Uit de pers
Waardering van de secularisatie
Naar aanleiding van de door de CSFR georganiseerde zomerconferentie van dit jaar over secularisatie en evangelisatie is er een themanummer verschenen van het maandblad De Civitate gewijd aan dit congres. In het Hervormd Weekblad van 28 juni gaat dr. C. Bezemer in op dit conferentie-thema. Hij wijst op de ingewikkelde problematiek die met dit begrip gegeven is. Sommigen gebruiken het begrip in positieve zin (bevrijding van ongewenste overheersing van pseudo machten), anderen geven het een negatieve kleur (losmaking van het gezag van Gods Woord). Is dit terecht, vraagt Bezemer? Kan men het begrip zowel positief als negatief inkleuren?
En hiermee zijn we tegelijk bij de vraag of het terecht is aan het begrip 'secularisatie' zowel een positieve als een negatieve betekenis toe te kennen. Reeds Kuyper gebruikte het in positieve zin. Hij noemde de secularisatie van staat en maatschappij één der diepste grondgedachten van het Calvinisme (De Gemeente Gratie, deel II), waarmee hij blijkbaar – zoals Rietveld opmerkt – bedoeld heeft een beperken van de heerschappij van de kerk als instituut tot haar eigen terrein, en in geen geval een onttrekken van welk terrein van het leven ook aan de heerschappij van God.
Een werkelijke doorbreking van een negatieve waardering van de secularisatie zet in bij Bonhoeffer. De mondigheid van de mens kan op zichzelf niet als anti-christelijk beschouwd worden, maar onder de aanvallen van de christelijke apologetiek is ze het wel geworden. In dit verband moeten we ook noemen Robinson, Gogarten en Berkhof, die in 'Christus de zin der geschiedenis' secularisatie beschrijft als 'christelijk-antichristelijk verschijnsel'. Een bevrijdend gevolg van de zendingsprediking in de tijd van het Nieuwe Testament acht hij de emancipatie van de mens en de ontgoddelijking van het natuurlijk bestaan. In de cultuurhistorische betekenis van het woord kan volgens Berkhof gezegd worden dat Christus het leven heeft geseculariseerd. In het themanummer van 'De Civitate' wordt hier tegenover niet geheel ten onrechte een kritisch standpunt ingenomen. Daar wordt gezegd dat in het onderscheid christelijk-antichristelijk 'een eigen waardering van deze begrippen er duimendik bovenop ligt’.
Samenvattend moet gezegd worden dat de vraag of zowel een positieve als een negatieve waardering van de secularisatie beide hun goed recht hebben een onjuiste vraagstelling is omdat in beide gevallen het begrip verschillend gevuld wordt. In dit verband zijn in het themanummer van 'De Civitate' behartenswaardige opmerkingen gemaakt door F. van Ruitenburg in zijn artikel 'Secularisatie en de Gereformeerde gezindte'. Hij zegt o.m.: 'De dingen op zich te ontgoddelijken is juist; noemen we dat secularisatie, dan is die positief te waarderen. Daar echter het woord secularisatie in het algemene spraakgebruik veel meer is dan het genoemde, valt de uitslag naar de andere kant uit. Secularisatie is de 'los van God beweging' en gaat tegen Gods bedoeling in’.
En omdat deze wereld Gods wereld is en Hij aanspraak op haar blijft maken, moet ze steeds weer worden opgeroepen deze aarde niet te vergoddelijken en niet van God los te maken. Die gevaren dreigen voortdurend en zijn eigenlijk steeds weer bezig zich te verwerkelijken. Daarom zal de gelovige zich hier nooit geheel 'thuis' kunnen en mogen voelen, en zal zijn leven het blijvende kenmerk moeten dragen van vreemdeling en bij woner te zijn op aarde, verlangend naar een beter, naar een hemels vaderland.
Wie zich in de secularisatieproblematiek gaat verdiepen stuit al spoedig op allerlei fundamentele noties. Ze hangen samen met de positie die de christen in Gods wereld moet innemen. Gods wereld… dat blijft staan. Tegelijk moeten we zeggen: een wereld die in het Boze ligt. Wij zullen inzake de relatie tot de wereld met twee woorden moeten spreken: Wel in de wereld, niet van de wereld. Concreet stelt ons dat voor allerlei vragen.
Persoonlijke omgang met de Bijbel
Het onderwerp kwam enkele weken terug al ter sprake in deze rubriek naar aanleiding van een artikel van Runia over een brief van Bonhoeffer. In het orgaan van de vrienden van Kohlbrugge, het Kerkblaadje schrijf ds. C. A. van Harten over deze zaak. Ook hij wijst op de problemen die vele mensen hebben met de omgang met de Bijbel. Is de Bijbel, afkomstig uit een andere wereld, geschreven in een Oosterse omgeving, niet moeilijk om te verstaan? Van Harten wijst op het belang van goede kanttekeningen. Maar problemen van vertaling en oosterse achtergronden betreffen de buitenkant. Er is ook een ander aspect.
De eerste voorwaarde voor het lezen van de Bijbel is, wat ik zou willen noemen: de juiste instelling. De Bijbel is een boek van geheel eigen aard. Daarom moeten we met de Bijbel totaal anders omgaan dan met welk ander boek ook. Een studieboek bijvoorbeeld kan ieder die voldoende hersenen heeft en bereid is ze te gebruiken, begrijpen. Je gooit je er maar op en dan krijg je het wel onder de knie.
Zó gaat het met de Bijbel niet. De Bijbel is het Woord van God. Dat krijg je nooit onder de knie. Daar moet je naar luisteren met dezelfde eerbied, waarmee Mozes bij het brandende braambos luisterde naar Gods stem.
Op huisbezoek heb ik eens een man ontmoet, die me vertelde, dat hij twee Bijbels bezat; dat het al lang geleden was, dat hij erin gelezen had; en dat het nu zo zachtjes aan tijd werd hem' nog eens even door te nemen'. Wat een verbeelding: de Bijbel 'nog eens even doornemen’!
Ik weet niet, hoe het met de 'bijbelstudie' van deze wijsneus afgelopen is; of hij eraan begonnen en of hij ermee klaar gekomen is. Ik ben er echter zeker van, dat hij met deze instelling nooit dóórgekregen heeft, waar het in de Bijbel om gaat. De boodschap van de Bijbel blijft verborgen voor 'wijzen en verstandigen' – dat zijn de mensen, die de wijsheid in pacht menen te hebben en met hun verstand alle dingen denken te kunnen beheersen – en gaat open alleen voor 'kinderen'. Daarmee worden de ootmoedigen bedoeld, die bereid zijn hun knieën te buigen, hun handen te vouwen en te bidden: 'Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet, d.i. Uw goddelijk onderwijs' (Ps. 119 : 18). Aan zulke mensen zal dan ook zó veel te aanschouwen gegeven worden, dat zij één groot loflied op de Bijbel zullen kunnen zingen. Zó heeft de grote, geniale kerkvader Augustinus het ook ondervonden. In zijn bekende boek 'Belijdenissen' vertelt hij, hoe de Bijbel voor hem een gesloten boek was gebleven toen hij hem op een verkeerde manier, namelijk met louter scherpzinnigheid en met een hoogmoedig hart, benaderde, en dat hij de geheimenissen ervan pas was gaan verstaan toen hij tot ware ootmoed herboren was.
Een tweede voorwaarde voor het lezen van de Bijbel is, dat we er de tijd voor nemen. Ik heb in een van mijn gemeenten een boer gekend, die de gewoonte had om na de hooibouw met zijn knechten een dagje uit te gaan. Het ene jaar hierheen en het andere jaar weer ergens anders naar toe. Op een keer kwamen ze op het idee om eens naar het Rijksmuseum te gaan. Daar hadden ze in de krant iets over gelezen. Dat moest buitengewoon interessant zijn. Zij erheen. Een toegangsbewijs gekocht. En toen al dat moois bewonderen. Ze gingen met grote stappen van de ene zaal naar de andere, want ze wilden alles zien. Ze hadden de entree-prijs per slot van rekening niet voor niets betaald. Ze werden doodmoe. Toen ze tegen melktijd thuiskwamen, waren ze het er allen over eens: Dat doen we nooit weer. Je kunt beter een week lang onder de hooivork lopen dan één dag door het museum sjouwen!
Zoals deze boer met zijn knechten door het museum draafde, zó draven heel veel brave christen-mensen door de Bijbel heen. Met hetzelfde resultaat. Ze worden doodmoe. En ze zien niets, dat de moeite waard is. Voor hen is de Bijbel als het ware één lange, smalle gang met aan weerskanten kaal geschopte deuren. Elk jaar hollen ze weer door die gang heen en ze zien nooit iets anders dan diezelfde deuren, die almaar kaler worden vanwege de vele voeten die er langs gaan en er tegenaan schoppen. Als ze er nu de tijd eens voor namen om bij zo'n deur stil te staan! En aan te kloppen! En dan geduldig te wachten tot die deur opengaat! Dan zouden ze ontdekken, dat er achter die verveloze deuren prachtige zalen liggen met grote ramen en een schitterend uitzicht. Als we zó de Bijbel lezen en op alle deuren kloppen, zullen we de ene verrassing na de andere beleven. En achter de deuren, die het moeilijkst opengaan, liggen soms de rijkste schatten verborgen.
Als derde voorwaarde voor het verstaan van de Bijbel noem ik het hebben van een goede gids.
In Handelingen 8 : 26-40 vertelt Lucas van een man, die, terwijl hij met zijn wagen over een eenzame weg reed, in de Bijbel zat te lezen. Het was de opperschatbewaarder van de koningin van Ethiopië. Geen kleine jongen dus. Bovendien een man, die voldeed aan de twee voorwaarden, die ik hierboven noemde: Hij las de Bijbel met een biddend hart. En hij heeft er de tijd voor genomen. Toch moest hij op de vraag of hij verstond wat hij las, erkennen: 'Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij de weg wijst?' U kent het vervolg: de evangelist Philippus, een dienaar van de Kerk, is bij hem op de wagen komen zitten en heeft hem de Schrift uitgelegd dope hem van Jezus Christus te vertellen.
Wie de Bijbel leest en probeert hem te verstaan, zal vaak iets gevoelen van de verlegenheid van de kamerling.
Zó komen we tot de derde voorwaarde: Als we de Bijbel willen verstaan, hebben we iemand nodig, die ons de weg wijst. Anders is de kans groot, dat we op een vreemde manier gaan dwalen. We kunnen niet zonder een goede gidg. Zo'n gids is Philippus geweest. Zo'n gids wil ook de Kerk zijn. Door haar belijdenis, door haar prediking en door de bediening der sacramenten wijst zij ons de weg. Daardoor maakt zij ons duidelijk, waar het in de Bijbel om gaat: om Hem, Die als het Lam Gods de zonde der wereld gedragen heeft; Wiens eigendom wij mogen zijn; Die ons roept in Zijn dienst en ons doet uitzien naar de komst van het Koninkrijk Gods.
Augustinus, die in zijn studententijd de Bijbel aan de kant gesmeten had, omdat hij naar zijn eigen zeggen te hoogmoedig was om ondanks zijn scherpzinnigheid tot de inhoud ervan door te dringen, heeft later, toen hij een kopje kleiner geworden was, opnieuw naar de Bijbel gegrepen. Dat hij toen de Schrift is gaan verstaan, was behalve aan zijn veranderde instelling óók te danken aan de prediking en het catechetisch onderwijs van Ambrosius, de toenmalige bisschop van Milaan. Al is iedere dominee geen Ambrosius en iedere 'hulpprediker' geen Philippus, toch wil God ook nu de Kerk en haar dienaren – die daarvoor veel meer mogelijkheden en hulpmiddelen hebben dan men vijftien eeuwen geleden had – gebruiken om ieder, die de Bijbel waarlijk wil verstaan, daarbij te helpen of haar de weg te wijzen.
Wie de boodschap van de Bijbel wil verstaan, aanvaarde dankbaar de hulp van de door God ge geven gids!
Graag geven we dit heldere en pastoraal geschreven artikel aan u door. Omgang met de Bijbel is voor elke christen een zaak van levensbelang. Want in de Bijbel reikt de Here ons het voedsel aan dat ons verzadigt ten eeuwigen leven. God zegene onze omgang met dit Woord door Zijn Geest.
A. N., Ede
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1979
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1979
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's