat de kerk het geestelijk Israël is, de eeuwen door wél vaak gemeengoed geweest is binnen de kerken. Hoewel, wanneer men de bijbelcommentaar van Calvijn er op na slaat, bemerkt men toch dat Calvijn — Schriftgetrouw theoloog als hij is — de beloften voor Israël in de Schrift laat staan, daar namelijk waar nadrukkelijk over Israël als volk gesproken wordt. Én verder hebben verschillende vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie uitdrukkelijk zicht op Israël gehad. Of men hun visie nu altijd chiliastisch moet noemen is de vraag. Ze hebben in ieder geval uit de Schrift ontdekt dat Gods bemoeienis met Israël geen einde nam met hun verwerping van de Messias. Ze hebben geloofd in de bekering van Israël en hebben derhalve Israël niet uitgesloten uit Gods heilshandelen.

Nu kan men zeggen dat het uiteraard zo is dat bekering van Israël hen insluit bij de christelijke gemeente. Maar zo simpel ligt dat niet. Want in de Romeinenbrief wordt ook gesproken over het feit dat Israël de wortel is en wij — de christelijke gemeente — de takken, die ingeënt zijn op de wortel. Israël is toch de oudste broeder, heeft de oudste rechten. Zo staat het toch duidelijk te lezen in de genoemde hoofdstukken van de Romeinenbrief.

Een stelling

Nu is op genoemde conferentie een stelling geponeerd, waarvan ik — ondanks het bovenstaande — zou willen zeggen dat die onhoudbaar is. Drs. L. P. Dorenbos, directeur van de Evangelische Omroep, hoewel sprekend op persoonlijke titel, formuleerde namelijk die stelling als volgt: 'de kerk als geestelijk Israël zien, met verwerping van de beloften voor Israël, is een ernstige vorm van antisemitisme'. Deze stelling heeft nogal wat reacties opgeroepen, niet in het minst in de kring van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Dat ligt voor de hand. In deze kerken legt men sterke nadruk op het Schrift getrouw zijn. Bijbelse exegese staat daar hoog genoteerd en de publicaties dienaangaande, in hun kerkelijke bladen en in hun boeken, mogen er ook zijn. Maar op het punt van Israël wordt binnen deze kerken toch duidelijk voor de vervangingsgedachte gekozen.

Over deze problematiek nu heeft drs. J. A. van Delden, directeur van de Evangelische Hogeschool, een boekje geschreven onder de titel 'Israël is Gods volk', uiteraard ook op persoonlijke verantwoordelijkheid. Hoewel deze titel suggereert dat Van Delden het volk Israël bedoelt, bedoelt hij in feite toch ook, zij het wat genuanceerd, dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Verder spreekt hij — ietwat denigrerend, dat wel — over het israëlisme, dat wil zeggen de nieuwe Israël-visie bij hen, die in hun ernstig nemen van de beloften in de Schrift voor Israël, met de vervangingsgedachte geen raad meer weten, zonder overigens te komen tot een tweewegenleer enerzijds of een overtrokken chiliastische visie anderzijds, waarbij alles wat de toekomst betreft 'in kaart' wordt gebracht.

Hoewel ik zou willen proberen te bemiddelen tussen de stelling van de heer Dorenbos en de visie van de heer Van Delden, lukt me dat toch moeilijk. Hoezeer ik namelijk ook de visie van de heer Van Delden wil tegenspreken, omdat ik deze niet in overeenstemming kan zien met het totaalgetuigenis van de Schrift, heb ik toch tegen de wijze van doen, zoals Dorenbos die in zijn stelling toepast, grondiger bezwaar. Over Van Deldens visie valt, voor het forum van de Schriften, te spreken. Dat was ook de reden dat Van Delden op genoemde conferentie als referent was uitgenodigd. Persoonlijk zeg ik dat het jammer, ik moet zelfs zeggen onbegrijpelijk is dat vanuit vrijgemaakte hoek zo sterk de vervangingsgedachte wordt benadrukt, terwijl men enerzijds zo eerlijk vanuit de Schrift wil theologiseren en men anderzijds bovendien ook altijd zo sterk vanuit het verbond denkt. Is Israël dan opeens weg uit Gods verbond, terwijl de Schrift spreekt over de beminden om der vaderen wil? Zo zien we maar weer dat niemand waardevrij aan Schriftonderzoek doet. We hebben allemaal onze vaderen. In vrijgemaakt gereformeerde kring is altijd minder aandacht voor bijvoorbeeld de Nadere Reformatie geweest dan in andere delen van de Gereformeerde Gezindte. Dat zal ongetwijfeld ook meespelen als het over zicht op Israël gaat. Maar laten we daar alstublieft zindelijk en vooral broederlijk rondom de Schrift over spreken met elkaar en niet in een houding van fanatisme, alsof het opeens om zaken gaat waarmee onze zaligheid staat of valt. Die staat of valt immers met het geloof in Jezus als de Messias.

Onjuiste methode

De methode nu, die drs. Dorenbos toepast, is echter van dien aard dat een zinvolle discussie wordt geblokkeerd. Dat wil ik graag in het hiervolgende toelichten. Wanneer namelijk een discussie wordt geblokkeerd zijn we ook niet meer met elkaar in staat om bij het licht der Schriften verder te komen.

Het is nog niet zó lang geleden dat in een deel van de Gereformeerde Gezindte een nieuwe visie op Israël is ontstaan. Zó nieuw was die visie nu ook weer niet, want in de geschiedenis van de Gereformeerde Gezindte was deze visie al eerder aanwezig, zoals met name bij de Oude Schrijvers. En bovendien heeft de Schrift zelf het materiaal in huis om deze visie te staven. Maar de situatie rondom de joden in de Tweede Wereldoorlog en de terugkeer uit de verstrooiing in 1948, toen het volk het land weer terug kreeg, heeft ongetwijfeld tot een hernieuwde bezinning bijgedragen. Maar dan gaat het toch niet aan om diegenen 'die nog zo ver niet zijn' — en ik besef dat ook déze uitdrukking al diskwalificerend overkomt — van antisemitisme te beschuldigen. We beschuldigen dan namelijk ook onszelf. Het is lichtelijk pretentieus om diegenen die vandaag nog op het zelfde standpunt staan als 'wij' vroeger stonden opeens van antisemitisme te beschuldigen. Ik wil de laatste zijn om te zeggen dat drs. Dorenbos zijn stelling zó heeft bedoeld, maar zodra één en ander publiek wordt gezegd moet men zich wel realiseren hoe het overkomt.

In de tweede plaats is het zo dat wanneer men een ander beschuldigt men eerst de vinger naar zichzelf heeft te keren. Ik herinner me nog levendig dat dr. S. Gerssen, toen hij als secretaris van de Raad voor de Verhouding van Kerk en Israël een keer voor de hervormde synode stond om een rapport over Kerk en Israël toe te lichten, inging op een opmerking van de Raad voor de Zaken van Overheid en Samenleving. Daar had men gezegd: 'elke vorm van antisemitisme is ons vreemd'. Gerssen zei toen: 'als men dit zegt kent men z'n eigen hart niet'. Dat was een ontdekkende opmerking.

De opmerking, die drs. Dorenbos in zijn stelling maakt over antisemitisme, is in hoge mate van toepassing op ons allen. Het antisemitisme zit in ons aller hart. En als we enigszins gevoelen wat er in de afgelopen periode, met name in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, dan zullen we beamen dat antisemitisme een zaak is van de volkeren, niet in het minst van de Westeuropese volkeren tegen Israël.

Zelfonderzoek

We staan tegenover Israël voor de noodzaak van zelfonderzoek. Daarbij behoeven we geen minderwaardigheidscomplex te hebben. Want we hebben toch de totale Schrift, het Oude Testament en het Nieuwe Testament. En het Nieuwe Testament spreekt ons immers van Christus als de Zoon van God, die ook én van Israels zonen is en ook Israels Messias.

Maar mag het dan ook nog een keer zo zijn dat de situatie in de Tweede Wereldoorlog met de gruwelijke holocaust ons allen dwingt tot de vraag of we de Schrift op het punt van Israël wel juist hebben verstaan? Want hoe men het ook wendt of keert, de daden tegen Israël in de geschiedenis kwamen wel vanuit het christelijke westen, zowel in de tijd van de kruistochten als in de periode van Hitler. De enige juiste houding is die van de zelfkritiek, niet die van beschuldiging van elkaar. We maken allen deel uit van een cultuur. En naar mijn diep­ste overtuiging is er sprake van een cultuurcrisis, waar de verschrikkingen in de Tweede Wereldoorlog niet buiten staan maar deel van uit maken. Die crisis raakt ons allen.

Onhoudbaar

Ik noem dan ook de stelling van drs. Dorenbos onhoudbaar en zelfs ontoelaatbaar. Men zou ook best de stelling kunnen poneren dat filosemitisme — dat wil zeggen een overtrokken Israëlliefde — een ernstige vorm van antisemitisme is. Hoe vaak is het immers niet voorgekomen dat liefde (voor Israël) omsloeg in haat. Welnu, omdat dit verschijnsel zich vóórdeed in de geschiedenis en vandaag ook reëel aanwezig is mag men toch ook zo'n stelling niet poneren? Is het zo ook niet met de vervangingsgedachte, met de gedachte dat de kerk in de plaats van Israël gekomen is? Natuurlijk, het is waar, vanuit kringen waar zo gedacht is, zijn antisemitische uitingen voortgekomen. Maar ze waren toch niet algemeen, voorzover het antisemitisme tenminste niet een diep ingewortelde houding is onder de volkeren buiten Israël! Onder hen, die de vervangingsgedachte aanhingen en aanhangen waren en zijn ook vaak de trouwste vrienden van Israël geweest. De houding in de Tweede Wereldoorlog tegenover de joden is daarvoor tekenend. En is vandaag, bij alle sympathie en begrip in de wereld voor de Palestijnen, die een nieuwe golf van antisemitisme in de wereld wakker maakt, de solidariteit met Israël niet juist vaak ook sterk daar aanwezig, waar men toch de vervangingsgedachte hanteert?

Geen etiketteringen

We moeten maar niet te snel zijn met etikettenplakkerij, of dat nu geschiedt met woorden als 'israëlisme' of 'antisemitisme'. Het bestempelen van mensen in het algemeen al op grond van een bepaalde visie kan uitermate vertekenend werken. Het geldt zeker in de moeilijke Israëlproblematiek. Laten we elkaar liever vasthouden en elkaar voor het forum van de Schriften bevragen dan dat we elkaar etiketten opplakken. Anders frustreren we samenwerkingen en gesprekken. Dan wordt ook de bezinning op Israël niet echt gediend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een onhoudbare stelling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's