De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

10 minuten leestijd

„Voorwaar, voorwaar zeg ik u, toen gij jonger waart, gorddet gij uzelven en wandeldet alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zoo zult gij uwe handen uitstrekken en een ander zal u gorden, en brengen waar gij niet wilt." Joh. 31 : 18.

Gods wil en onze wil vormen vaak een kruis. Dit vindt niet zijn oorzaak in het feit, dat Gods wil niet goed is, maar dat onze wil tegen den wil des Heeren botst. En zijn juist in het leven van den christen vaak tijden, dat de moeilijkheden zoo groot zijn en de weg, welke de Heere met ons houdt zoo donker is. Maar juist dan is het zulk een voorrecht als wij door het geloof onze wil onder Gods wil mogen leggen. Als wij dit doen wordt onze wil door Gods wil bedekt en dan is het goed. Dan is het goed, wat er ook gebeurt. D!an deert het Job niet, dat hem alles is ontnomen, maar mag hij het belijden dat de Heere gaf, maar ook als de souvereine God het recht heeft om te nemen. Dan voelt Paulus de scherpe doom in het vleesch niet, maar luistert naar den Heere, Die hem bemoedigt met Zijn genade.
Deze moeilijkheden zijn vaak noodig om ons het te leeren met God eens te worden. Een christen is een mensch, die het gelooft, dat alles wat de Heere in zijn leven doet welgedaan is. Ook Petrus moest het leeren zijn wil met Gods wil te vereenigen.
Petrus was een geestelijke geweldenaar geweest. Petrus was een hooge boom, maar de wortels waren niet sterk genoeg de storm uit te houden. De geweldenaar viel. Hij viel toen hij in den hof van Gethsemané niet eens één uur met Christus kon waken. Hij viel toen hij met al de anderen van Jezus wegvluchtte. Hij viel toen hij in de zaal van Kajafas Christus verloochende.
Maar Christus zoekt de gevallen held, want Hij wil van een overmoedige Petrus een volgzame onderdaan maken. Hij zoekt hem spoedig na Zijn opstanding, want weldra kreeg de opstandingsboodschap een schoone omkransing in de toevoeging „en is van Simon gezien". Christus zocht hem aan de zee van Tiberias, waar de man, die door een drievuldige verloochening zijn ambt had verspeeld, op een drievoudige wijze in zijn ambt werd hersteld.
Petrus had Christus verloochend, maar nu hij van Christus een herderlijke opdracht heeft ontvangen zal hij allereerst moeten leeren zichzelf te verloochenen. Dit is een kunst, welke door ieder Christus-belijder moet worden beoefend. Christus volgen en Christus dienen is het kruisopnemen en Hem nawandelen. Dus niet meer de weg inslaan, welke ons het beste toeschijnt, maar ons laten leiden.
Hierop wordt Petrus door Christus voorbereid. Toen hij jonger was gordde hij zichzelf. Dat is een beschrijving als volgeling van Jezus tot Diens terechtstelling. Zich gorden, dat is het overkleed opbinden en aan den arbeid gaan. Dat deed Petrus en hij gordde zichzelf. Hij bepaalde zelf zijn arbeid, hij wist wel waar en hoe hij moest optreden. Hij meende Christus van den lijdensweg te moeten af manen en zijn meester met het zwaard t^^ moeten verdedigen. Petrus was Christen en wilde als volgeling van Jezus leven, doch hij wlld zelf bepalen hoe het moest. En nu heeft Jezus juist dienaars en onderdanen noodig, die niet zichzelf maar Gode leven. Petrus wilde van kracht tot kracht voortgaan en steeds grooter worden en nu moest hij het leeren kleiner te worden, opdat hij zelf niet meer zou leven, maar Christus zou leven in hem.
Petrus wandelde waar hij wilde. Zelf koos hij zijn paden. Wij denken zoo vaak dat wij het weten hoe het moet. Het zou niet voor de eerste maal zijn, dat een christen den Heere den weg voorschrijft. En toch zal de Heere Zijn volk leiden op een weg, die zij niet geweten hebben en ze doen gaan op paden, welke zij niet hebben gekend.
De Heere stelt bij Petrus het „eertijds" en het „nu" in het licht. Vroeger bepaalde Petrus zelf zijn weg, maar nu zal hij worden gebracht waar hij zelf niet wil zijn. Hetzelfde geldt van ieder mensch, die getrokken werd uit de duisternis tot Gods licht. Wij gingen waar wij wilden. Wij wandelden rustig op den weg der zonde, in de begeerlijkheden der wereld, of in de valsche rust van eigenwillige vroomheid. Maar toen de Heere ons ontdekte met Zijn Geest moesten deze eigenwillige paden verlaten worden.
Als Petrus oud zal geworden zijn zal een ander hem gorden. Petrus wordt van een heer, een knecht gemaakt. Van een mensch, die klaar staat met zijn eigen : „Ik ga, ik zal, ik wil", tot een mensch, die deemoedig buigt en het uitroept: „Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal". Petrus wordt van een groot en voornaam mensch in eigen oog, klein en deemoedig gemaakt.
Jezus heeft in de opstanding den dood volkomen overwonnen en nu kan Hij alleen maar onderdanen gebruiken, die zich door Hem willen laten leiden. Die uit die overwinning als armen in zichzelf willen leven en niet doen alsof zij zelf de zaligheid nog moeten verdienen. Wie Christus wil volgen moet bereid zijn eigen wegen te verlaten. Wie Jezus volgt leest het „verboden toegang" op vele wegen, welke eerst vrijmoedig werden ingeslagen. Alleen de weg des Heeren staat voor ons open. Maar deze weg heeft bezwaren. Hij had voor Petrus ook bezwaren.
Over Christus' weg viel de schaduw van het kruis. Men komt op den weg Gods in aanraking met den dood, want wie één plante met Christus zal zijn in Zijn opstanding, zal ook één plante met Hem moeten geweest zijn in Zijn dood. Uit Christus leven is sterven aan zichzelf.
De weg van Christus is onbekend. Men kan er dus alleen op wandelen als men zich er aan gewend heeft zich over te geven. Want wij kunnen het op dezen weg zelf niet bezien, dat het alles gaan moet, zooals het gaat. En overgave is genade. Petrus moest dat ook uit genade beoefenen. Zooals een oude blinde man de handen uitstrekt en zich laat leiden, zoo zal Petrus zijn handen uitstrekken ten doode, als hij zijn meester met den kruisdood zal verheerlijken, maar zoo zal hij ook zich laten leiden in het leven. Overgave is zoo noodig, want de rijkdom van Christus' opstandingsheerlijkheid kan alleen worden gesmaakt door wie zich overgeeft, wie gelooft, wie zich als een verloren zondaar wil laten leiden aan de stroomen van levend water.
De weg van Christus heeft ook dit bezwaar, dat de mensch er altijd de laatste plaats krijgt. Hij moet wassen en wij minder worden. Deze grondwet van het Koninkrijk Gods moeten wij ons herinneren bij elke schrede op de weg der genade. Dit is echter ook alleen maar een bezwaar voor ons eigen hoogmoedig bestaan. Op de tweede plaats staan, achteraan komen geeft juist rijke genade. Want als wij dan door het dal van de schaduwen des doods moeten, gaat Christus, Die de dood heeft overwonnen voorop en mogen wij dus rustig nawandelen. Het is dus een rijk voorrecht als wij met Petrus mogen leeren ons leven in Gods hand te leggen. En de weg te betreden, welke de Heere ons voorstelt, doet ons juist toenemen in geloof. Petrus wilde een uitblinker zijn en omdat hij dit wilde op zijn eigen manier is hij diep gevallen. Maar op den weg des Heeren werd Petrus een uitblinker. Vroeger was hij gaan loopen voor een dienstmaagd en nu kan hij voor Christus sterven. Zelfs in zijn dood heeft hij God mogen verheerlijken.
Christus is opgestaan ! Wilt gij ook dezen Christus volgen ? Dan moet gij leeren afzien van uzelf. Dan moet gij niet meer uzelf gorden en wandelen waar gij wilt, maar u laten leiden. Dan moet gij sterven aan uzelf. Sterven aan eigen wil. Niet wat wij willen, maar wat de Heere wil dat geschieden zal is goed. Het moet dan ook onze vraag telkens zijn : „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal ? " Wij moeten sterven aan eigen werk. Niet onze werken en onze vrome daden, maar alleen Christus' werk is de grond onzer zaligheid. Onze beste werken bezitten voor de Heere geen verdienste. Uit de werken der wet zal geen mensch gerechtvaardigd worden, maar alleen uit genade. Sterven moeten wij aan onze eigengerechtigheid en eigen vrome werken. Wij kunnen en mogen niet anders dan arme zondaars voor God zijn.
Maar dit alles is geen verlies doch winst. Want Jezus is opgestaan en heeft daardoor de weg ten eeuwige leven ontsloten en wil nu ieder leiden, die het in Zijn hand durft te leggen. Hij voert Zijn volk naar de haven van eeuwig behoud. Dit geschiedt langs een andere weg dan wij dachten en wilden. De weg naar de kroon loopt langs het kruis van onze goede werken en eigengerechtigheid. Maar daarom is deze weg ook alleen de juiste. Als Petrus daar staat in het bewustzijn van eigen kracht en vermogen, is hij niet te benijden. Maar als hij de Heere leert nawandelen is dat gansch anders. Dan gaat hij zeker en dan is hij op het juiste pad. Want de bezwaren van de weg, welke de Heere ons wil doen gaan zijn tijdelijk, maar de voordeelen zijn geestelijk en eeuwig.
Op deze weg is het volkomen veilig. Niemand zal ze ooit uit Zijne hand rukken. Eerder nog zullen de bergen wijken en de heuvelen wankelen dan dat het verbond des Heeren van wankelen zou weten.
Op deze weg gaat men nooit alleen. Ook dit is zoo'n groot voorrecht. De Heere zal de Zijnen nooit begeven of verlaten. Als de donkere wolken zich boven onze hoofden samenpakken is de Heere bij ons. Hij wil ons dan om Christus wil moed en kracht schenken om alles te dragen. Hij wil dan de troost in droefheid ons niet onthouden.
Zeker, er zijn op deze weg moeilijkheden. Maar wie geloovig Christus nawandelt heeft er geen last van, want ze zijn overwonnen. Jezus heeft de dood zelfs overwonnen door Zijn verrijzenis uit de groeve der vertering. En als het dan toch moge schijnen, dat op deze weg vijanden ons belagen, hoewel Christus de dood, de sterkste vijand heeft overwonnen, zoo zal het dan nog blijken dat de Heere Zijn woord aan al de Zijnen vervullen zal, dat Hij voor ze aal strijden en dat zij stille zullen zijn. Wie het met Christus waagt zal dan ook nooit bedrogen uitkomen. Wie zijn leven zal willen verliezen, die zal het juist behouden. Wie eigen weg van zonde en eigengerechtigheid wil verlaten en wandelen op de weg welke de Heere voorstelt, zal het ervaren dat door de verrezen Heiland alle gerechtigheid is verworven.
Wendt dus naar deze Christus. Nog treedt Hij voor ons als de doodsoverwinnaar, als de levensvorst. Nog komt tot ons Zijn vriendelijk vermaan : „komt tot Mij, die vermoeid en beladen zijt en Ik zal u rust geven". Waag het maar gerust, arme zondaars, tot Hem te vluchten. Hij heeft het Zelf gezegd, dat wie tot Hem komt zal Hij geenszins afwijzen. Nooit zal dus een zondaar tevergeefs bij Hem aankloppen.
Wie met zijn eigen weg bedrogen uitkwam. Wie wandelde waar hij wilde, maar daardoor in den dood terecht kwam, vluchte naar Hem, Die u leiden wil op de eeuwige weg en het zeggen kan : „Ik toen de weg, de waarheid en het leven".

Rljssen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's