ingezonden.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
De benoeming van prof. Cramer.
M. d. R. Er zijn nog altijd geruchten in omloop betreffende de benoeminig van een hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Utrecht (vac.-Prof. Van Veen), die .blijken niet te kloppen met de werkelijikheid.
Zoo ging een 'bericht door de pers en onder onze menschen ihooxde ik er van, dat dr. J. Severijn, Hervormd predikant te Dordrecht, op de voordracht van de faculteit stond. Ik kan u verzekeren, dat dit niet waar is. Op de voordracht kwamen de namen voor van prof. Eekhof, van Leiden, dr. Haitjema, van Apeldoorn en dr. M. van Rhijn Jr.
Hieruit had Z.Exc. de Minister van O. K. en W. heel gemakkelijk een goede keuze kunnen doen. Ook als hij, de ethische oudpredikant, persé een ethisch man had willen benoemen, om het gereformeerd beginsel aan Utrechts ihoogeschool zooveel mogelijk tegen te werken, had Z.Exc. uit de voordracht b.v. dr. Van Rhljn Jr. kunnen nemen, ook onder jonge mensohen een goede bekende.
Uit de voordracht had Z.Exc. overvloed van keus om een man in de kracht van het leven te kiezen, waar - we In de toekomst nog iets van mochten verwachten. Maar dr. Craimer is een vriend van den Minister. Ook .is dr. Cramer indertijd min of meer „gepasseerd" als hofprediker. En nu komt daar, waar nieimand over gedacht had, in eens buiten de voordracht om, de benoeming van dr. Cramer, vertegenwoordiger van een uitgestorven school op historisch gebied, die In eens in jaren nu de oudste van al de theologische .professoren in Utrecht is. Of 'hij ook de meeste studenten trekt en als geleerde in eens bovenaan staat ? Dat moet men maar eens in Utrecht informeeren ; daar weet men er meer van.
Maar het was den Minister ook hoofdzakelijk te doen om een ethisch man. De ethischen toch zijn eigenlijk alleen maar bekwaam om 'leiding te geven 'in den lande. En om een man, waarvan de eisch niet was iets te praesteeren op wetenschappelijk gebieid, maar om de studenten te leiden in de grazige weiden waarvan de ethische richting 'het monopolie heeft.
Er zijn menschen die o ! zooveel voelen voor de Hervormde Kerk.
Maar in Friesland staat op menig boerenerf : Cave canem, d.i. wacht u voor den hond.
Met dank voor de plaatsing.
Uw dw.,
VERITAS.
Mijnheer de Redacteur,
Beleefd verzoek ik u plaatsing voor onder staande regelen, waarvoorbij voorbaat mijn hartelijken dank.
Sommige Gerefom. predikanten schijnen elke gelegenheid aan te grijpen, om onze Ned. Hervormde Kerk (ten rechte of ten onrechte) te 'belasteren en te beschimpen.
Een treffend bewijs 'hiervan ondervond een vriend van steller .dezes, toen hij j.l. Zondagavond de godsdienstoefening bijwoonde in de Gereformeerde Kerk ter plaatse zijner inwoning. Gesproken werd over Zondag 34 van onzen Heidelbergschen Catechismus, die handelt over de Wet des Heeren in 'het algemeen, en over het eerste gebod in het bijzonder.
Bij de behandeling van Vraag 93 kwam onze Ned. Hervormde (Geref.) Kerk weer in het gedrang. De voorganger dier gemeente beweerde o.a. :
„dat de Lutherschen en de Hervormden de Wet als afgedaan beschouwden ; die Wet gold wel voor het Oude Testament, maar niet meer voor de nieuwe toedeeling."
Dus niet slechts een gedeelte of misschien een groot gedeelte deirgenen die zich Hervormd noemen ; neen, de Kerk als organisatorisch geheel verwerpt deze Wet, en daar mede, dit volgt vanzelf, de gansche leer 'der zaligheid.
Even later heet het:
„De Hervorm'den houden zich wel aan het eerste gebod, maar zij zien er niets in, om b.v. op Zondag te reizen."
En nu vraag ik, M. d. R., kan onze Herv. Kerk nog grootere smaadheid worden aangedaan ?
Immers, zoo lazen we in ons vorig nummer : In (de Herv. Kerk ligt nog altijid de Gereformeerde Belijdenis, die daar recht heeft.
En wordt in de meeste onzer Kerken de Wet des Heeren niet eiken Rustdag voorgehouden, als zijnde de tuchtmeester tot Christus ? Maar wordt hier bovenal niet een directen aanval gedaan op dat volk in 't midden van de Kerk onzer vaderen, dat zoo hartelijk instemt met den dichter van 'den ouden dag, als hij zong: Hoe lief heb ik Uwe Wet, zij is mijne betrachting den ganschen dag ; dat volk, dat zich zoo één 'gevoelt met den Apostel Paulus als hij zegt: Ik heb een vermaak in de Wet Gods, naar den 'inwendigen mensch ?
U, mijnheer de Redacteur, nogmaals danken'd voor de verleende plaatsruimte, teeken ik Uw abonné,
H. '
L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's