Ruimte en grenzen van de kerk
Dit jaar is het tachtig jaar geleden dat de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk werd opgericht. Bij alle vragen die er kunnen zijn rondom het recht en de noodzaak van zijn voortbestaan is er toch dankbaarheid dat deze beweging er nog mag en kan zijn. Wij hebben dit niet aan onszelf te danken maar aan de trouw des Heeren. Wij geloven en belijden dat wij ook binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en binnen de Gereformeerde Bond leven bij de gratie Gods. Wie Gods Woord opent op bezoek bij een tachtigjarige denkt bijna vanzelfsprekend aan Psalm 90 : 'Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaar of zo wij zeer sterk zijn tachtig jaar'. Wie hieruit opmaakt dat dit zeer stérke nu ook geldt voor de Gereformeerde Bond vergete niet de context waarin deze woorden staan. In die context wordt niets goeds van de tachtigjarige gezegd maar wel alle goeds van de eeuwige God, die een toevlucht is geweest van geslacht op geslacht. Die vergete ook niet wat er volgt op het zeer sterk zijn: 'Het uitnemendste is moeite en verdriet, want wij worden snellijk afgesneden en vliegen daarheen'. Is het toch niet gepaster te denken aan de psalm die het getal der jaren aangeeft, de tachtigste Psalm, het gebed om herstel van Israël. Met insluiting van onszelf bidden we: 'Uw hand zij over de man Uwer rechterhand, over des mensen zoon, die Gij gesterkt hebt. Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen wij uw Naam aanroepen. O Heere, God der Heirscharen! Breng ons weder; laat uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden'. In dit gebed mogen wij allereerst niet uit het oog en uit het hart verliezen het volk Israël van het heden, het volk dat ons lief is om der vaderen wil. Vervolgens hebben wij hier het oog op de kerk, waarbinnen wij leven mogen, waarbinnen velen van ons het teken en zegel van het Verbond ontvingen, belijdenis des geloofs deden en zegen ontvingen vanuit het Woord Gods en de sacramenten. De Nederlandse Hervormde Kerk waarbinnen wij dienen mogen en die ons lief is om de voorgeslachten. We hebben hierbij vooral het oog op de kerk die wij mogen beminnen om Gods wil en die de hoop is van het nageslacht. Dat is de kerk der eeuwen. Van deze kerk is Christus het Hoofd. Zij is het voorwerp van Gods liefde en het blijvende teken van Gods trouw. Zij is vrucht van Gods verkiezende genade en is verworteld in het eeuwig blijvende Woord van God. In deze kerk der eeuwen, der eeuwigheid, is de Gereformeerde Bond minder dan een druppel aan een emmer en een stofje aan een weegschaal. Dat maakt ons ootmoedig en bescheiden. Willen wij binnen deze kerk een plaats ontvangen en behouden, dan moeten we ons er gedurig rekenschap van geven dat wij ons bewegen binnen de ruimte en grenzen van de kerk. We moeten ons er niet minder rekenschap van geven dat die ruimte en grenzen van de kerk der eeuwen anders zijn dan die van onze beweging. Ik zeg bewust: 'De kerk der eeuwen'. Het is voor velen altijd een bewijs van trouw zijn aan Gods Woord en aan de Gereformeerde beginselen als zij zich in spreken en handelen kunnen beroepen op de kerk der Reformatie. Voor anderen is dit niet genoeg en zij beroepen zich op de kerk der Nadere Reformatie. Er zijn weer anderen die zich beroemen op de kerk der Afscheiding. Wij willen ons gaarne verbonden weten met de kerk der Reformatie. We hebben ook alle begrip voor het predicaat: reformatorisch. Te veel hebben we te danken aan de Reformatie dan dat wij deze zouden vergeten. Door middel van haar heeft het God behaagd Zijn kerk te planten, vaster te planten in de lage landen aan de zee. We moeten ook wel weten wat we doen als we ons losmaken van de kerk der Reformatie en de band met haar belijdenis lossnijden. Toch wil ik nadrukkelijk onderstrepen wat ds. G. Boer eens schreef: 'De kerk der Reformatie is waarlijk met de kerk der eeuwen verbonden'. Hij greep daarbij over de Reformatie en haar belijdenis heen naar de kerk der eeuwen en naar haar belijdenis, de twaalf artikelen van het algemeen christelijk geloof en noemde deze belijdenis 'het loflied op de Vader, de Zoon en de Heilige Geest'. Hierin heeft de kerk der Reformatie haar katholieke karakter bewaard. Zij wist zich gesteld op de lengte-as van de gang van Christus' werk door de eeuwen, zij wist ook van de breedte van Christus' werk op alle plaats. Ik zou daarom willen zeggen: Het praedicaat 'Reformatorisch' zegt veel. Maar de naam 'Christelijk' zegt alles. Deze naam komt op de Schrift en is verbonden aan de kerk der eeuwen. In het Oude Testament door de belofte en in het Nieuwe Testament in de vervulling. Wij spreken ook gaarne over de Oudchristelijke Kerk. De naam mogen wij ons niet laten ontnemen. Is er één naam voor de kerk te noemen of te bedenken die ruimer en heiliger is dan deze naam? Een naam die de kerk direct verbindt aan haar Hoofd Jezus Christus. Tegelijk is er geen naam zo kwetsbaar en zovaak misbruikt als een vlag die de lading moet dekken dan deze naam. Maar dit laatste geldt ook voor het praedicaat 'Reformatorisch'.
Het moet ons ook duidelijk zijn dat Guido de Brés in zijn belijdenis over de kerk, welke de Nederlanclse Geloofsbelijdenis is geworden en die ons meer dan lief is, niet alleen denkt aan de reformatorische kerk. In art. 27 belijdt hij: 'Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene kerk, dewelke is de heilige vergadering der ware Christ-gelovigen'.
En deze kerk is er geweest van het begin der wereld af en zal er zijn tot aan het eind der tijden. Dat is het duidelijkste bewijs dat deze kerk der eeuwen niet is van mensen of van kerkgenootschappen van een bepaalde tijd of plaats, niet bestaat bij hun gratie; de kerk is des Heeren. Haar Hoofd is Jezus Christus. Hij is aan geen tijd en aan geen plaats gebonden. Aan geen tijd omdat Hij tot aan Zijn wederkomst de uitverkorenen ten eeuwigen leven vergadert en verzamelt tot Zijn gemeente. Aan geen plaats, omdat Hij met Zijn woord en Geest rondgaat over heel de wereld. De kerk der eeuwen is ook de kerk over heel de wereld.
Laat dat ook ons geloof zijn. Laten we dit ook belijden in Woord en daad. Het is de opdracht van Christus voor Zijn hemelvaart: 'Gij zult mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde'. Dat is allereerst de zendingsopdracht, maar roept ons tegelijkertijd op te belijden dat de kerk breder en ruimer is dan onze landsgrenzen. We moeten, om dit te erkennen, wel buiten onze eigen beperktheid treden. Dat is wat anders dan buiten de grenzen, die God in Zijn Woord stelt aan de kerk. De kerk is overal daar waar mensen al hun zaligheid verwachten van Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest. Dit is toch de ruimte die God geeft. Ik wil hierbij aanhalen wat ds. W. L. Tukker eens schreef: 'Het is ons zelfs een verkwikking en het brengt verruiming als we in andere landen en werelddelen geestverwanten ontdekken'. Dan zeggen we: 'De Heere heeft toch overal Zijn kerk'.
Als Gereformeerde Bond zijn wij de laatste tijd in nauwer contact gekomen met kerken in Frankrijk en Canada. Het is ons als delegatie van de Gereformeerde Bond bij ons recente bezoek aan Canada een verkwikking geweest deze geestverwantschap gevonden te hebben binnen de Reformed Church. Een zusterkerk die in haar Praeambule heeft staan dat de Heilige Schrift haar enige regel van geloof is en daarbij onderschrijft de Confessio Belgica, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. Hoe nauw wij aan haar verbonden zijn bewees de hartelijke en openhartige ontvangst door officiële afgevaardigden van de kerk. Gaarne belijden wij dan in de lijn van de kerk der Reformatie dat de kerk der eeuwen aan geen plaats, geen land en geen werelddeel gebonden is. Wij geloven dat God Zijn kerk in stand houdt en uitbreidt in de ruimte van de tijd en de ruimte van de wereld. We weten ons dan ook verantwoordelijk voor hen die ook buiten onze landsgrenzen, ook buiten de grenzen van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Naam van Jezus Christus aanroepen en zich bewegen binnen de ruimte en grenzen van de belijdenis der kerk, de twaalf artikelen van het algemeen christelijk geloof. Het geloof in de onveranderlijke God en Vader, Schepper van hemel en aarde. Het geloof in Zijn Eniggeboren Zoon Jezus Christus en Zijn werk der verzoening. Het geloof in de Heilige Geest en Zijn werk der heiligmaking. Dat is dan ook binnen de ruimte en grenzen van de belijdenis van de kerk der Reformatie, verwoord in de drie Formulieren van Enigheid. Hierop mogen en moeten we elkaar binnen de Gereformeerde Bond, binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, aanspreken. Hierop mogen en moeten we ook elkaar aanspreken in contacten met de kerken in ons land en daarbuiten. We moeten en mogen er ook op aangesproken worden. Want de kerk heeft niet alleen ruimte, zij heeft ook grenzen.
De grenzen van de kerk
Wie stelt die grenzen vast? Niet wij. Dit wordt ons wel eens verweten. We verwijten het soms ook anderen. Dat is terecht, als wij of anderen grenzen stellen die God niet stelt, want alleen Hij bepaalt wie en wat er behoort tot de kerk der eeuwen. Hij wijst dit aan in Zijn Woord. Christus, het Hoofd der kerk, laat ons de grenzen zien. De kerk is wel in de wereld, maar niet van dé wereld. Die niet voor Mij is, is tegen Mij. Zo stelt Christus de grenzen vast. Nu zijn deze grenzen er altijd geweest. Ze waren er onder Israël, het volk des Verbonds. Niet aleen om Israël heen, wanneer het teken der besnijdenis de grens bepaalde. Ook binnen Israël zelf, waarvan de benijdenis van het hart de grens bepaalde. Er waren toen ook tweeërlei kinderen des Verbonds. De profeten hebben door hun prediking Israël altijd onder deze spanning gezet. Ze hebben de grenzen aangewezen, niet om buiten te sluiten, maar juist om binnen te sluiten. Hun oproep tot geloof en bekering was altijd gericht op het blijven bij de Heere en Zijn dienst of op terugkeer tot de Heere en Zijn dienst. Zij hebben hun God en hun volk gediend door te wijzen op de Verbondszegen en de Verbondswraak. Is het anders in de kerk onder het Nieuwe Verbond? Is er één kerkgemeenschap die, ziende op alles wat binnen haar is, kan zeggen: 'De kerk zijn wij'? Kent men de geschiedenis van Israël? Kent men dan de geschiedenis van de eerste christengemeenten? Kent men dan de kerk voor en na de Reformatie? Kent men dan zichzelf? Weet men dan wat voor roerselen, om niet te zeggen beroeringen er zijn binnen eigen ingewanden?
Ons en ieder past bescheidenheid. Ziet God de kerk niet anders dan wij haar zien? Om nog eenmaal een woord van ds. W. L. Tukker aan te halen: 'Men moge de uitdrukking zichtbare kerk en onzichtbare kerk als tegenstelling verwerpen, als te platonisch, maar er is wél zoiets. Deze zaak is zo reëel als kaf en koren reële beelden zijn voor de kerk'. Nu neemt dit alles onze verantwoordelijkheid niet weg maar onderstreept deze veeleer. 't Is onze roeping er voor te ijveren dat, om deze onderscheding nog één keer te noemen, de zichtbare de onzichtbare kerk zo dicht mogelijk benadert. De kerk der eeuwen stelt ons daarvoor onder de belijdenis van het algemeen christelijk geloof, het Apostolicum. De kerk der Reformatie wijst ons daarvoor in artikel 29 van de N.G.B. op de kenmerken van de ware kerk. We kennen deze kenmerken allen. De reine prediking van het Evangelie, de zuivere bediening van de sacramenten en de kerkelijke tucht. We zullen daarvoor moeten staan willen we aanspraak blijven maken op de naam kerk. In deze kenmerken worden grenzen gesteld die men nooit straffeloos kan overschrijden. Grenzen die niet een kerk of een synode, maar die de Heere der kerk stelt. Grenzen die de profeten al aan wezen in Israël, de apostelen in de eerste christengemeente. Meer nog, die Christus stelde aan de gemeente in KL Azië. Ook wij hebben ons er aan te houden binnen de Ger. Bond en binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en in contacten met de kerken binnen onze landsgrenzen en daar buiten. Wij zullen ons daar zeker ook aan moeten houden willen we antwoord geven op de vragen van onze tijd. Ook op de vragen die jongeren in en buiten de kerk ons stellen. Wij zijn dan niet klaar als we alleen maar schermen met woorden. Zij vragen naar het wezenlijke — het wezen — van het geloof. Zij willen weten wat de kerk kerk doet zijn en wat de gelovigen gelovigen doet zijn in deze moderne tijd. Wij moeten en mogen ons aan die grenzen houden in het geloof dat God Zijn kerk in stand houdt en Christus Zijn gemeente vergadert door Zijn Woord en Geest tot aan het eind der tijden en tot aan het uiterste der aarde. Waar wij anderen toe oproepen en aan mogen houden geldt dan allereerst voor onszelf: 'Maar heiligt God de Heere in uw harten en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap af eist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze'.
(Openingswoord op de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond op woensdag 18 juni te Nijkerk)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's