De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

FINANCIEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FINANCIEN

8 minuten leestijd

Zeker niet een van de minst bekende geschiedenissen uit onzen Bijbel vinden we in Genesis 41. Ons worden daar verhaald de droomen van Farao. We weten het allen : Eerst zeven vette koeien, schoon van aanzien en vet van vleesch, en toen zeven magere koeien, leelijk van aanzien en dun van vleesch. Daarna zeven vette en goede aren en toen zeven dunne en van den Oostenwind verzengde aren. En gelijk de zeven magere koeien de zeven vette opaten, zoo werden de zeven vette aren door de zeven dunne verslonden.
Aan dat bekende verhaal, dat ook door onzen vorigen Penningmeester wel eens aan gehaald werd, werd ik dezer dagen gedurig herinnerd. Immers ik heb uit den stroom van giften en collecten van Paschen tot Pinksteren achtereenvolgens zeven vette koeien, of wilt ge, zeven vette aren zien opkomen. Ik heb wel geen zeven vette jaren, maar dan toch zeven vette weken gehad, weken die achtereenvolgens ƒ208, ƒ3567, ƒ1374, ƒ407, ƒ739, ƒ1424 en ƒ365 plus nog enkele centen in mijn „laatje" brachten. In zeven weken kreeg ik dus een bedrag van meer dan acht duizend gulden binnen.
Maar nu zijn blijkbaar ook voor mij de magere jaren aangebroken. Het schijnt wel dat de stroom van de Paaschcollecten zoo maar ineens is uitgedroogd, en de andere giften nu ja, gij weet ik ben met het minste tevreê en daarom ben ik ook nu hartelijk dankbaar voor wat ik ontving, maar gij zult straks zelf wel merken dat het nog niet altijd waar is dat de vele kleintjes één groote maken. Ik ben dus wel genoodzaakt om naar een andere bron van inkomsten te gaan zoeken. Anders ben ik bang dat er straks zelfs in Egypte geen koren meer wezen zal en gij zijt het wel met mij eens dat het er dan voor Jacob en zijn zonen niet al te best zou uitgezien hebben.
Gelukkig dat ik dus in dezen tijd van het jaar nog zoo'n buitengewone bron van inkomsten bezit in de contributies van de leden van onzen Bond, die weer hoog noodig geïnd moeten worden. Ja hoor, gij moet er maar op rekenen dat gij binnenkort de post aan uw deur krijgt, niet met een brief of een briefkaart of een postwissel, maar wèl met een postkwitantie in de hand, en dan zal het ook wezen : „betaal mij wat gij mij schuldig zijt". Nu is dit een schuld, die wij allen nog al betalen kunnen. Daar zijn ook wel eens schulden die wij niet kunnen betalen en daar is één schuld, een heele groote schuld, die wij geen van allen kunnen betalen en waar wij dus een Borg voor noodig hebben die ze voor ons betaalt. Gelukkig dat er zulk een Borg is en nog gelukkiger we „door schuld verslagen" tot dien eenigen en algenoegzamen Borg onze toevlucht hebben genomen en als we in Hem ook onzen Borg gevonden hebben. Maar de schuld waarom de komende postkwitantie ons manen zal, kunnen we zeker allen zelf voldoen. En mocht er soms iemand zijn die het niet kan, die met de hand op het hart kan zeggen : het is mij dezen keer werkelijk onmogelijk om mijn schuld te voldoen, welnu, dan zal de Penningmeester zich zeer lankmoedig betoonen en dan zal hij er niet aan denken om zoo iemand dan aanstonds van de ledenlijst te schrappen. Integendeel, als hij of zij het mij dan maar even schrijft of het anders in een of anderen vorm achter op de kwitantie zet, dan weet ik het wel en dan blijft zijn of haar naam dus stilletjes op de ledenlijst staan, zelfs zonder met een rood kruisje of zooiets aangestreept te worden. Neen hoor, wie zijn contributie niet betalen kan, dien schelden wij ze gaarne kwijt. Ik ben natuurlijk overtuigd, dat niemand hiervan misbruik zal maken en dat allen die het betalen kunnen het ook zullen doen. Ik hoop dus dat er niemand zal zijn die niet wil betalen. En, eerlijk gezegd, verwacht ik dat ditmaal ook niet. Ik denk haast dat de meesten die niet van ons waren het vorig jaar al wel van ons uitgegaan zullen zijn en dat degenen die nu lid zijn van onzen Bond, het ook wel blijven willen. Mocht er soms hier of daar nog een enkele zijn die niet met onzen Bond sympathiseert en die misschien meer heil verwacht van de paden der afscheiding en van het vormen van allerlei sectarische clubjes en kringetjes, welnu, evenwel goede vrienden hoor, we nemen 't hem niets kwalijk, want ik zeg altijd maar : we leven in een vrij land. Dus hoezeer het mij eenerzijds ook leed zou doen als ik ook nu nog weer enkele kwitanties als onbetaald terug kreeg, omdat ja, omdat ach, om allerlei beweegredenen, waarop ik hier nu maar niet nader za! ingaan, anderzijds sta ik ook weer op het standpunt : wie het niet met doe! en grondslag van onzen Bond eens is, moet er geen lid van zijn. Allen echter die het daar wel mee eens zijn moeten er ook wèl lid van wezen. En nu wil 't mij altoos voorkomen dat er van deze laatsten ook nog velen zijn. Ik vermoed dat er nog heel wat menschen zijn die, als zij werkelijk wisten waar het onzen Bond om te doen is, zeggen zouden : maar daar word ik dadelijk lid van ; schrijf mij maar op voor een gulden of een rijksdaalder, of misschien wel voor twee of vier achterwielen. Ach toe, laten al onze Bondsleden, als zij zelf hun kwitantie betaald hebben, eens trachten om er een nieuw lid bij te winnen. Ik weet zeker, dat het gemakkelijk kan, en waar een wil is is een weg. Ja, laten we dat nu eens afspreken : allemaal onze kwitantie betalen en allemaal trachten een nieuw lid er bij te winnen. Hè, als dat nu eens waar was ! Dan werden de magere weken toch ook nog weer vet.
Gij weet dus nu, dat de postkwitantie op komst is. Er zijn er nog maar een paar, die uit eigen beweging hun contributie betaald hebben. Mochten deze soms ook nog een kwitantie ontvangen, dan is dat een vergissing, waaraan zij eigenlijk zelf hebben medegewerkt en die zij dan het best ook zelf weer kunnen herstellen door achter op de kwitantie te zetten : reeds betaald. Ook zou het kunnen zijn dat er leden waren die geen kwitantie ontvangen. Dan is dat ook een vergissing. Laten ze die dan ook herstellen door mij b.v. over een maand dit even te berichten. Dan verzeker ik hun dat het nog in orde komt. Laten we dus ook in dezen zooveel mogelijk elkaar helpen. Het spreekt vanzelf dat er bij een zoo uitgebreide administratie, wat het ledental betreft, wel eens een vergissing insluipt. Laat dan niemand dat als moedwil beschouwen en laten we allen ons best doen dat ook de administratieve wagen van onzen Bond zoo gesmeerd mogelijk loopt.
Nu, nu moest ik het „laatje" maar weer eens gaan openen. Over den Kweekschoolwagen, die nog niet erg gesmeerd loopt, moet ik dan de volgende maal nog maar weer eens praten. Anders wordt het nu te lang en zijn de lezers van ons blad t e blij als er eens een week is, zooals de vorige, waarin de Penningmeester ,,verhinderd" is. O ja, 'k moet eerst ook nog weer een vergissing herstellen. De vorige maal had ik geschreven dat mej. Qualm van Hazerswoude haar busje twee maal per jaar ledigt en dat dat busje dus opbracht ongeveer ƒ 50.—, maar dit moet zijn vier maal per jaar, zoodat het een busje is dat ongeveer ƒ100.— per jaar oplevert, 'k Behoef dus zeker wel niet te herhalen dat dit busje van deze ijverige juffrouw een der meest vruchtbare is.
En zie nu hier wat ik in twee weken ontving :
Nijkerk, van ds. Van der Graaf. Gevonden in de collecte op 1 Juni uit dankbaarheid voor het bedanken van ds. Van der Graaf voor het beroep naar Vinkeveen, ƒ5.— voor het Studiefonds.
Numansdorp, van den heer A. Heemskerk op Hemelvaartsdag gecollecteerd in de Evangelisatie van den G. B. ƒ 1.—.
Bodegraven, van den heer A. N. voor het Studiefonds een gift van ƒ2.—.
Nijverdal, van den heer J. B. van N. N. uit dankbaarheid voor het Studiefonds een gift van ƒ 1.50.
Meppel, van den heer H. B. voor het Studiefonds een gift van ƒ2.50.
Gouderak, van ds. Leenmans de opbrengst van het catechisatiebusje voor het Leerstoelfonds, ƒ9.50.
Oud Beijerland, van ds. Van Hof 2 giften van ƒ2.50, gevonden in de collecte voor de Fondsen, samen ƒ5.—.
Den Ham, van ds. Wesseldijk voor het Studiefonds gevonden in de collecte op 2en Pinksterdag een gift van ƒ2.50.
Veenendaal, van mej. N.N. gift eener weduwe ƒ 10.—, en van G. v. D. voor enkele exemplaren van „De Waarheidsvriend" ƒ 1.— ; samen ƒ 11.—.
En verder kan ik er een groote punt achter zetten. Ik ben dus gauw klaar met optellen dezen keer. Kijk, net ƒ40.— in de veertien dagen. Gij moet zelf maar zeggen of 't veel is of weinig. Ik ben er dankbaar voor. Voldaan is wat anders, maar dat is een mensch nu eenmaal niet gauw hier op aarde. We willen maar weer hopen op betere tijden en een woord van hartelijken dank brengen aan allen die mij deze „kleintjes" gezonden hebben.
Veenendaal. De Penningmeester Ds. M. JONGEBREUR.

POSTZ. CAPSULES EN ZILVERPAPIER.
Ontvangen van :
Ie. Theodorus v. d. Pligt, Oud Beijerland, een kistje zilverpapier ;
2e. C. S„ Rotterdam, een partijtje postz. ;
3e. Jacob v. d. Putten, Slikkerveer, capsules en zilverpapier ;
4e. Anna en Piet de Hoog, Leiden, zilverpapier en postzegels ;
5e. mej. J. de Bruin, Woerden, capsules, postzegels en zilverpapier.
Met hartelijken dank en aanbeveling.

Mejuffr. J. DEN HARTOG. Krommedijk 60, Dordrecht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

FINANCIEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's