De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het verbond  in het Nieuwe Testament 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verbond in het Nieuwe Testament 1

Het Verbond Gods

9 minuten leestijd

Bijgaand artikel verschijnt in een serie over het verbond, waarin naast een algemeen overzicht van wat de Schrift in het Oude en het Nieuwe Testament zegt, allerlei aspecten van het verbond aan de orde komen. De be[1]doeling is te komen tot een thetische weer[1]gave van dit centrale thema en zo de bezin[1]ning erop te stimuleren. Het artikel dat thans geplaatst wordt is van ds. A. Noordegraaf, predikant te Ede.

De instelling van het Avondmaal

In de prediking van onze Heere Jezus Christus, zoals die in de evangeliën wordt weergegeven, is slechts enkele malen met zoveel woorden sprake van het Verbond. Toch zouden we ons wel zeer vergissen, als we zouden menen, dat met deze enkele teksten de zaak afgedaan was. Integendeel, in de komst en het werk van Jezus Christus wordt de belofte door de Heere in het O.T. gedaan vervuld. 'Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt'. Dat is de grote vooronderstelling van Christus' bezig-zijn onder de mensen. Het woord 'verbond' moge slechts een enkele maal voorkomen, de zaak als zodanig is op bijna elke bladzijde van het N.T. aan de orde.

In het bestek van een tweetal artikelen kunnen we slechts enkele lijnen trekken. Allereerst wijzen we dan op het bericht inzake de instelling van het Heilig Avondmaal. In Matth. 26 : 28 lezen wij: Want dit is het bloed van Mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. In Lucas 22 : 20 is sprake van het nieuwe verbond in mijn bloed.

Als we deze laatste tekst op ons in laten werken, komen we terecht bij de profetie van Jeremia 31 : 31—34 over het nieuwe verbond, dat de Heere met het huis van Israël en het huis van Juda sluiten zal. In de omschrijving van de inhoud van dit nieuwe verbond is sprake van een schrijven van Gods wet in het hart, en van de vergeving van de zonden. God de Heere zelf zal de voorwaarde voor de instandhouding van dit nieuwe verbond vervullen. De woorden van Jezus gesproken bij de instelling van het Avondmaal openbaren ons nu dat dit nieuwe verbond der genade besloten en verankerd ligt in Christus kruisdood en Zijn bloedstorting. Hij is de Middelaar van het verbond. In de door Jezus gesproken woorden ligt tevens een herinnering aan de verbondssluiting en bloedstorting, waarvan sprake is in Exodus 24 : 1—8 (met name vs. 8: Bloed van het verbond!). Wat het bloed van stieren en bokken niet vermag, vermag het bloed van Christus. Zijn bloed reinigt van alle zonden. Het is het offer van de Knecht des Heeren die zichzelf voor de velen in de dood geeft (Jes. 53). Wij zien dus hoe in dit woord over het verbond vele lijnen van het O.T. samenkomen. Ja, hoe heel de messiaanse werkzaamheid van Jezus, de komst van het Koninkrijk Gods, onder het gezichtspunt van het nieuwe verbond geplaatst wordt. Zij die in het heil van dit nieuwe verbond mogen delen, de 'velen', zijn de deelgenoten in de schatten en gaven van Gods Rijk. Verbond en Koninkrijk hangen nauw samen. In een nog altijd lezenswaardige rede uit het jaar 1932 heeft prof. dr. D. Plooij dit verband duidelijk laten zien. In diezelfde rede komt ook ter sprake de vertaling van het Hebreeuwse woord voor 'verbond' door het griekse woord diathèke, dat in het grieks betekent: laatste wilsbeschikking'. De kwesties die aan deze vertaling verbonden zijn, laat ik hier rusten. Ik wijs slechts op Lucas 22 : 29, waar Jezus zegt: 'Ik beschik u het Koninkrijk, zoals Mijn Vader het Mij beschikt heeft'. Jezus gebruikt hier een werkwoord, waarin we weer dat woord 'diathèke' terugvinden. Duidelijk zien we ook hier, hoe het nieuwe verbond tot inhoud heeft het Koninkrijk Gods. Dat Rijk ligt verankerd in Christus kruisdood.

Jezus en Israël

Nu blijkt duidelijk dat het verbondsaspect niet tot deze enkele teksten beperkt is. Reeds de berichten over Jezus geboorte laten dat zien. Jezus is de Koning uit het huis van David (Luc. 1 : 32); het heil dat God met Zijn komst schenkt is de verlossing van het volk des Heeren (zie de lofzangen van Maria, Zacharia en Simeon), Zijn naam betekent dat Hij Zijn volk zal zalig maken van hun zonden (Mt. 1 : 21). En bij Zijn geboorte wordt gesproken over grote blijdschap die 'heel het volk' ten deel zal vallen (Luc. 2 : 10).

Het is daarmee geheel in overeenstemming dat Johannes de Doper zich met zijn prediking van bekering en gericht plaatst op de bodem van het Verbond, dat God met Israël gesloten heeft, al horen we dan tevens hoezeer elk vals vertrouwen op vrome kwaliteiten, biologische voorrechten etc. radicaal wordt afgesneden. God is bij machte, zelfs uit stenen Abraham kinderen te verwekken (Matth. 3:9).

Niettemin richt Johannes zich tot heel het volk, van hoog tot laag. Hetzelfde zien we in de prediking en de wonderen van Christus zelf. De Israëlieten zijn de kinderen des koninkrijks (Matth. 8 : 12), zij worden het eerst genodigd tot de bruiloft (Matth. 22 en Lucas 14), zij zijn als Gods wijngaard het voorwerp van Gods bijzondere zorg.

Typerend voor het verbondsaspect zijn de woorden van Jezus over de schapen zonder herder. De O.T.'ische achtergrond van deze uitdrukking uit Mattheüs 9 : 36 laat ons zien dat met de kudde Israël, de gemeente des Heeren, het Verbondsvolk bedoeld wordt (vgl. Nmneri 27 : 17; 1 Koningen 22 : 17; Ezechiel 34 : 5 v.v.). Door het optreden van de kwade herders, de slechte leiders van het volk (vgl. ook Johannes 10) is de kudde verloren geraakt. Deze verlorenheid is te verstaan als een van de kudde afgedwaald en voor God verloren gegaan zijn. Vervreemd van het volk Gods dreigen de verloren schapen van het huis Israels het heil te verliezen. Over deze scharen is Jezus nu met ontferming bewogen. Hij zoekt het verlorene (Lucas 15). Ja Hij stelt Zijn leven voor de schapen. De schapen zonder herder, het volk van Gods weide is voorwerp van Jezus Heilandsliefde en herderlijke zorg (Lucas 19 : 10). Tevens blijkt hoe het verbondsaspect de zorg en de liefde voor de enkeling niet uitsluit. Integendeel, hoezeer heel het volk onder de eis en belofte van het Verbond der genade leeft, niettemin is het heil, het aanbod der genade, het appèl tot geloof persoonlijk gericht.

Wat we in de evangeliën bespeuren met betrekking tot de tijd voor Jezus' opstanding, zien we ook zijn opstanding en verhoging. De opgestane Heere zendt Zijn jongeren uit om onder alle volkeren het evangelie te prediken, beginnende bij Jeruzalem (Luc. 24 : 47; Hand. 1 : 8). Op de Pinksterdag richt Petrus zich tot het Verbondsvolk. Want u, zo zegt hij, komt de belofte toe en uw kinderen.. . (Hand. 2 : 39). Hoe zwaar dit volk ook gezondigd moge hebben, het wordt niettemin aangesproken als het ganse huis van Israël (Hand. 2 : 36). Ze zijn toch zonen van de profeten en van het verbond. Tot hen heeft God in de eerste plaats Zijn Knecht gezonden, om hen op te roepen tot en te brengen tot bekering (Hand. 3 : 25, 26). Juist deze verbondsaanspraak zet hun schuld in des te schrijnender licht. De notie van het Verbond zien we ook doorwerken in wat Lucas vertelt over Paulus' zendingsarbeid. Eerst richt de apostel zich tot de synagoge. Eerst tot hen wordt het woord Gods gesproken (Hand. 13). De prediking van het evangelie heeft als achtergrond het verbond van God met Abraham en diens nageslacht.

Verbond en gericht

Wij mogen uit het bovenstaande beslist niet afleiden dat het toebehoren tot het verbondsvolk als zodanig een garantie zou vormen voor het ontvangen van het in Christus ontvangen heil.

Reeds Simeon verkondigde dat de geboren Heiland in Israël gezet zou zijn tot een val en opstanding, tot een teken dat weersproken wordt. En uit heel het N.T. blijkt hoe er door het verbondsvolk een scheiding loopt. In de prediking van de Doper met zijn scherpe woorden aan het adres van de Farizeeërs en Schriftgeleerden zien we deze scheidslijnen. Wie geen vruchten voortbrengt der bekering waardig zal het gericht niet ontgaan. Die wordt niet gedragen als een schoof in de schuur, maar als kaf verbrand in het vuur (Matth. 3:12).

En niet minder duidelijk beluisteren we deze tonen in de prediking van Jezus. De komst van Gods Koninkrijk in Hem brengt scheiding en gericht binnen het verbondsvolk. Jezus heeft zowel het 'zalig' als het 'wee u' uitgesproken. Beslissend is dat men aan Hem geen aanstoot neemt, maar Zijn woord in geloof en bekering aanneemt. Vele teksten zouden genoemd kunnen worden die ons zeggen dat het behoud niet ligt in het toebehoren tot het volk Israël, maar in de bekering tot God. Denkt u alleen maar aan de gelijkenis van Lucas 16, waarin de rijke zich beroept en zijn relatie tot Abraham, en dan ook als kind wordt aangesproken. Echter, zijn ongehoorzaamheid aan het getuigen Gods geeft de doorslag. Om zijn ongeloof gaat hij verloren.

Wanneer Israël zich niet bekeert zal het om dit ongeloof zwaar gestraft worden. Adeldom verplicht. In dit verband is te noemen Mattheüs 11 : 20—24, waar Jezus de Galilese steden hun ongeloof verwijt. In Kapernaüm, Bethsaïda en Chorazin — steden die getuige waren geweest van zovele van Jezus woorden en wonderen — was wel bewondering, nieuwsgierigheid, applaus van de menigte, maar geen bekering en overgave des harten aan de Heere Jezus. Dan spreekt Jezus een scherp oordeel uit. Al zijn het honderd keer verbondskinderen, zij zullen om hun onbekeerlijkheid zwaar gestraft worden. Het zal Tyrus en Sidon, ja zelfs Sodom — in joodse ogen het toppunt van goddeloosheid — verdragelijker zijn in de oordeelsdag dan deze Israëlitische steden. Hier krijgt elk hoogmoedig, vleselijk roemen in het verbond de nekslag. De God van het Verbond roept ons tot bekering. Ontroerend groot is Zijn barmhartigheid en trouw jegens zondaren. Groot ook is het voorrecht te mogen behoren tot het verbondsvolk. Maar wie in hoogmoed zich daarop zou verheffen krijgt te horen: Meent ge soms, dat ge u ten hemel zult verheffen? Tot de hel zult ge neerstorten. Wat volgens Jes. 14 de trotse koning van Babel zal treffen, zal ook verbondskinderen treffen als zij zich niet bekeren.

De prediking van Christus op het erf van het Verbond brengt dus scheiding teweeg. Hij is gekomen tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (Joh. 1 : 11). Wij zien ditzelfde na de Pinksterdag: Petrus roept op tot bekering. 'Wordt behouden van dit verkeerd geslacht' (Hand. 2:40). De apostelen schudden het stof van hun voeten wanneer de kinderen des koninkrijks het Woord verwerpen (Matth. 10; vgl. Hand. 13 en Hand. 28).

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Het verbond  in het Nieuwe Testament 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's