Calvijn over Gods beloften (7)
Belofte en ervaring
De vorige artikelen over de Christusgemeenschap en over de verzegeling hebben reeds duidelijk gemaakt, hoezeer Calvijns theologie, ondanks een opmerkelijke geloofszakelijkheid een door en door existentiële theologie is. Door de verzegeling met de Geest leren wij de beloften zo vast geloven, dat er een onverbrekelijke band met Christus, de inhoud der beloften ontstaat. De accentuering van het beloftekarakter van het geloof gaat bij Calvijn niet ten koste van de geloofservaring. De term experientia fidei (ervaring van het geloof) treffen we dan ook meer dan eens aan in zijn werken. De vraag, die wij ons in dit verband moeten stellen, luidt: hoe heeft Calvijn de relatie gezien tusen promissio en experientia, belofte en ervaring. Naar onze overtuiging kan men bij de hervormer op deze vraag een tweevoudig antwoord vinden.
Enerzijds ziet hij de verhouding van belofte en ervaring als een paradoxale; een gedachte die men ook bij Maarten Luther zo vaak kan tegenkomen. Geloven in de belofte is dan vooral een geloven dwars tegen de ervaring in. Belofte-geloof en experientia liggen niet in elkaars verlengde, maar zijn veeleer elkaars tegenpolen. In de kolken van de beproeving (tentatio) klemmen de gelovigen zich nochtans vast aan de reddingsboei van de belofte Gods. Anderzijds legt Calvijn ook dikwijls de nadruk op het onderwijzend karakter van de ervaring; een aspekt dat wij in Luthers theologie niet of nauwelijks tegenkomen. Dan is de ervaring een leerschool, waarin het geloof de belofte bevestigd mag zien. Wat God belooft in Zijn Woord, dat maakt Hij waar in de experientia. Op beide gezichtspunten willen we nader ingaan.
Belofte en ervaring in hun paradoxale verhouding
Hoewel veel minder dominant dan in Luthers leven en theologie spelen ook bij Calvijn de aanvechtingen een grote rol. Er kunnen momenten zijn, waarop het geloof geen hand meer voor ogen ziet en tenslotte geen ander houvast overhoudt dan de naakte beloften (nudas promissiones). Zulke ogenblikken zijn moeilijk voor de gelovigen, maar God heeft er toch recht op, dat wij het ook dan met Zijn beloften wagen. 'Is het niet meer dan billijk, aan de Heere, Die belooft vertrouwen te schenken en met bezonnenheid en nederigheid de vervulling van Zijn beloften te verwachten'? Crediet geven aan de belofte, temidden van de tentatio, betekent voor de hervormer, dat wij God de eer geven, die Hem toekomt. Wij moeten niet als wij in nood zjn alle kanten opkijken of er een redmiddel is en ook niet aan het disputeren slaan om ons af te vragen: zal het wel kunnen? Hoe zal het gebeuren? Wat zal er uit voortkomen? 'Neen, neen, voor al dergelijke dingen moeten wij de ogen dichthouden en de beloften Gods met zulk een geloof en zekerheid omhelzen, dat wij tot deze slotsom komen: al moesten hemel en aarde door elkaar raken, toch zullen wij niet ophouden onze weg te vervolgen en deze eer aan God te bewijzen, dat wij aan Zijn naakte Woord geloof hechten'.
De aanvechting kan, naar Calvijns inzicht, van verschillende aard zijn. Door meer dan een oorzaak kan ons geloof in de belofte geschud en geslingerd worden.
a. Wij hebben allereerst te maken met beproevingen van Gods kant, wanneer Hij Zich verbergt en Zijn beloften niet lijkt te vervullen. God laat ons weleens wachten, opdat wij ons echt helemaal op Zijn beloften gewezen en geworpen weten. Het geloof raakt verborgen dingen, merkt Calvijn op in een preek, en alles wat God belooft, laat Hij ons niet ogenblikkelijk zien. Integendeel, het kan lijken, dat wij totaal van Zijn hulp verstoken zijn en toch belooft Hij dat Hij nabij zal zijn, wanneer wij Hem bidden. Kortom, God beproeft ons zo, dat de strijd, die wij hebben te verduren, ons geloof haast moest vernietigen, als Gods Woord niet gezaghebbend was en wij de ogen niet dicht en de oren niet openhielden. Calvijn wijst in dit verband meer dan eens op het voorbeeld van Abraham. God had hem beloofd dat land Kanaän te zullen geven. En intussen verjoeg men hem alsof Abraham het niet waard was zijn voet op een geschikte plaats neer te zetten. God had hem zaad beloofd; ja, maar hij komt op een leeftijd van tachtig jaar en zijn vrouw is onvruchtbaar, 'zodat het een bespotting leek met heel deze belofte'. Op deze wijze handelt God ook dikwijls met ons. Want terwijl Hij ons de erfgenamen der wereld noemt, laat Hij toch toe, dat wij dikwijls levensonderhoud en het meest noodzakelijke missen. God doet dit echter met opzet, 'om onze vleselijke wijsheid te genezen, aangezien wij anders aan Zijn Woord niet de verschuldigde eerbied bewijzen'. Het zijn, met andere woorden pedagogische motieven, wanneer God wacht met de vervulling van Zijn beloften. Daarom moeten wij ook niet bovenmate verontrust zijn, wanneer wij schijnbaar van God verlaten zijn en al de beloften van het Evangelie teniet gedaan lijken te zijn, maar wij moeten ondanks alles volharden. Hoewel God Zijn kracht soms verbergt, moeten wij toch steunen en vertrouwen op Zijn beloften. Zo deed ook Abraham, die temidden van de Kanaänieten 'uitgehonderd was naar het lichaam', en zich alleen 'gevoed met de belofte Gods'. Laten wij niet te gemakkelijk denken, dat God afwezig is, al;s wij niet door duidelijke ervaring Zijn tegenwoordigheid voelen. 'Ook al is Zijn besluit en beleid voor ons onbegrijpelijk, aangezien Hij toch belooft, dat Hij geven zal, wat wij nodig hebben, moeten wij in deze belofte van hem tot rust komen.' Calvijn noemt het de voornaamste oefening van het geloof, op God te vertrouwen, ook wanneer wij niets zien.
Wij moeten de algemene regel van het geloof vasthouden: dat wij moeten gaan waarheen God ons roept, ook al laat Hij ons niet zien, wat Hij belooft.
b. Naast beproeving van Godswege is er ook de bestrijding van Satan, waardoor ons geloof in de beloften aan het wankelen gebracht kan worden. Onophoudelijk vecht de duivel ons aan, 'waardoor hij in het hart der vromen Gods beloften, zoal niet geheel vernietigt, dan toch met wolken verduisterd'. Ook dan komt het er echter op aan naar de beloften te luisteren, die God ons geeft en hen als zwaard, schild, helm en harnas op te nemen'. Waarom zijn zoveel mensen ontsteld en angstig als de nood aan de man komt? Calvijn wijt het eraan, dat zij zich niet zorgvuldig gewapend hebben met alle beloften, waaraan men zich moet houden. Wanneer er dan gevaar komt en wij bedreigd worden, ja wanneer er ook maar een schijn van gevaar is, dan zijn ze meteen zo ontdaan, dat ze niets meer horen.
Dan kunnen ze alleen nog maar 'ach en wee roepen en huilen als de wilde dieren. Wanneer wij daarom nut willen hebben van de beloften, die God ons geeft om ons daarmee te troosten en onoverwinnelijk te maken tegenover de duivel en de hele wereld, dan moeten wij op dit punt beginnen. Want stil zijn, dat is het a.b.c.'
Alleen wanneer wij met beide voeten op de rotsbodem van de beloften blijven staan, kunnen wij standhouden tegen de aanvechtingen van de kant van de duivel.
c. Tenslotte kunnen het de omstandigheden van het leven zijn, die de ervaringen van Gods nabijheid belemmeren. Niet alleen de persoonlijke geloofservaring, maar ook de wereldervaring kan een aanvechting voor het geloof betekenen. Ook dan echter moeten wij luisteren naar de beloften Gods, daarmee onze winst doen en deze omhelzen. God moet onze sterkte zijn, zelfs wanneer rampen ons treffen, want Zijn hulp, die Hij beloofd heeft om ons staande te houden, is genoeg. De oorzaak van onze bezorgdheid is, dat we wij vaak veel te weinig geloof hechten aan de belofte Gods.
De moeder van alle bovenmatige zorgen, zegt Calvijn, is het ongeloof. Darom is het enige middel, 'dat wij de beloften Gods omhelzen, waarin Hij betuigt, dat Hij voor ons zorgen zal'. Wij moeten ook veel meer letten op de almacht van God in onze nood. Juist het twijfelen aan Zijn almacht is er meestal de oorzaak van, dat wij geen geloof aan Zijn beloften hechten. Met de lippen belijden wij wel, dat God almachtig is. Maar als Hij ons iets belooft, dat in onze schatting te wonderlijk is, aarzelen wij te geloven.
Een aanvechting op zichzelf is, dat wij niet altijd weten of God Zijn beloften, die Hij ten aanzien van het tijdelijke leven gegeven heeft, ook inderdaad wil vervullen. Calvijn maakt onderscheid tussen beloften, die het eeuwige leven aangaan, waarvan het absoluut zeker is, dat Hij ze zal waarmaken en beloften, die betrekking hebben op het hier en nu, die niet altijd doorgaan. In een preek over Job 27 : 13-19 lezen wij: 'Er zijn beloften, die voor het tegenwoordige leven bestemd zijn. Maar wij zullen die beloften niet altijd rechtlijnig vervuld zien, maar naardat God weet, dat het dienstig is. Wat de geestelijke beloften betreft, die behoren tot de zaligheid van onze zielen, die zijn zeker; men moet tot de conclusie komen, dat God ons er nooit in zal teleurstellen… Wat het tegenwoordige leven betreft, het is waar, dat wij in het algemeen wel kunnen verwachten, dat God ons er geleiden zal, maar wij weten niet precies, of God ons overvloedig goederen zal geven of gezondheid… Het mag ons tot troost zijn, dat wij wel weten, dat alle tegenspoed van de wereld ons niet verhinderen zal, dat God ons heenleidt naar de zaligheid, die Hij ons beloofd heeft en waartoe Hij ons roept'. Calvijn troost ons ermee, dat in ieder geval deze belofte van God algemeen en geldig voor alle tijden is: Ik zal met u zijn tot aan de voleinding der wereld. Wij behoeven niet te twijfelen of Hij zal ons nabij zijn, wanneer wij Zijn roepstem volgen.
Ervaring als bevestiging van de belofte
Niet altijd staat de ervaring haaks op de beloften; zij kan de promissio ook bevestigen zodat zij ons onderwijst aangaande Gods goedheid en trouw. Herhaaldelijk treffen wij in Calvijns werken uitdrukkingen aan als: de ervaring leert (docet), wijst op (ostendit), bevestigt (confirmat), toont aan (demonstrat), bewijst (convincit), verzekert (testatur). De ondervinding betekent ook heel vaak een leerschool voor de gelovigen. Bij Joel 3 : 17 wordt aangetekend, dat er een tweevoudige kennis is: de kennis van het geloof ontlenen wij aan het Woord: de kennis van de ervaring is er, als God de belofte volvoert en toont, dat Hij niet tevergeefs gesproken heeft. Ervaringen zijn de tekenen, die Gods standvastigheid en de kracht van Zijn belofte proclameren. In de ervaring wordt de belofte onderstreept en bevestigd. 'God paait ons niet met edele beloften, maar bevestigt door de onmiskenbare kracht en werking van Zijn hand Zijn Woord'.
Op meerdere plaatsen wijst Calvijn erop, dat de ervaring een uitstekend hulpmiddel is om het geloof te versterken. Het feit, dat wij tevoren de vervulling van Gods beloften ervaren, moet ons vertrouwen voeden, dat wij ook in de toekomst Zijn hulp zullen ondervinden. Ook de ervaring, die anderen, vroeger en vandaag, met Gods beloften hebben opgedaan, kan ons tot steun zijn. In een preek houdt Calvijn zijn gemeenteleden dan ook voor: 'Wij zouden niet moeten twijfelen dat Hij ons leven en sterven in Zijn hand heeft en zo voor ons zorgt, dat wij nooit omkomen, wanneer wij slechts ons vertrouwen op Hem en Zijn beloften stellen en dat Hij ons vandaag op dezelfde wijze Zijn weldaden bewijst, als de vaderen dat reeds ervaren hebben'.
Het primaat van de belofte
Hoe positief Calvijn ook over de ervaring weet te spreken, wij moeten toch niet over het hoofd zien, dat de promissio nummer een is en blijft. Het geloof heeft de eigenschap alle zinnen der vromen gevangen te leggen onder de gehoorzaamheid aan het Woord, zodat de belofte van God alleen voldoende is. De ervaring is toegift. Zij gaat echter nooit buiten de belofte om; zij gaat er evenmin aan vooraf. Integendeel, 'eerst moeten wij gehoorzamen en horen, dan zullen wij zien. Als wij de oren en alle zintuigen erop richten Zijn beloften in geloofsgehoorzaamheid aan te nemen en ons daaraan te houden, dan zullen wij zonder zorg zijn: God zal nog verre boven alles, wat wij van de door Hem beloofde goedheid, macht en hulp verwacht hebben, uitgaan'. Wat wij vooral ook niet vergeten mogen is, dat God ons de vervulling van Zijn beloften op Zijn tijd doet ervaren. Wij moeten niet meteen 'aan Gods klok trekken om Hem aan te manen te vervullen wat Hij heeft toegezegd'. Wanneer wij enige beloften van God ontvangen hebben, moeten wij niet overhaasten, opdat wij door ons ongeduld niet alle orde verstoren. De ware praktijk van ons geloof is hierin gelegen, dat wij de hulp die God ons beloofd heeft geduldig afwachten.
M. van Campen, Woerden
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1988
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1988
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's