De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het Avondmaalsformulier 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Avondmaalsformulier 1

6 minuten leestijd

Is een formulier wenselijk.

Is een formulier wenselijk.

Misschien kijkt iemand een beetje vreemd op bij het stellen van deze vraag. Een predikant, die het formulier (d.w.z. het oude formulier of misschien zelfs één van de nieuwere formulieren) niet zou lezen, zou daarover heel wat te horen krijgen. „Hij leest niet eens het formulier", zou door velen gemompeld worden. Daaruit blijkt hoe de maatstaven van goed en kwaad, rechtzinnig en onrechtzinnig nogal eens aan verandering onderhevig zijn.

Er zijn nl. zeer ernstige mannen geweest, vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, die zich tegen het gebruik van formulieren gekant hebben. De felste en daardoor wat dit punt betreft meest bekende opponent is geweest Ds. Jacobus Koelman te Sluis, de vertaler van uitnemende Engelse en Schotse theologische lectuur. Deze Koelman is zelfs mede hierom door de overheid uit zijn ambt ontzet. De meeste theologen deelden zijn opvattingen niet. Maar een man als Lodensteyn heeft Koelman's standpunt verdedigd.

Het verzet tegen het gebruik van formulieren kwam voort uit het gevoel, dat Avondmaal vieren en het lezen van een formulier een innerlijke tegenstrijdigheid was.

Koelman en de zijnen werden gedreven door vrees voor een geesteloze „sleur-en slenterdienst", zoals zij dat noemden. Zij ontkenden niet dat het nodig was, dat de gemeente onderwezen werd in de betekenis van het Avondmaal en van hetgeen er nodig was om dit Sacrament op de rechte wijze te gebruiken. Daarin zijn zij één met de mannen van de Hervorming, die zich allen verzet hebben tegen de geestelijke onwetendheid, waarmede de mensen ter communie gingen, een prooi van bijgelovige voorstellingen en van vage gevoelens.

Maar de tegenstanders van formulieren meenden, dat iedere predikant in staat moest zijn, met eigen woorden dezelfde dingen tot de gemeente te zeggen, waarbij de in vrije, persoonlijke bewoordingen gestelde lering warmer en levendiger zou zijn dan die van een voorgelezen formulier. Zulk een persoonlijk woord zou ook een krachtiger getuigenis zijn van persoonlijk geestelijk leven.

Er is iets aantrekkelijks in deze opvatting van Koelman. Maar tegen zijn ideale opvatting is wel het een en ander in te brengen. Hij overschat daarmede de begaafdheid van de meeste predikanten. Hij ziet het gevaar over het hoofd dat de persoon van de predikant te zeer op de voorgrond treedt. Hij onderschat het gevaar van verwarring, wanneer de samenvatting van het gemeenschappelijke inzicht der kerk losgelaten wordt voor het vrije woord, waarbij persoonlijke voorkeur verschillende accenten doet leggen en het insluipen van dwalende meningen niet uitgesloten is. Hij onderschat ook de behoefte van de gemeente om met bewoordingen, die door de kerk als geheel in haar bloeitijd aanvaard zijn, en die door gedurig gebruik bekend geworden zijn, vertrouwd te blijven.

Wat hier van het gehele formulier gezegd wordt, geldt met name in betrekking tot de formuliergebeden.

Voor het persoonlijke gebed in de binnenkamer heeft het vrije gebed, dat de nooddruft van het ogenblik voor God neerlegt, natuurlijk de voorkeur. Wanneer Oude Schrijvers zich tegen het gebruiken van formuliergebeden richten, bedoelen zij daarmee die van buiten geleerde gebedsformule's, die de persoonlijke omgang met God zouden moeten vervangen. Dat protest is terecht. Als we de Psalmdichters beluisteren komen zij, ieder met zijn persoonlijke nood of vreugde tot God.

Maar dat wil niet zeggen, dat formuliergebeden nooit en nergens op hun plaats zijn in de samenkomst der gemeente.

Een aantal m.i. juiste opmerkingen van Alexander Comrie moge ik hier doorgeven. Zij komen voor in een voorrede van een bundel preken.

Hij maakt onderscheid tussen het gebed van een christen in zijn binnenkamer en dat van een voorganger in de samenkomst der gemeente of van een huisvader in zijn gezin. Wie dan meebidden, moeten het gebed van de voorganger ook inderdaad kunnen volgen, opdat zij niet allen het gebed aanhoren zonder werkelijk mee te kunnen bidden.

„Daar dienen soms", zegt Comrie, „weinig de gebeden toe, die zonder formulier, zonder orde, zonder verstaanbare spreekwijzen, uit de geest geschieden, welke de toehoorders, die mede zouden bidden, menigmaal zijn als een gebed in een vreemde taal." Dit geldt zelfs volgens hem menigmaal ook daar, waar iemand, die voorgaat, de gave des gebeds heeft. En dan gaat hij voort: „ik heb achting voor de bid-formulieren voor de Nederlandse Kerken geschikt.

Ze zijn klaar, en voor de eenvoudigste verstaanbaar, behelzen datgene, dat een Christelijke gemeenschap van God naar Zijn wil te bidden heeft, vertonen een rechte verootmoediging, een waarachtig geloof, een vurige worsteling met God, een reine liefde, hoedanigheden, die in een recht gebed moeten zijn; waarom ik de inhoud derzelve zo goed ken, dat ik ze dikwerf leze en herleze, mij bij de bediening van Doop en Avondmaal aan dezelve binde, en de kinderen het morgen-en avondgebed doe leren. Ja ik achte nuttig en nodig, dat die in het openbaar voorbidt, zich aan de goede uitdrukking, orde en schikkingen, daarin voorkomende, houde; dat ik zelf doe, schoon ik de formulieren voor en na de predikatie (de lezer kan die in zijn kerkboekje vinden, V. d. W.) niet woordelijk uitspreke; en ik moet zeggen, dat ik met veel meer stichting kan meebidden, als iemand die opleest, als wanneer sommigen door al de Loei communes (hoofdstukken) van de beschouwende en betrachtende godgeleerdheid lopen, en veel oprammelen, het komt te pas of niet".

Ik haal even deze woorden van een man van gezag als Comrie aan, omdat mij telkens blijkt, dat de gemeente de gebeden uit het formulier niet als echte gebeden aanvaardt. Wie anders gaat staan onder het bidden, blijft dan zitten. En nu gaat het er mij niet om het „staan" als de enige goede gebedshouding, althans voor de mannen, te propageren (dat is weer een hoofdstuk apart), maar om het misverstand te bestrijden, dat onze Vaderen de gebeden uit onze formulieren niet als werkelijke gebeden zouden bedoeld hebben. Zij hebben in deze gebeden de gemeenschappelijke nooddruft der gemeente in verband met de viering van het Sacrament onder woorden gebracht. Zij hebben dit geestelijk bedoeld, al hebben zij niet op overgeestelijke wijze deze gebeden met hun kloeke en innige formulering op zijde gezet.

Evenzo hebben zij met wijsheid formulieren opgesteld, die de gemeente bij het gebruik der Sacramenten onderrichten en tot het gebruik der Sacramenten toeleiden.

(Wordt vervolgd).

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het Avondmaalsformulier 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's