Een ethisch kerkbegrip (3)
Belijdenis
Evenwel - omdat een zuivere kerk te stichten onmogelijk bleek, kwam men er vanzelf toe om een andere verenigingsband naar voren te schuiven: de instemming met een belijdenis. Maar ook dat accoord bedriegt. Want wat voor waarde is de ondertekening van een belijdenis? De een doet het in goed vertrouwen op een voorganger, de ander doet het met allerlei voorbehoud in het hart. Is iemand een christen door verstandelijke begrippen te hebben of door waarheden toe te stemmen? Wat iemand tot een christen maakt, dat is Christus ingeplant en daardoor wedergeboren te zijn. Niet het hebben van zuivere begrippen alleen. De tegenwerping dat er toch grote waarde is gelegen in het hebben van een belijdenis, bestrijdt Roozemeyer met het betoog, dat de belijdenis een actueel belijden moet zijn met het hart. Een belijdenisgeschrift zonder meer heeft geen waarde. Zeker - het was oorspronkelijk een verweerschrift, maar later heeft men er instrumenten van gemaakt tot uitdrijving van dezulken, die met deze beschrijvingen van het geloof niet instemden. Roozemeyer erkent de bijzondere betekenis van deze belijdenisgeschriften; wij vinden er maatstaven in voor onze geloofsbeleving. Maar naar de vorm is er verschil. De tijd van nu is anders dan toen. Wij hebben te maken met andere aanvallen dan onze vaderen, andere vijanden. Derhalve moet het onderscheid maken in de uitdrukking der christelijke waarheid of men staat tegen een heersende tijdgeest, die de vrije wil overschat of die de noodlotsleer huldigt; of meer vooral vormendienst of voornamelijk losbandigheid moet bestrijden. Elke tijd, zal het wèl zijn, moet zijn eigen belijdenis hebben en hééft die dan ook in woord en geschrift van hen, die het leven der gemeente vertolken, ook waar geen kerkvergadering aan zulk een belijdenis een uiterlijk stempel verleent. Roozemeyer staaft wel de waarde van onze klassieke belijdenisgeschriften, maar houdt toch staande, dat onze vaderen nooit in de waan hebben verkeerd het woord voor alle eeuwen gesproken te hebben. De eigenschap van voor alle eeuwen te gelden, komt alleen aan het Woord Gods toe. De vertolkingen daarvan zijn tijdelijk van aard. Roozemeyer mag en wil geen belijdenisdwang, het doet volgens hem tekort aan de vrijheid van de geest, die werkt in de gemeente.
Hersenschim
Wie een kerk van louter gelovigen wil vormen, jaagt een hersenschim na; wie van de kerk een vereniging maken wil van mensen, die allen eenzelfde leer willen belijden, kan verkrijgen wat hij zoekt, maar ten koste van waarheid en oprechtheid, ten koste bovenal van de onbelemmerde werking des Geestes Gods. De kerk, zoals die door de leiding Gods, na het ophouden der vervolgingen is geworden, is de gechristianiseerde wereld, voor zover die door de werkingen van Gods Geest, welke zich in haar openbaren, tot een organisme gevormd is, dat de bedoeling heeft, geestelijk leven te bevorderen. Elke kerkvorm is daartoe bruikbaar, zo er maar plaatsruimte is voor de arbeid van de Geest om zielen tot Christus te voeren.
Verschil
Roozemeyer bespreekt dan verder het verschil tussen de vrije kerk en de volkskerk. Zeer ter zake ziet hij in de vrije kerk het streven om de zuiverheid en de achtbaarheid der leden op de voorgrond te stellen. Dat is haar natuurlijke overhelling om secte te zijn. Een volkskerk is aanwezig, daar waar een aanzienlijk deel van het volk tot een bepaald kerkgenootschap behoort, maar ook het bestaan en de inrichting daarvan met het volksbestaan is samengegroeid. Bij de volkskerk is de voorname roeping gelegen in het bearbeiden der massa. Daar ligt in opgesloten, dat zij wel ruimte moet laten aan allerlei geestestromingen, daar zij door afwijzen en afstoten, wel zichzelf zuiveren, maar aan invloed op de menigte verliezen zou. Uiteraard kleven hier grote gevaren aan zulk een standpunt voor het kader van zulk een kerk, de ambtsdragers en voor de invloed van die kerk op de massa. Nu kan alles onder de macht van het ongeloof komen, maar evenzeer onder de werking des Geestes. Maar al die bezwaren worden aanvaard in het geloof dat de waarheid machtig genoeg is zichzelf te beschermen en... dat geestelijke dwalingen alleen op geestelijke weg kunnen worden overwonnen.
Volkskerk
Een volkskerk is nooit een zuivere kerk. De volkskerk wil allen omvatten, om allen onder het Evangelie van Christus te brengen. De zuivere kerk probeert een groep van gelovigen te vormen, afgezonderd van de bedorven grote massa. In een volkskerk zoeke men dus nooit verwezenlijking van de beginselen der vrije kerk. Dat kan op de duur tot afsnijding leiden. Velen, die niet weten wat een volkskerk is, komt dit als een schromelijk onrecht voor. Is het goed, wanneer kerkbesturen ongestraft dwaalleer toelaten, maar dat, zodra men de reglementaire bepalingen der kerk overtreedt, men afgesneden wordt? Als antwoord op deze vraag diene dat zulk een handhaving van de uitwendige eenheid der kerk in de aard der zaak ligt en dat de noodzakelijkheid daarvan door ieder erkend kan worden, die het karakter der kerk als uitwendige instelling in het oog houdt. De kerk als volkskerk tast men aan in haar wezen, wanneer men haar eenheid verbreekt. Het is juist deze eenheid als uitwendig lichaam, die in haar reglementaire bepalingen aan het licht treedt. Wie dus in de volkskerk het instrument bij uitnemendheid zien om het Godsrijk te bevorderen, moeten wel van haar afsnijden, wie haar wezen aantasten. Een volkskerk kan niet anders doen, dan de belijdenis van de Christus Gods klaar uitspreken en die voorhouden aan hen, die of als leden tot haar toetreden of zich als predikant in haar midden zich aanmelden. Men laat het dan aan de conscientie over of men tot deze kring toetreden en daarin blijven kan. Op de duur gevoelt zich in die kring niet thuis, die het levensbeginsel van de kerk volstrekt niet deelt!
Tucht
Tegenover geestelijke dwaling baat geen uitwendig optreden. Hier helpt alleen dieper doordringen in de levenswaarheid Gods om door klaarder en vaster belijden tot overtuiging der dwalenden te voeren. De apostelen volgden dezelfde praktijk. Een ketterse mens, dat is naar de bedoeling van de oorspronkelijke taal één, die scheuring aanricht, die een eigen partij vormt, moet verworpen, afgesneden worden (Titus 3 : 10). Maar waar het geestelijke dwaling geldt, al is het zelfs een zo vergaande als de loochening van de opstanding (1 Cor. 15 : 12), daar spreekt Paulus met geen woord van uitbanning of afsnijding, maar weerlegt met klem en kracht van redenen. De roeping van de volkskerk is niet kerkrechtelijke handhaving van de belijdenis, maar bearbeiding der menigte door het Evangelie. Deze kerk eert de belijdenis van het voorgeslacht, maar zij zet dat belijden voort in nieuwe vormen. Als dat gebeurt en daarvoor ruimte wordt gelaten is er geen grond om de volkskerk te verlaten. Roozemeyer weet van het inwonend bederf van de volkskerk, weet van haar tweespalt - maar het is nu de aangewezen weg van binnenuit het gehalte van deze kerk te verbeteren. Met al haar ten dienste middelen streeft ze haar doel na. Zij probeert met al de delen der maatschappij in aanraking te komen om geheel het volk te hervormen. Het lijkt of op die manier geen grenzen aan haar arbeid zijn, maar die zijn er wel. Niet alle christelijke arbeid gaat van die volkskerk uit, zij maakt ook gebruik van de arbeid van particulieren of van verenigingen. Het wordt wel eens gezegd: de Roomse kerk omvat alles en beheerst alles. Waarom doet de Hervormde kerk dat niet? Maar ziet - dat is nu juist de Roomse beschouwingswijze, volgens welke de kerk het zichtbaar Godsrijk is, dat de kerk overal bij moet zijn. Naar Protestantse idee is er ruimte voor de arbeid van gelovigen, die geen kerkelijke ambtsdragers zijn. De kerk heeft aan haar eigen taak meer dan genoeg. Ze voedt centraal al hetgeen door anderen gebeurt. Natuurlijk zou de volkskerk meer schitteren, wanneer zij op alle terrein meer bezig was. Ze zou daarbij tegemoetkomen aan de heersende neiging van de tijdgeest, die maatschappelijk alles van de staat verwacht en op geestelijk gebied alles van de kerk eist. Maar dat beantwoordt nu precies niet aan haar roeping. Zij diene in stilheid. Als de zuurdesem door het meel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's