De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

6 minuten leestijd

Dr. H. Berkhof, GEGRONDE VERWACH­ TING, schets van een christelijke toekomstleer, ing., 100 blz., ƒ 7,50, uitg. Callenbach, Nijkerk.

Dit hoek is een vrucht van colleges en zondagavondlezingen voor de radio.

Twee hoofdstukken: „Tijd en eeuwigheid" en „Eschatologie en Puturologie" werden er aan toegevoegd. Het slot: „Twintigste-Eeuwse Eschatologie tussen Bijbel en Levensbesef" is een theologisch opstel, dat door de auteur was geschreven in „Vox Theologica”.

Het boek geeft geen preken of meditaties, maar wil een stukje dogmatiek opbouwen, waarbij het woord eschatologie wordt vervangen door toekomstleer en het woord: leer der laatste dingen wordt vermeden.

Berkhof weigert te kiezen tussen het existentialisme (Bultmann, Heidegger, Sartre) en het futurisme (Bloch, Moltmann). Deze beide stromingen kunnen op haar best een vaargeul voor ons markeren. Verder verkent de auteur de weg naar de Bijbelse toekomst en vindt in het O.T., dat Israël, op grond van het verleden en het heden gelooft in de trouw van God, en in het N.T., dat de gemeente gelooft op grond van wat in Christus en in de Geest reeds aanwezig is.

Van hieruit benadert de schrijver de taal en de beelden van de bijbel over de toekomstverwachting. Hij kiest tussen de zeer orthodoxe (je moet alles: draak, bazuin, wolk, enz. letterlijk nemen) en de zeer vrijzinnige opvatting (dit alles is kinderlijk en primitief) voor één, waarin deze beelden zich telkens in de Schrift herhalen en een eigen taal spreken. Ook hierin ziet hij een bevestiging van wat hij eerder vond, n.l. dat deze beelden bevestigen dat de toekomst een verlenging en een verheerlijking is van de ervaringen die we al hier en nu met God hebben opgedaan.

In het hoofdstuk: „Tijd en eeuwigheid" bepleit Berkhof een continuïteit en een discontinuïteit van tijd en eeuwigheid.

Hij weigert opstanding, wederkomst, gericht en eeuwig leven na elkaar te plaatsen, maar wil ze zien als elkaar aanvullende benaderingen van één ondeelbaar gebeuren.

De opstanding des vleses wordt uit Christus' opstanding, het met Christus opstaan, afgeleid.

De „onsterfelijkheid der ziel" heeft het weer gedaan. Van der Leeuw is te radicaal. Berkhof berust in „de bewaring van onze identiteit". Is er niet meer van te zeggen? Jammer dat het boek van dr. J. Kooy: „Persoonlijke Onsterfelijkheid", Veenman, Wageningen, hier al niet genoemd wordt. Daar staat meer in dan Berkhof zegt èn ... wat toch in de bijbel staat. Later (blz. 78) noemt Berkhof deze studie wel.

Over de wederkomst schrijft de auteur: „Hij wil het „wederkomen" niet alleen als een voltooiing van het werk in Zijn gemeente zien, maar ook een zichtbaar worden uit de verborgenheid van Zijn bestaan en klaarblijkelijk voor ieder.”

Het derde gezichtspunt is het gericht. Berkhof vat het op in de O.T. zin: de juiste orde der dingen tot stand brengen. Het oordeel gaat over geloof èn werk.

Is de conclusie, dat de mensen uit Rom. 2 : 12-16 barmhartigheid vinden, omdat het werk der wet geschreven is in hun harten, exegetisch verantwoord?

Op blz. 51 (over het evangelie-karakter van het gericht) stond mij voor de geest het gebed van de psalmist: n ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn (Ps. 143 : 2).

Hier maakt Berkhof verwerpelijke tegenstellingen en miskent Bijbelse tegenstellingen.

In het hoofdstukje: „Gericht als scheiding" staan veel treffende opmerkingen, maar het roept ook veel vragen op.

Ik denk aan blz. 55. Daar staat, dat velen bewezen, dat de hel een geloofsvoorstelling was van het Jodendom van die dagen, die aan de kern en de strekking van het Evangelie vreemd zou zijn. Berkhof acht dit mogelijk en stelt tegelijk de vraag: Weten wij dit wel heel zeker? En dan gaat hij uit het Evangelie duidelijk maken, dat de hel er wel is. Maar hoe?

De mens heeft de heerlijke gave ontvangen om ja tot Christus te zeggen èn de raadselachtige macht neen te zeggen.

Is dat zo? Dat laatste zal waar zijn, maar is in het eerste het genade-karakter van het Evangelie gehandhaafd?

Is de hel de consequentie van Gods respect voor de humaniteit?

Het eeuwige leven wordt gevuld met de woorden: schouwen, rust, gemeenschap. De meeste te­genspraak roept het hoofdstuk: “Het dubbele beeld van de toekomst” op.

Berkhof gelooft via een ontzettend gericht niet in een eeuwige straf, maar in een alverzoening die alleen de gemeente belijden kan. Zijn exegetische redeneringen zijn uiterst zwak. 2 Thess. 1 : 9, dat eerst tegen de ontkenning van de eeuwige straf (blz. 66) wordt gebruikt, wordt later (blz. 68) weggelaten.

Dan wordt Paulus zonder meer in het heilsuniversalisme geplaatst en wordt Mattheus de man van de waarschuwing, omdat het Jodendom vlak voor de verwerping van de Messias stond. Dit lijkt mij een voorbeeld van een situatie-exegese, die de eenheid van het bijbels getuigenis doorbreekt.

Tot de heidenen, die christen geworden zijn, wordt in de verdrukking tot hun troost gezegd, dat de redding in Christus eenmaal even ver zal gaan als de verlorenheid in Adam nu.

Maar aan de Joden, die gevaar liepen aan het eind van de eerste eeuw de Messias te verloochenen, wordt de eeuwige straf geleerd. Dit is een uiterst gevaarlijke wijze van omgaan met de Schrift. Wat een verantwoordelijkheid de dingen zo te schrijven.

Boeiend is het hoofdstuk over: Eschatologie en Puturologie. Daarover is nog weinig geschreven. De grote vraag is of Berkhof niet te optimistisch denkt door de futurologie als analogie van de eschatologie.

De concentratie van de wereldse macht en de vervalsing van de kerk doen ons toch anders aankijken tegen de „vertechnisering" en de „verwetenschappelijking" van het leven?

Bovendien: Is 't waar, dat futurologie en eschatologie onder het gezichtspunt van Gods geschiedenis-handelen in elkaars verlengde liggen? Ligt Gods handelen niet altijd haaks op ons handelen? Laat de Schrift ons niet weten, dat de geschiedenis wat ons betreft dermate in de knoop zal geraken, dat alleen door een crisis, die een breuk inhoudt en door het gericht heen Gods Koninkrijk zal komen?

Wat dr. Berkhof schrijft in één boek, moet ge moeizaam naspeuren in veel andere boeken. Het is buitengewoon informerend en voor de studie stimulerend.

Ik kan het helaas — voor zover Berkhof richtingen aanwijst en beslissingen neemt — niet eens zijn met ds. Landman, die in „Hervormd Nederland" schreef, dat wij ons de gedachten van Berkhof móeten eigen maken. Daarvoor zijn sommige van deze gedachten — 't verdriet mij dit te moeten schrijven — te ketters en in strijd met de Heilige Schrift. Wie met de alverzoening speelt, ontneemt aan de prediking haar laatste ernst. De Schrift geeft ons geen aanleiding om het woord eeuwig, wanneer het over het heil gaat, een andere vulling te geven dan wanneer het over het onheil, de rampzaligheid gaat. Wie daarvoor niet beeft, zie toe op zichzelf.

Katwijk aan Zee   G. Boer

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's