Niet één uur...
Kunt gij dan niet één uur met mij waken. Mattheüs 26 : 40.
In een drukke winkelstraat zag ik voor de ingang van een kleine kerk een bord staan met het opschrift: Een kwartier voor God. Dit woord trof mij en gaf me aanvankelijk een blij en dankbaar gevoel. Is het niet heerlijk, dat men in de jacht van het moderne leven tijd vraagt voor God? Hoe goed zou het ons, gehaaste mensen in een drukke straat doen, als we enige ogenblikken stil waren voor God. Als de rumoeren van het leven verstillen, als ons hart rustig wordt, mogen wij denken aan de Heere, onze God.
Werkelijk, dit opschrift deed mij iets. Totdat ik er dieper over ging nadenken. „Een kwartier voor God". Een volle dag telt vierentwintig uren, zesennegentig kwartieren. Nu vraagt men dus ongeveer één procent van de dag voor de Heere. Dat is uiterst pover. Het leek mij bijna een belediging voor God om voor Hem slechts een kwartier te vragen, terwijl hij alles, alles voor de zijnen over heeft. Maar doordenkend heb ik ontdekt, dat ik niet zoveel recht heb om dit zo verwijtend van een ander te zeggen.
Hoeveel tijd besteden wij in de dienst van God? Een kwartier is weinig. Maar gebruiken wij dit inderdaad elke dag om stil te zijn voor de Heere? Of is het zo, dat we slechts heel weinig tijd hebben voor Gods dienst? Kunnen wij inderdaad lang met hem waken? Een uur? Een kwartier? Of is dit nog te lang? Jezus vraagt aan zijn jongeren, of zij niet een uur met hem kunnen waken?
Het benauwende is, dat de Heere dit vragen moest aan Petrus, een van zijn discipelen. Hij vraagt dit niet aan de mensen in Jeruzalem, die druk zijn met het paaslam, maar die het Lam van God, dat de zonde der wereld wegneemt, verwerpen. Evenmin klinkt nu deze vraag aan de romeinse soldaten, die met de feestdagen nog meer waakzaam zijn met het oog op dreigende onlusten. De eersten zijn geen volgelingen van Jezus, zoals Petrus. De anderen zijn heidenen. Maar juist aan de discipelen moet deze vraag worden gesteld. Aan Petrus en de zijnen. Aan ons, die het lijden des Heeren overdenken. Daarom treft dit verwijt te dieper. We hadden van de discipelen anders mogen verwachten.
Het zijn immers mensen, die drie jaar geleden alles verlaten hebben om de Heere te volgen. Visserschip en belastingkantoor bleven achter, toen Jezus riep. En het zijn mensen, die dit hebben volgehouden. Als anderen heengaan, blijven zij hem trouw.
Nu gaat het hier om drie discipelen, die de Heere in het bijzonder heeft gekozen om getuige te zijn van grote dar den. Zij treden met Hem het huis van Jaïrus binnen, als de Meester de dood overwint. Zij zijn de getuigen van de heerlijkheid op de berg. Nu zijn zij het weer, die met Hem mee mogen gaan verder in de hof. Zij zijn de verkorenen van de verkorenen.
Zulke mensen zullen zeker trouw met Hem waken. Maar nog meer heeft de Heere voor hen gedaan. Zojuist hebben zij de heilige tekenen van brood en wijn ontvangen. Hun handen hebben getast, hun monden geproefd, dat de Heere goed is. Hij heeft hen vermaand nog slechts enkele uren geleden om in Hem te blijven, omdat de rank, die niet in de wijnstok blijft, verdort. Hij heeft voor hen gebeden als de barmhartige hogepriester, dat de Vader hen in Zijn naam zou bewaren. Zulke begenadigde mensen, zullen het Hem waken, uren, dagen, hun leven lang!
Dat te meer, omdat de Meester nu zo droevig en zeer beangst is. Nooit vroeg hij iets voor zichzelf, altijd dacht hij aan de ander. Maar nu in dit opperst lijden, dat nader komt, vraagt hij iets voor zichzelf, vraagt hij om met Hem te waken.
„Meester, u kunt op ons rekenen; ons leven zetten wij voor u in." Dat zullen, dunkt mij, de discipelen zeggen. En vergeet dan ook het gevaar niet, dat zij lopen, als zij niet waken. Gevaar voor de Heere maar ook voor henzelf.
Gevaar nu de Herder geslagen wordt en de schapen niet zullen worden gespaard. Gevaar van een groter vijand, dan die nadert met toortsen en zwaarden, de duivel, die begeert te ziften als de tarwe. Zou dit alles nog niet genoeg zijn om te doen waken, denk dan aan de tegenstanders.
Door de nachtelijke straten klepperen de sandalen van slaven, die de raad op moeten roepen voor de spoedzitting van het sanhedrin. Door de nacht haasten zich de vijanden, de rechters, die het hoogste onrecht aller tijden zullen bedrijven. Als nu de vijanden wakker zijn, hoe zullen dan de discipelen waken!
't Is middernacht, maar hoe hij lijdt. Zijn jongeren slapen bij die strijd. En derven afgemat van rouw de aanblik van des Meesters trouw.
Vol droef verwijt zegt de stem: Kunt gij dan niet een uur met mij waken?
Wie waken niet? Petrus en de zijnen. Of wij? Juist wij! Mensen, die toch niet geheel onverschillig zijn. Mensen, die in een tijd van grote afval het vol hebben gehouden om over het lijden des Heeren te denken. Hoe vaak hebben wij de lijdensprediking al beluisterd! Drie jaar of dertig jaar of nog meer.
Mag ik ook van u zeggen, dat de Heere u meer heeft gegeven? Het zijn immers niet alleen de onbekeerden, die niet waken, maar juist mensen, die kinderen van God zijn. Mensen, dié het heilig avondmaal vieren. Die weten, dat wij in Hem moeten blijven willen wij vruchten dragen. Die mogen geloven, dat de Heere ook nu nog aan de rechterhand van de Vader voor ons bidt.
Ja, als wij ons eigen hart niet kenden, zouden wij zeggen, dat de kinderen van God dag en nacht zullen waken. Bewogen door het lijden van de Heere. Gewaarschuwd, dat hun zielen gevaar lopen, als zij slapen in het uur van de verzoeking.
Te meer, als we bedenken, hoe actief de wereld is in de aardse dingen van de aarde. Hoe waakzaam wij zelf zijn, als het gaat om aardse belangen. Stellig, de gemeente zal waken, wakker zijn ten alle tijde. Maar, hoor, daar klaagt een stem: Kunt gij dan niet één uur met mij waken?
Het moet ons verwonderen, dat de discipelen konden slapen in die nacht. Jezus was slechts een steenworp van hen gescheiden, veertig meter. Hij heeft naar het getuigenis van de brief aan de Hebreeën luid gebeden, geroepen; hoe kunnen zij dan slapen? Zelf weten zij geen antwoord te geven. De Heere weet dit wel: De geest is gewillig, het vlees zwak. Begrijp dit woord goed.
Het gaat hier niet om de westerse onderscheiding van lichaam en geest. Want èn ons lichaam èn onze geest zijn van nature beide „vlees". Dat is alles wat van onszelf is is vleselijk, verkocht onder de zonde. Waar de Heilige Geest ons iets anders leerde kennen, daar is geest, maar de oude mens laat zich geducht gelden. Daarom slapen de discipelen. Want het is de ure van de duisternis tevens.
Heeft de Boze, die het lijden des Heeren alleen maar verzwaren wil, kans gezien hen in slaap te doen geraken, zodat Jezus geheel alleen is? Zij kunnen niet één uur met hem waken. Zelfs zij niet.
Kon dan niet een met Hem waken? En in die smartelijke uren met Hem de droefheid verduren van Zijn verwerping. Zijn smaad? Moest Hij die zwartste der nachten eenzaam de kruisdood verwachten, eenzaam de bitterheid smaken van de triomf van het kwaad?
Kunnen wij dit wel?
Als kind dromen wij van grote dingen: we zullen zendelingen worden diep in het oerwoud, met levensgevaar Gods grote taak volbrengen. In de werkelijkheid van het leven ervaren wij, dat wij zelfs in het kleine al falen. We zouden trouw zijn, maar één uur van onbedachtzaamheid deed ons jaren schreien. We konden niet één uur waken. We zouden . . .
Ja, maar toen je moeder je vroeg om wat te doen, mopperde je boos. Zag je niet, dat de Heere, die je je moeder gaf, achter haar stond en bedroefd vroeg, of je dat niet even kon doen, even met Hem waken?
Er is een mens in uw omgeving, die inderdaad niet zo prettig is, wat knorrig, wat saai, maar eenzaam. De Heere zegt, dat wat wij aan de minste der broederen doen, aan Hem doen. Gingen wij naar hem toe? Geen tijd? Maar Jezus kwam u tegen en vroeg, of wij niet één uur konden waken?
U gaat naar de kerk, hoop ik. Of hebt u het te druk. Zou het kunnen zijn, dat u, die zondags uitslaapt, een stem hoort: Kunt gij niet een uur met mij waken? U gaat wel naar de kerk, trouw. Kunt u gedurende de gehele dienst luisteren? Of dwalen wij meermalen af? Vroeg daar onder de dienst ineens een stem aan ons, of wij niet één uur konden waken? Of is het nog erger?
Het is niet goed, als een mens maar een kwartier voor God overheeft. Maar kunnen wij vijf minuten bidden? Of hebt u er ook zo'n last van, dat we juist onder ons gebed voortdurend worden afgeleid? We kunnen niet één uur, niet vijf minuten met Hem waken. En 'dat hoewel de Heere het zo waard is.
En zo komen wij met dit woord diep in de schuld. De Heere heeft recht om tot ons te zeggen, dat we maar zullen voortslapen. Dat is dan de slaap van de eeuwige dood. Maar dit verwijt des Heeren is juist om ons aan onszelf te ontdekken. De Alwetende wist wel, dat zij slapen zouden. Maar hij vroeg het, naar Calvijn zegt, om hen te doen zien, hoe zwak ze waren. Niet een zwakheid, die zich verontschuldigt met te zeggen, dat het vlees zwak is. Want dit vlees zijn wijzelf. Maar een zwakheid, die ons doet bidden, dat de Heere over ons wil waken en dat hij ons doet ontwaken en wakker houdt.
Mag ik daarop hopen, nadat ik geslapen heb, toen de Heere vroeg, dat we zouden waken? Zie wat er gaat gebeuren. De discipelen slapen.
Maar in het uur van het allergrootste gevaar staat de Heere nog in voor de zijnen: Als men Hem zoekt, laat men dan de discipelen laten heengaan! Zelfs dan waakt Hij nog over hen.
De Bewaarder Israëls sluimert noch slaapt. Hij waakt plaatsvervangend voor jongeren, die slapen. Hij waakt over hun zielen.
Daarom bidden wij in de naam van de Heere Jezus Christus, die waakte, toen wij sliepen, dat God ons dit slapen vergeeft. Dat hij door de Heilige Geest ons wakker maakt en doet waken. Maar vooral bidden wij, dat hijzelf over ons blijft waken en doet waken elke dag en ieder uur. Wij kunnen geen uur met Hem waken, Hij waakt een leven lang. Hij waakt over ons in het leven. En in het uur van onze dood:
Wanneer door 't angstig duister van de hof de dood mij met haar toortsen komt genaken, wil in dat bitter uur dan met mij waken, die zorg'loos was, terwijl gij kroopt in 't stof. Waakt dan en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt.
Rotterdam C. A. Korevaar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's