Verbond en schepping 2
Het Verbond Gods
Bijgaand artikel verschijnt in een serie over het verbond, waarin naast een algemeen overzicht van wat de Schrift in het Oude en het Nieuwe Testament zegt, allerlei aspecten van het verbond aan de orde komen. De bedoeling is te komen tot een thetische weergave van dit centrale thema en zo de bezinnning erop te stimuleren. Het artikel dat thans geplaatst wordt is van prof. dr. C. Graafland, hoogleraar te Utrecht.
Wij hebben de vorige keer gezien, dat in de laatste tijd het verbond niet alleen weer in het middelpunt van de belangstelling is gekomen, maar dat er in de theologie, die onder invloed van Karl Barth staat, ook een duidelijke verschuiving valt waar te nemen. Men wil niet meer spreken over meerdere verbonden, maar over het éne vetbond. En dit ene verbond is het verbond van Gods genade. Dit verbond wordt dan in zo nauwe verbinding met de schepping gezien, dat er sprake is van een vereenzelviging. Althans kunnen we spreken van twee kanten van dezelfde zaak. Het verbond is de binnenkant van de schepping en de schepping is de buitenkant van het verbond. Of anders gezegd: de structuur van de schepping is die van het verbond. En de openbaring van het verbond realiseert zich in de schepping.
Daartegenover heeft de gereformeerde theologie altijd gesproken over meerdere verbonden. Zij heeft een onderscheid willen maken tussen het verbond van de schepping en het verbond der werken. En ook heeft zij nog een onderscheid willen maken tussen het verbond der werken en het verbond der genade. De redenen, waarom zij dit gedaan heeft, hebben wij de vorige keer al vermeld. Men heeft de schepping en de verlossing uit elkaar willen houden. Omdat men rekening wilde houden met de werkelijkheid van de zonde. De zonde is erbij gekomen. Bij de schepping. En de zonde heeft de schepping aangetast, fundamenteel. En daarom moest ook de verlossing erbij komen, als een nieuwe daad van God om Zijn schepping te bevrijden en te vernieuwen. En het genadeverbond getuigt van deze nieuwe daad van God.
Toch is het goed om ook te blijven spreken van het scheppingsverbond van God. Er is ook een relatie tussen verbond en schepping. Door zo erover te spreken, wordt door de kerk beleden, dat deze wereld er niet maar lukraak gekomen is, maar dat zij uit Gods hand komt en dat God met het scheppen van Zijn wereld een doel heeft.
Als wij daar nu dieper op ingaan, komen wij tot de volgende gedachten. Dat God deze wereld geshapen heeft, is Zijnerzijds een vrijwillige daad geweest. God was aan niemand verplicht om de wereld te scheppen. Hij heeft het gedaan, omdat Hij het gewild heeft. Ook de schepping vindt haar grond in het welbehagen van God.
Toegespitst op ons menszijn betekent dit dus, dat wij ons bestaan aan God te danken hebben. God heeft gewild, dat wij er zijn. Dat wij er zijn is een onverschuldigde gave van God. Daarom vraagt God ook dankbaarheid onzerzijds, dat wij er zijn. Wij mogen ons leven ontvangen als een geschenk van God. En wij hebben ook met ons leven om te gaan als met een geschenk van God. En alle gaven, die dit leven versieren, ontvangen wij ook als een geschenk van God. Het is niet voor niets, dat wij spreken over de 'gaven' die iemand bezit. Een goed verstand bezitten IS een gave. Daarmee belijden wij, dat God het ons heeft gegeven in Zijn onverschuldigde liefde tot ons, mensen. Zo ver staan, is het ook te begrijpen, dat er onder de gereformeerde theologen geweest zijn, die ook deze scheppingsrelatie gezien hebben als een relatie in genade. Want elke relatie waarin God met ons treedt, is genade. Ook de schepping is zo genade te noemen. God was het ons niet verschuldigd. Hij geeft het als een geschenk van zijn welbehagen. Alleen dienen wij dan toch wel weer onderscheid te maken tussen deze genade en de verlossende genade.
Als wij verbond en schepping in verbinding met elkaar brengen, komen wij ook nog tot een tweede gedachte. God heeft deze wereld niet aan zichzelf overgelaten, maar Hij houdt haar in Zijn hand. Deze gedachte willen wij vooralsnog zo algemeen mogelijk bedoelen. Wij denken dan in de eerste plaats aan de orde, die er in deze wereld te vinden is. Wij beleven een chaotische tijd, maar we ervaren tegelijkertijd, dat deze chaos een aanslag betekent op de wereld en op het leven van deze wereld. Dat is niet slechts een geloofservaring, maar dat is een algemeen menselijke ervaring. Want deze wereld is op orde ingesteld, evenals ons menselijk bestaan op orde is ingesteld. Wij zien dat duidelijk in de natuur. De natuur kent haar eigen wetten. En de natuur lijdt eronder, wanneer deze wetten worden doorbroken, hoe dan ook. Deze wereld is schepping van God. En als schepping van God is zij, zegt Calvijn, als een boek vol schone letteren. Er zit harmonie in, er klinkt een lied uit op tot eer van de Schepper. Dat wij in zo'n wereld leven, is daaraan te danken, dat God met Zijn schepping een verbond heeft gemaakt. Hij laat de dingen niet aan hun lot over. Dan zouden zij aan de chaos zijn prijsgegeven. Maar God laat de wereld functioneren als een theater van Gods glorie.
Ook dat heeft voor ons zijn consequenties. Wij denken dan vooral aan de beoefening van de zg. natuurwetenschappen. Deze wetenschappen willen een strikt neutrale positie innemen en niet uitgaan van vooronderstellingen, die aan één of ander geloof zijn ontleend. Voor ons blijft dan altijd de vraag knellen, of dit mogelijk is. Kunnen wij deze wereld met neutrale ogen bezien? En als wij dat toch proberen, zien wij dan nog wel deze wereld. Of zijn wij dan bezig met een produkt van ons eigen geseculariseerd denken?
God heeft deze wereld geschapen en gesteld in het kader van Zijn verbond. Daarom krijgen wij dan pas het rechte zicht erop, als wij deze wereld zien in het perspectief van dit verbond.
Alleen denk ik dan niet slechts aan de wetenschap. Ik denk dan evenzeer aan de ethiek, aan de menselijke levensleer. Als God Zijn schepping stelt in het kader van Zijn verbond, dan heeft God ook Zijn stempel gedrukt op wat de natuur ons te zien geeft.
Er is een tijdlang minachtend gesproken over de scheppingsordeningen van God. Nu in onze tijd, komen velen daar weer op terug. Omdat zij zien dat ingaan tegen de natuur het leven vernietigt. God wil, dat wij Zijn schepping eerbiedigen. God wil, dat wij in overeenstemming daarmee leven. Dat wil God van ieder mens. Omdat ieder mens in deze schepping deelt. Maar wel is het zo, dat juist de zonde tegen deze scheppingswil van God ingaat. De zonde is uit op de vernietiging van al Gods werken. Daarom zal die mens, die door de Geest van God wordt wedergeboren, pas weer goed oog krijgen voor de schoonheid en de goddelijke wil, die uit Gods verbondshandelen met Zijn schepping ons tegemoet treden. Daarom is het genadeverbond er gekomen om juist het scheppingsverbond weer te herstellen. En in de voleinding zullen zij samenvallen. Nu nog niet, maar straks wel, als de ganse aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren.
Daarmee raken wij nog een laatste aspect aan van de relatie die er is tussen verbond en schepping. God heeft Zijn schepping niet aan zichzelf overgelaten, maar nog steeds functioneert de schepping in de handen en in het handelen van God. Nu moeten wij nog daaraan toevoegen, dat God ook Zijn schepping niet heeft losgelaten, toen de mens in de zonde viel en de macht van de duisternis de overste dezer wereld werd. Het zou denkbaar geweest zijn, als God toen Zijn schepping wel had losgelaten. Wanneer de mens zo moedwillig zich losrukt uit de handen van zijn Schepper, zou het in de rede gelegen hebben, dat God de mens dan ook liet gaan en Zijn schepping liet gaan.
Dat heeft God echter niet gedaan. Waarom niet? Omdat Hij de wereld liefhad, zegt de Schrift (Joh. 3 : 16). En dat is waar. Maar God heeft deze wereld lief, omdat het Zijn wereld is, het werk Zijner handen. En. Hij heeft deze wereld lief, omdat Hij Zich aan deze wereld als Zijn wereld verbonden heeft. In dat woord 'verbonden' ligt het woord 'verbond'. God heeft niet alleen deze wereld gemaakt. Maar Hij heeft Zich ook met en aan deze wereld verbonden. Daarom kon zelfs de zonde het niet voor elkaar krijgen om God en de wereld totaal van elkaar te scheiden. De wereld heeft God wel losgelaten. Maar God heeft de wereld niet losgelaten. Dat is te danken aan Zijn verbond. Daarom kan ook het oordeel van God in de zondvloed over deze wereld geen eind maken aan dit verbond. Het is wel een diepe insnijding geweest. Even stond de zaak te wankelen. Zou Gods oordeel over de zonde zover gaan, dat het ook het einde van deze wereld zou betekenen? Bijna was het zo. Maar God heeft Noach met zijn achten eruit behouden en bewaard. En Noach met zijn achten representeren de vernieuwde mensheid op de vernieuwde aarde. Dwars door de zonde en het oordeel heen gaat God met Zijn schepping verder. Hij houdt haar vast tot op zijn nieuwe begin en tot op zijn voltooide herschepping. Zo blijken verbond en schepping veel met elkaar van doen te hebben. En het is goed en vreugdevol dit in het geloof te zien. Reeds het inzicht hierin bevrucht en verdiept ons geloof. Maar het geeft ons ook een weg aan om te gaan. Wij zijn niet van de wereld, maar wij staan wel in de wereld. En deze wereld is Gods wereld. Intussen blijkt, dat ik het werkverbond wel genoemd, maar niet verder besproken heb. Ik neem aan, dat dat door een volgende scribent aan de orde zal worden gesteld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's