De Doop op het zendingsveld 1
De voorbereiding
De Kerk heeft als opdracht van haar Koning het Evangelie Gods te prediken aan alle volken. 'Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes, lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.' Matth. 28 : 19.
Uit de zin van deze opdracht blijkt duidelijk, dat aan het dopen voorafgaat onderwijzing en prediking van de Openbaring (Gods tot redding en vernieuwing van het volk dat de HEERE niet kent.
Vóór de doop bediend kan worden moet aan mensen, die leven in een wereld die de levende God de rug toekeert door prediking en onderwijzing bekend gemaakt worden de toestand waarin zij verkeren. Om gedoopt te worden zullen zij eerst moeten leren kennen de Naam waarin zij straks gedoopt worden. Zij moeten leren verstaan, dat zij door het volgen van zelfgemaakte goden vijanden zijn tegenover de enig levende God. Zij moeten leren inzien de boosheid van hun hart, dat onbetrouwbaar en wantrouwend is tegen de HEERE, en leren geloven in het Evangelie van Gods genade in Jezus Christus, hoe onbegrijpelijk groot de inhoud daarvan ook moge zijn.
Bij het sacrament van de doop gaat het om het Woord der genade waarmee God tot de mens komt. Zo heeft de zending tot taak mensen pp het zendingsveld in aanraking brengen met de alleen levende God, de God der Schriften. Zij doet dat door woord en daad. Dit veroorzaakt vaak een bitter verzet.
Zo was er een man in Simbuang, die alles op alles zette om de voortgang van het Evangelie te verhinderen. In zijn dorp waren er die uit het heidendom verlost het christelijk geloof hadden leren kennen en omhelzen. Op velerlei wijze trachtte hij hen het leven moeilijk te maken en ze terug te brengen tot het oude geloof der vaderen. Zij, zo meende hij, brachten de aloude cultuur en het leven van het gehele dorp in groot gevaar. Toorn van de geesten zou over het volk in z'n geheel komen. Allerlei rampen zouden over het dorp komen. Hij was priester en had de plicht om op te komen voor en het zuiver nakomen van de aloude adat.
Op een avond, toen de christenen uit verschillende dorpen bijeen waren in het schoolokaal, dat als kerk gebruikt werd, ging ook hij in het duister van de avond naar de kerk, om buiten, door de reten van de wanden, te kunnen horen en zien, wat daar geleerd werd. Hij zou zeker stof verzamelen om straks de christenen weer te kunnen belasteren en plagen.
Er was doop die avond. De prediking vooraf bepaalde de aanwezigen bij de redding van Noach en de zijnen bij de zondvloed.
Hij hoorde over God, Die Zichzelf doet kennen door de Schriften, die Hij aan de zijnen gegeven heeft. Die God is de enig levende God, de Almachtige, die hemel en aarde geschapen heeft, door wiens hand alles is en onderhouden wordt. Die de mens zaligheid en eeuwig leven wil schenken in een leven in Zijn gemeenschap, naar Zijn Woord.
Hij hoorde ook over de mensen uit Noach's tijd. Over mensen die wilden leven naar eigen begeren, eigen lusten en eigen inzichten en daarmee hun eigen verderf en ondergang opriepen.
Bang, verontrust en verslagen ging ik naar huis, zo vertelde hij mij later. Ik zag mijzelf als behorend bij die mensen die leven zoals de mensen in Noach's dagen leefden. Ik ging erkennen Gods recht om zo te handelen met mij.
Sinds die avond is hij elke zondag weer met de mensen naar de kerk gegaan om verder te luisteren naar het Woord van God, dat daar gepredikt wordt.
Na drie maanden zijn wij weer in Simbuang. Ook hij is dan bij degenen die gekomen zijn om ons te begroeten. Eerst wacht hij het ogenblik af dat hij met mij alleen is. Dan vertelt hij het boven verhaalde en voegt er enigszins beschroomd aan toe: 'Ik hoorde ook in die preek, dat God in ontfermen zondaren wil redden. Hij redde Noach die leefde naar Gods Woord. Zou Jezus Christus ook mijn verlosser willen zijn? ' Hij vroeg opgenomen te mogen worden bij hen, die het onderricht volgen ter voorbereiding van de Heilige Doop. Het is nl. regel op het zendingsveld, dat vóór dat de mensen gedoopt worden, zij eerst een jaar of langer onderricht ontvangen uit de Heilige Schrift. Nadat zij dan belijdenis des geloofs hebben afgelegd, wordt hen het teken van Gods genade-verbond toegediend.
Vooruitlopend op wat straks gezegd wordt over hoe de doop door de christenen op het zendingsveld ervaren wordt, even kort iets over de wijze waarop deze man zich later uitsprak over zijn beleving van het sacrament van het Heilig Avondmaal.
Nadat op zekere dag het avondmaal bediend was in de gemeente Simbuang, bleven wij nog een tijdje met elkaar over het gevierde avondmaal napraten. Ook hij nam aan het gesprek deel, en vertelde van zijn persoonlijke ervaring tijdens de bediening en wat het hem nu zei voor het verder gaan.
Aan het avondmaal was het mij, zo zei hij, als was ik in het paradijs. Godzelf was bij ons en wees mij op wat Hij voor mij gedaan had in het geven van Zijn Zoon als zoenoffer voor mijn zonde. De HEERE gaf mij de belofte dat Hij mij aanneemt en verzorgen wil als Zijn kind. Ik beleefde het woord van onze Heiland, Die gezegd heeft: die in Mij gelooft heeft het eeuwige leven. En terwijl ik daar over nadacht kwam ook in mijn gedachten op, dat in het paradijs ook de slang was. Toen werd ik erg dankbaar te weten, dat ik van God zelf door het avondmaal mocht horen, dat de HEERE met mij wil zijn. O, straks zal ik weer in zonde vallen en daar droefheid over krijgen. Maar dan mag ik mij in herinnering brengen dit avondmaal, waardoor de HEERE mij gezegd heeft: 'Ik blijf je ontfermer en verlosser'. Ik ben erg blij met dat telkens weer vieren van het avondmaal. Twee maanden lang kan ik daar misschien wel aan blijven denken en gaat dat dan weg dan mag ik denken: over een maand komt de HEERE weer door het dan te vieren avondmaal. Zo wil de HEERE mij ondersteunen en sterken in de strijd die ik heb te strijden tegen de zonde. En de Heere Christus heeft gezegd: blijf dat avondmaal vieren totdat Ik kom en je voor altijd bij Mij doe zijn.
Hoe wordt het sacrament ervaren? Deze man getuigde van een persoonlijk ontmoeten van de zich over hem ontfermende God. Bij het horen daarvan dacht ik aan wat in de H. Cat. leert in vr. en antw. 66 en 67: Het ontvangen van het sacrament is voor de gelovige een bevestiging (verzekering) van de waarheid van Gods Woord.
Het doen van belijdenis des geloofs
Nadat de mensen een tijdlang zijn onderricht in de zaken van het geloof komt het onderzoek door de kerkeraad. Dan krijgen zij gelegenheid tot het uitspreken van wat zij van de HEERE ontvangen hebben. Voor dat onderzoek wordt uitgegaan van het Woord uit Rom. 10 : 17: Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord van God', en verder van het Woord uit Rom. 3 : 28 dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt. Gerechtvaardigd worden, d.i. gebracht worden in de rechte verhouding tot God.
Vanwaar komt zulk geloof? Op deze vraag antwoordt de H. Cath. in antw. 65: 'Van de Heilige Geest, Die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het Heilig Evangelie, en het sterkt door het gebruik van de sacramenten.'
Bij het onderzoek gaat het er om te horen, wat de doopcandidaat van de leer der Godsopenbaring heeft verstaan. Heel vaak staan wij versteld over de grote kennis van de Schrift die het onderwijs de mensen heeft kunnen bijbrengen. De doopcandidaten zijn veelal mensen, die zelf schrijven noch lezen kunnen. Zij weten het dan ook uitsluitend van de lering. Vooral wordt gevraagd naar wat men door de Wet en uit het Evangelie als levenswerkelijkheid verstaan heeft. Heeft het, Gods Woord in Christus gelovende, in u gewerkt het geloof dat gij door Christus geheiligd en rechtvaardig voor God zijt? Met vreugde en dankbaarheid kan opgemerkt worden, dat bij velen die straks belijdenis des geloofs doen een dringende vraag leeft naar kennis van de alleen levende God, Die zich in de Schriften aan ons bekend maakt.
Een voorbeeld: tijdens de prediking merken wij een man op, die vanwege hoge koorts bibberend zit te luisteren. Hij blijkt een ernstige aanval van malaria te hebben. Na de dienst vragen wij hem, is nu tijdens de dienst die koorts ineens komen opzetten? Dan blijkt dat hij al enige tijd aan deze ziekte lijdt. Maar waarom ben je dan niet thuis gebleven? Om hier in de kerk te komen, had hij een lange weg moeten afleggen, zeker een afstand van ruim 5 kilometer en daarbij nog een steil bergpad moeten beklimmen. Hij komt deze weg elke zondag. Verbaasd over onze vraag antwoordt hij dan: ik kan die prediking uit Gods Woord niet missen, en wanneer je dan naar de kerk gaat ervaar je, dat je voeten licht gemaakt worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's