Feuilleton
Van 's levenspad
door COR.
Een God voor tijd en eeuwigheid.
Vele jaren waren Gerrit en Antje voortgegaan over 's levenspad, langen tijd waren zij elkander tot hulp en steun geweest, doch eindelijk kwam het oogenblik van scheiden, want Gerrit werd neergeworpen op een ziekbed, waarvan hij niet meer zou opstaan, daar het zijn sterfbed werd.
Met het gezicht op de eeuwigheid werd Gerrit met blijde vreugde vervuld, want de dood was hem geen bode der verschrikking, die kon slechts zijn lichaam aantasten, dat tot stof doen vergaan, maar zijne ziel zou opstijgen tot zijn Koning, zijn Heere en God. Hem zou hij eindeloos mogen aanschouwen, daar hij wist, dat Christus Jezus ook zijn Borg en Middelaar was, dat Die hem ook met Zijn bloed had gekocht, hem uit satans klauwen gered en ook voor hem de eeuwige welgelukzaligheid verworven had. Daarom kon hij, ziende op de eeuwigheid, slechts verheugd zijn, maar wanneer hij den blik op zijne vrouw richtte, voor wie hij zoovele jaren, zij het dan ook met vee! moeite, had kunnen zorgen, werd hij met bange vrees vervuld, want dan bedacht hij wat van haar zou worden, dat zij haar verdere levensdagen nu wellicht in kommer en gebrek zou moeten doorbrengen. Die gedachte drukte hem dan zóo terneder, daardoor viel het hem zoo zwaar zijne vrouw alleen te moeten achterlaten. Eindelijk echter, weer door die gedachte neergedrukt wordende, wendde hij zich met zijne vrees tot zijn Koning, vertelde Hem alles waardoor hij nog werd benauwd en dat deed de bange vrees verdwijnen, dat zijne vrouw in kommer en gebrek zou achterblijven. De Heere gaf hem een oog dat Zijn wonderen rijkdom mocht zien, dat Zijn onbegrensde macht mocht aanschouwen, maar ook mocht hij blikken op de wonderlijke trouw des Heeren, waardoor Hij immer voor de Zijnen zorgt, nimmer toelaat, dat zij van gebrek omkomen en bedenkende dat zijne vrouw ook een der Zijnen was, kon hij gelooven dat de Heere voor haar zou zorgen, dat Hij haar Zijn hulp en bijstand niet zou onthouden. Nu was alle vrees voor hem verdwenen, kon hij geheel gerust den dood verwachten, die spoedig daarop zijn levensdraad afsneed, en steunende op Zijn Borg en Middelaar betrad hij de doodsvallei, met een van vreugde stralend oog blikkend op de heerlijkheid, welke hij reeds aanschouwde, waar hij eindeloos zou verkeeren, zonder ophouden Hem grootmakend. Die uit vrije genade, uit loutere 'liefde maar hem omzag toen hij voortging over 's levenspad zich vermakende in wat de wereld bood, Die hem had opgezocht, toen hij meende voor eeuwig te zullen omkomen, tot zijne ziel sprekende dat Hij was gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was.
Op het geluk, de blijdschap ziende, welke haar man nu reeds mocht smaken, kon Antje niet droevig wezen over zijn heengaan, doch bedenkende dat zij nu alleen was achtergebleven, dat zij nu haar man, met wien zij zoovele jaren over 's levenspad ging, moest missen, werd zij met smart vervuld, schreide zij bittere tranen over zijn heengaan. Het viel haar zoo zwaar, de reis over 's levenspad alleen te moeten voortzetten, niet meer als voorheen door haar man gewezen te worden op Hem, Die nimmer het werk Zijner handen laat varen. Die Immer voleindt wat Hij is begonnen. Met bange zorg zag zij somtijds de toekomst voor zich, vol vrees, dat die haar slechts kommer en gebrek zou brengen, doch dan dacht zij weer aan wat haar man op zijn sterfbed had mogen gelooven, dat de Heere voor haar zou zorgen, dat Die haar nimmer Zijn hulp en bijstand zou doen ontbreken, wat haar dan het oog omhoog deed slaan, van den Heere alles verwachtende. En nimmer werd zij beschaamd, steeds opnieuw zorgde de Heere voor haar; wanneer zij somtijds meende dat dagen van kommer en gebrek aanstaande waren, kwam Hij haar betoonen, dat Hij haar God was, dat Hij haar niets zou doen ontbreken, wat zij menigmaal op wondere wijze mocht ervaren.
Verscheidene jaren zijn sindsdien weer voorbij gegaan, nog gaat Antje over 's levenspad en nog altoos zorgt de Heere voor haar, schenkt Hij haar alles wat zij behoeft. De ouderdom sloopt meer en meer haar krachten, steeds wordt zij gebrekkiger, kan zij zich moeilijker bewegen, maar wie haar bezoekt (en velen van Gods volk komen gedurig tot haar) vindt haar immer opgeruimd en opgewekt. Dan vertelt zij van de wondere hulp, welke zij keer op Jceer van den Heere ontvangt, spreekt zij van alles wat Hij haar schenkt, zoodat zij nimmer gebrek lijdt. Altijd weer heeft zij ruime stof om te spreken van 's Heeren trouwe zorgen, waarmede Hij haar dag aan dag omringt, waardoor haar nimmer iets ontbreekt. Daarover sprekende, straalt haar oog van blijde vreugde, maar nóg blijder glans wordt daarin zichtbaar, wanneer zij gaat vertellen van de nooit beschamende hope welke in haar ziel ileeft, dat weldra het eind van 's levenspad is bereikt en dat zij dan haar man zal mogen volgen, om eindeloos bij den Heere te vertoeven, bij Hem, Die haar immer Zijn hulp en bijstand schonk Die immer voor haar zorgde.
Nog weinige dagen, nog korten tijd slechts voor zij het einde van 's levenspad bereikt, doch dat kan haar niet bevreesd maken, want zij weet dat Hij, Die in dit leven haar niets deed ontbreken, ook in het sterven haar niet zal verlaten, dat Hij ook dan haar tot hulp en bijstand zal zijn, haar doen sterven met het oog gericht" op haar Borg en Middelaar, Christus Jezus, wetend, dat wanneer zij den Heere zal ontmoeten, Hij haar Voorspraak zal zijn. Die zal zeggen, dat Hij haar schuld heeft betaald, haar straf ge dragen, dat Hij wil dat zij zijn zal waar Hij is.
Verwekt dat ook bij u geen lust en begeerte om den God van Gerrit en Antje als de uwe te kennen, gij, die zonder Hem nog kunt voortleven, die geen behoefte gevoelt aan Zijn hulp en bijstand ? Gij denkt het zonder Hem wel te kunnen stellen, doch dat denkende, bedriegt gij uzelf, dat denkende, zult gij zekerlijk eenmaal ervaren dat niemand, ook gij niet, zonder Hem als uw God te kennen, voor Hem kunt bestaan. Hem niet kennende. Hem niet bezittende, komt gij voor eeuwig om. Al is het dat Hij u door Zijn algemeene genade in dit leven uw nooddruft nog schenkt, toch zult gij straks ervaren wat Hij doet aan wie Hem niet van noode heeft. Blijft dan niet zonder Hem voortgaan over 's levenspad, maar wendt u tot Hem, smeekende of Hij ook uw God wil zijn. Die u voor tijd en eeuwigheid hulp en bijstand biedt.
Denkt gij, dat Hij u niet zal hooren, wanneer gij dat van Hem vraagt ? Gaat gij neergebogen door de vele zonden, welke gij hebt bedreven ? Vreest gij dat Hij u nimmermeer zal gedenken, omdat gij eerst de wereld hebt gediend, daar vermaak en lust in vondt ? Laat dat u niet verschrikken, laat dat u niet afhouden om Hem aan te kleven, smeekende ook uw God te zijn, want hoe groot uw zondenschuld ook is, nochtans moogt.gij Hem aanroepen en zal Hij u hooren. Niet omdat gij dit verdiend zoudt hebben, neen, bij u is geen verdienste of waardigheid meer te vinden, maar gij moogt tot Hem vluchten, pleitende, op wat Zijn eigen Zoon heeft gedaan. Om Diens wil hoort Hij uw roepen, let Hij op uw smeeken, want Die heeft voor u een weg ontsloten , waardoor gij tot Hem moogt naderen. Hij, de Borg en Middelaar, Christus Jezus, heeft voor zondige schepselen een weg ontsloten om weder tot den Heere te kunnen gaan, want Hij betaalde de schuld, welke zij maakten, Hij droeg de straf, welke zij waardig waren te ontvangen, met Zijn eigen bloed en leven baande Hij voor zondaren den weg om weder met God verzoend te worden.
Waarom Hij dat deed? Vraag het hun, die door Hem mochten ervaren dat de Heere ook hun God wil zijn ; zij zullen het u vertellen; Vol vreugde en blijdschap zullen zij u verhalen van dat groote wonder waardoor wat hun onmogelijk scheen, mogelijk werd. Zij zullen u vertellen dat het gezicht op hun zonden en schuld, waardoor zulk een groote scheiding was tusschen hen en den Heere, hun deed vreezen voor eeuwig om te komen, doch dat toen hun oog werd geopend om te zien op den Christus. Hem zagen zij door eeuwige liefde bewogen, nederdalen uit Zijn eeuwige woning, om op aarde hun schuld te betalen, hen met zijn Vader te verzoenen. Zij zullen u vertellen van Zijn wondere liefde, want die, die alleen is het waardoor zij niet omkomen, die alleen waardoor zij niet naar recht worden verstooten. De liefde van Christus, daarover komen zij nooit uitverteld, daar zullen zij steeds opnieuw weer van spreken, want die alleen schenkt hun den vrede en de vreugde, welke zij mogen smaken, die liefde alleen is het, welke hun den Heere doet ontmoeten als hun God, want door die liefde is hun schuld betaald, daardoor is hun de weg tot het eeuwige leven Ontsloten.
Door die liefde moogt ook gij tot den Heere vluchten, ook gij Hem smeeken uw God te zijn, door de liefde van Christus Jezus, den Borg en Middelaar, moogt gij nu nog tot den Heere gaan, Die in Hem u zal aanzien, uw schuld niet gedenken, omdat Hij voor u heeft betaald. Indien Hij dan uw God nog niet is, indien gij Christus Jezus nog niet kent als uw Borg en Middelaar, vlucht dan heden nog tot Hem, want morgen moet gij wellicht reeds sterven en dan, zonder den Heere als uw God, zonder Christus Jezus als uw Borg en Middelaar, wacht u slechts het eeuwig verderf.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1921
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1921
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's