INGEZONDEN
Over het reorganisatie-ontwerp 1937.
Geachte Redactie,
Het reorganisatie-ontwerp 1937 is van zoodanig gewicht, dat het de belangstelling van ons Gereformeerde volk verdient. Daarom verzoek ik u beleefd onderstaande critische opmerkingen te willen opnemen, opdat uwe lezers tot meerder onderzoek mogen geprikkeld worden.
De kern van het ontwerp is artikel 8, waarin over het voor het Gereformeerde deel zeer belangrijke onderwerp, de verhouding van onze Kerk tot de belijdenis, wordt gesproken. Daarin staat dienaangaande :
Het wezen en doel der Ned. Hervormde Kerk, door haar zelve, als deel van de Eene Algemeene Christelijke Kerk, tot uiting gebracht in hare historische belijdenisgeschriften en liturgische formulieren, sluit in 5. de zorg voor hare belijdenis door hervorming en handhaving, opdat bet geloof der Kerk in hare verkondiging en in hare symbolische en liturgische geschriften steeds zuiverder tot uitdrukking kome en opdat de openbaring van God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, naar de Heilige Schrift, als regel van geloof en leven worde geëerbiedigd en het karakter der Kerk als Kerk van Christus worde bewaard".
Oppervlakkig beschouwd, zou men denken, dat hier bedoeld wordt met het woord belijdenis de drie formulieren van eenigheid. Wanneer men echter leest, wat verschillende commissieleden daarover schrijven, dan blijkt al heel spoedig, dat dit niet het geval is. Prof. Wagenaar schrijft in Kerkopbouw (Oct.) : „De vermelding van de belijdenisgeschriften is hier van te meer belang, omdat reeds daaruit blijkt, dat onder punt 5 met zorg voor de belijdenis iets anders bedoeld wordt en daarbij aan het belijden gedacht moet worden : de actus en niet de acte".
En prof. Van der Leeuw schrijft in hetzelfde nummer over de belijdenisgeschriften aldus: „Dat wil niet zeggen, dat zij, zooals zij daar liggen, de uitdrukking zijn van het geloof der Kerk. Nog minder dat zij een soort wetboek zouden vormen, dat men bij de toepassing van kerkelijke tucht zou kunnen gebruiken, zooals men de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek gebruikt". „Niet de symbolische geschriften worden dus gehandhaafd ; en zij zijn het ook niet, die in de eerste plaats worden hervormd, al zal herziening een gevolg kunnen zijn van de hervorming der belijdenis. (Maar die laatste is het, waarom het in artikel 8 gaat: de Kerk heeft zich voortdurend te bezinnen op haar prediking : hoe moet deze worden hervormd, naar geest en vorm om levend getuigenis van het Evangelie te zijn ? Wat moet daarin worden gehandhaafd, zal de Kerk haar Heer getrouw blijven ? Dit alles is samengevat in het woordje zorg".
In het boekje „Over de leervrijheid" heeft ds. Van Grieken aangetoond, dat in het tegenwoordige artikel 11 Alg. Reglement met de handhaving der leer bedoeld wordt de handhaving der drie formulieren van eenigheid. Nu is steeds de grief geweest, dat dit niet geschiedde, waardoor allerlei wind van leer kon binnendringen. Maar zal het nieuwe ontwerp dit herstellen ? En dan geven boven gegeven citaten het duidelijke antwoord, dat ook dan de drie formulieren niet gehandhaafd zullen worden. Het woord belijdenis is hier een formule geworden, die zooveel of zoo weinig omvat als de meerderheid zal believen te decreteeren. De drie formulieren worden op deze wijze beleefdelijk naar den achtergrond geschoven, maar zullen evenmin als thans tot gelding komen. Dit laat zich natuurlijk best verstaan, als we maar bedenken, dat een groot deel der opstellers van dit plan niet kunnen instemmen met de drie formulieren. Als deze gehandhaafd zouden worden, zouden zij zelven daardoor veroordeeld worden. Trouwens ook de bepaling in de overgangsbepalingen, dat tot toepassing van tuchtmiddelen wegens strijd met artikel 8 Alg. Reglement slechts kan worden besloten met tenminste 2/3 der uitgebrachte stemmen, verhindert, dat de Hervormde Kerk door deze reorganisatie als een Gereformeerde Kerk zou kunnen handelen. De getrapte verkiezing voor de Synode blijft bestaan, zoodat hierin de ethischen de meeste invloed zullen hebben. Daardoor kan deze reorganisatie geen ander effect hebben, dan dat een enkele ultra-moderne misschien het zwijgen wordt opgelegd. Wel staan hiernaast andere groote nadeelen. De mogelijkheid blijft openstaan, dat men zelfs de drie formulieren gaat wijzigen in ongereformeerden geest of zoo dit niet geschiedt, dan is er de gelegenheid opengesteld, dat de liturgische formulieren in niet gereformeerden geest worden gewijzigd en zelfs verplichtend worden gesteld. En niet alleen op deze wijze kan het gereformeerde deel in moeilijkheden worden gebracht, maar ook door de overgangsbepalingen. Wanneer een ethische minderheid in een gereformeerde gemeente een derde deel daarvan uitmaakt of minstens honderd lidmaten telt, dan wordt de mogelijkheid geopend, dat aan die gemeente een ethisch predikant wordt opgedrongen om de geestelijke belangen van deze groep te behartigen. Een gereformeerde kerkeraad zal dan niet kunnen voorkomen, dat van tijd tot tijd een ethisch predikant de kansel betreedt. De positie van het gereformeerde deel in onze Kerk zal dan veel zwaarder worden dan zij tot op heden geweest is. Nu is men in vele gemeenten betrekkelijk vrij om naar Gereformeerd beginsel het evangelie te doen brengen en dit laatste restant vrijheid zal door een ethische Synode beknot kunnen worden voor zoover zij dit wenscht.
Daarom wensch ik ons gereformeerde volk te waarschuwen voor dit plan en hen op te wekken dit grondig te overwegen. Een confessioneel predikant heeft gezegd, dat onze Kerk na aanname van dit ontwerp zou worden een chr. hist, kiesvereeniging met een ethisch bestuur !
Dit is boud gesproken, maar ook ik ben van oordeel, dat er ernstige gevaren voor ons volksdeel rijzen, indien het mocht v/orden aangenomen.
U dankend voor de plaatsruimte, verblijf ik m.et de meeste hoogachting.
Uw dw. dn.,
D. SCHOUTEN.
Harderwijk, 20 November 1937.
Onderschrift van den Hoofdredacteur :
Inzender wil blijkbaar gaarne weten hoe wij over het Reorganisatie-Ontwerp 1937 denken. Eigenlijk is dat nog wat vroeg. Want het komt ons voor, dat de Synode 12 Januari eerst moet beslissen, of het Ontwerp aan de Kerk zelve zal worden voorgelegd, ja of neen. En wij hebben het meer dan eens geschreven, dat wij. het zeker 't verstandigst zouden vinden, als de Kerk zelve op de a.s. Classicale Vergaderingen gelegenheid ontvangt om zich over deze 'allerbelangrijkste zaak te beraden en uit te spreken. De Kerk zou wel heel pijnlijk als onmondig en onwaardig in de hoek gezet worden, als de Synode — wat we geenszins verwachten — eventueel besluit het Ontwerp in het Archief op te bergen. Komt straks het Voorstel in de Kerk, dan zullen we ons op de dingen nader moeten instellen. Maar natuurlijk hebben we allen wel reeds over deze aangelegenheid gedacht en wij hebben, op verzoek van inzender, geen bezwaar om persoonlijk onze gedachten ietwat nader aan te geven. Laten we het zoo kort 'mogelijk en zoo zakelijk mogelijk doen :
1. Het oordeel van dien confessioneelen predikant vinden we niet zoo heel snugger. Dat zal wel niet hieruit voortkomen, dat die dominé confessioneel is, maar dat die dominé verpolitiekt is en zich alleen maar thuis voelt in de Lingbeek-partij. Want die confessioneele dominé is ds. Gravemeijer, van Den Haag, uit wiens mond dit gevleugelde woord rondgaat en door geestverwante zielen als een orakel wordt beschouwd en aangenomen. Wij zijn vooreerst nog niet van plan ons door zulke confessioneele dominees te laten op sleeptouw nemen.
2. Wij vinden het jammer, dat inzender het Ontwerp niet neemt, zooals het daar ligt, wat betreft de historische belijdenisschriften en liturgische formulieren. De Drie Formulieren van Eenigheid en de formulieren voor de bediening van het Sacrament van den H. Doop en van het H. Avondmaal — en tot bevestiging van dienaren des Woords en ouderlingen en diakenen — zijn uitgangspunt en grondslag. Vandaar dat prof. De Blécourt schrijft, dat Dordt weer herleeft !
3. Dat belijden breeder begrip is en van rijker inhoud dan belijdenisgeschrift, ligt geheel in de lijn van de Gereformeerde theologie. Uit de Schrift zullen oude en nieuwe schatten worden te voorschijn gehaald door de Kerk, die door Gods Geest naar Gods Woord leven mag. Maar gewaarborgd is, dat men blijft binnen de grenzen der belijdenis. Ook zal er geen toestand gebaren worden, dat men „met niets zou beginnen", want men begint met de belijdenis — ook die nog in .het predikambt zullen komen, - moeten een belofte in deze doen — en men wil bij de belijdenis blijven, waarvoor tal van waarborgen zijn gegeven. Zoo zal b.v. bij eventueele wijziging in de vorm; (want daarbij zal het moeten blijven)
correspondentie moeten plaats hebben met kerken van hetzelfde belijdenistype (dus niet met Mormonen, Leger des Heils enz., zooals de brandnetel-medewerker van de N. R. Ct., die op z'n hobbelpaard gezeten, op hol geslagen is, het voorstelt) en die dus eventueel met dezelfde kwesties zitten. Dan zal eventueel, wanneer mogelijk een voorstel aan de orde zou komen om verandering in vorm aan te brengen, de Synode gebracht moeten worden op driedubbele sterkte ! En dus voelt men wel, dat er in de practijk niets van komen zal.
4. Onze Ned. Hervormde Kerk zou dus inderdaad weer méér dan nu worden een belijdende Kerk. Van een Kerk der reglementen zou zij worden een Kerk der belijdenis, die deze belijdenis der Kerk door allen wil aanvaard en gehandhaafd zien.
5. Het Besturen-apparaat verdwijnt en de ambten kunnen weer functioneeren : het ambt van herder en leeraar, van ouderling en van diaken.
6. De Kerkelijke Vergaderingen komen weer in eere en in gebruik; de Prestayteriaansche wijze van Kerkregeering komt weer terug.
7. De plaatselijke kerken blijven bepaald binnen dé grenzen; grootere gemeenten kunnen worden ingedeeld in buurtgemeenten, die samen één centrale gemeente vormden.
8. De Kerkeraden kunnen commissies benoemen uit hun leden, alsook uit de lidmaten, ter 6 behartiging van bijzondere belangen of werkzaamheden (inwendige zending, onderwijs, sociale arbeid, enz.)
9. De Ringen (gevormd door predikanten, die nu alles regelen) kommen in contact met de Class. Vergadering, en de Kerkeraad van vacante of hulpbehoevende gemeenten moet gehoord worden, onder goedkeuring van de Algem. Class. Commissie.
10. Aan de Class. Vergadering moet jaarlijks een verslag worden gegeven van de werkzaamheden (wat nu niet het geval is).
11. De leiding der zaken berust in elke Classis niet bij een Class. Bestuur, maar bij een Algem. Class. Commissie, bestaande uit 3 predikanten en 2 ouderlingen, voor drie jaar gekozen door de Class. Vergadering, met vier vergaderingen (Febr., Mei, Sept., Nov.).
12. De Prov. Synode (het Provinc. Kerkbestuur met veto-recht verdwijnt) vergadert jaarlijks (in Juni), bestaande uit 2 predikanten en a ouderlingen van elke Classis. Alle dominocratie of dominees-regeering is hier weg.
12. De Kerk in haar geheel staat onder bestuur en toezicht van de Algem. Synode, die eenmaal per jaar vergadert, met een Breede Synode (art. 63, blz. 46 van het Ontwerp).
13. De invloed van de Walen is teruggebracht tot één lid in de Synode.
14. Aan de formuleering van de taak van den ouderling is veel aandacht gewijd. Men heeft zich aangesloten aan de geschiedenis sinds de Reformatie en stelt op den voorgrond, dat de ouderling een eigen ambtelijke verantwoordelijkheid heeft. Zijn taak is met den predikant samen te werken in de gemeente, het ééne ambt naast en met het andere ambt.
15. Inzake leertucht is de procedure zoo eenvoudig mogelijk gehouden, en er is steeds beroep op een breedere vergadering, (art. 18 en 19).
16. De Kerkeraad zal bijzondere zorg besteden aan : a. leden, die zich van de Kerk vervreemden ; b. leden, die doelbewust ergens elders „kerken", enz.
17. Uit de mans-lidmaten worden ouderlingen en diakenen benoemd ; het recht berust bij de gemeente, waarbij de Kerkeraad leiding geeft. (Artikel 31).
18. Er zijn jaarlijks twee Classicale Vergaderingen.
19. De Synode benoemt 9 commissies om advies en voorlichting te geven voor de bespreking en behandeling der zaken. (Uitw. en Inw. Zending, diaconalia, onderwijs, inzake de éénheid en verscheidenheid der Kerk, jeugdwerk, beheerszaken, correspondentie met andere Kerk en Kerkrecht), Art. 60 (blz. 44).
20. Zelfstandige vereenigingen moeten erkend worden en men kan contact zoeken daarmee tot m.eer duurzame betrekkingen. (Art. 60, slot blz. 45).
Erkenning en waardeering van anderer arbeid is gewaarborgd.
21. Prov. en Algem. Kerkvisitator bekleedt geen ambt, maar zal in 't leven worden geroepen, om bij voorkomende gevallen, als er moeilijkheden zijn, zooveel mogelijk van advies te dienen en contact te zoeken, om, zoodoende te voorkomen dat er een kerkelijke procedure komt en om, waar mogelijk, moeilijkheden bevredigend op te lossen ; alles, om zoo mogelijk, het kerkelijk leven, dat hier en daar wel eens „hokt", zoo goed mogelijk te doen functioneeren naar Belijdenis en Kerkorde.
22. Waar we nu een „karakterlooze" Kerk hebben, is hier een poging om weer een belijdende Kerk te krijgen, met de Drie Formulieren van Eenigheid tot grondslag en onder vigueur van de liturgische formulieren, zoodat de Sacramenten, Doop en Avondmaal, door allen moeten bediend worden, zooals het Sacrament het eischt.
2; 3. Het verbond der genade, met één Heere, één geloof, één doop, komt weer in eere.
24. Hier is geen ontvluchten van één bepaalde richting of partij om zich zelf veilig te stellen(? ) en de Kerk achter zich te laten voor wat zij is. Het is hier een terugroepen van de Nederlandsche Hervormde Kerk, op den grondslag van Schrift en belijdenis, tot haar taak en roeping, haar van den Heere gegeven, opdat zij weer mag gaan innemen de plaats, vanouds haar aangewezen in het midden des volks.
35. Met alle schakeeringen zal gepraat worden op den grondslag der belijdenis ; verscheidenheid naar de belijdenis zal geduld en gedragen worden — men wil niets overhaast doen na zóó langen tijd van verwarring ; wat niet naar de belijdenis is, zal moeten leeren inzien en erkennen, dat in de Kerk alleen plaats is voor degenen, die van de Kerk zijn en willen zijn ; waarbij een getuigenis „in het wilde weg" niet voldoende zal zijn, maar kerkelijk zal worden besproken,
onderzocht en beslist.
26. We zouden nog een poosje kunnen doorgaan ; maar dat doen we niet. Wat we gezegd hebben is alléén geweest, om op te wekken tot groote belangstelling voor deze zaak; want het is werkelijk de moeite waard, om er onze volle aandacht aan te geven. Hier staan groote dingen op het spel voor de Hervormde Kerk in haar geheel en óók ten opzichte van het kerkelijk vraagstuk in z'n geheel. Het gaat niet alléén om de Hervormde' Kerk — waarom ook de Kerken van gelijk belijdenis-type mee toezien wat de Hervormde Kerk straks zal doen.
Met deze voorloopige en gebrekkige voorlichting besluiten we nu maar. Later misschien nog iets meer en nog iets anders. Want het is natuurlijk geen botert je tot op den bodem.
Kan dat ook wel ?
R., 28 November 1937.
M. v. Grieken
(Moest door overvloed van copie, o. a. het Register, een week overstaan.]
MONSTER, 27 November 1937.
Mijnheer de Redacteur,
Vergun mij enkele zakelijke opmerkingen te maken naar aanleiding van een artikel in het „Geref. Weekblad" van 20 November j.l. „Het Ontwerp"', waar de onlangs opgerichte afd. van den Geref. Bond alhier ter sprake wordt gebracht. Bij voorbaat vriendelijk dank.
Allereerst schijnt de schrijver van dit artikel verkeerd Ingelicht te zijn, met als gevolg een onjuiste voorstelling van zaken. O.a. schrijft hij, dat er een Bondsafd. te Monster opgericht is „met voorbijgang van leeraar en kerkeraad der gemeente van Monster"'. Zoo kan alleen iemand schrijven, die er niets van af weet. Er zijn n.l. van de acht kerkeraadsleden der Ned. Herv. Gem. te Monster op de oprichtingsvergadering zelf zes hd geworden van de Afdeeling. Reeds het verslag in „De Waarheidsvriend" van 11 Nov. j.L, waarop een beroep wordt gedaan, had voor dezen misslag kunnen bewaren. Achter de namen van de vijf gekozen bestuursleden der Afdeeling is tweemaal vermeld : ouderling. Wat betreft 'de leeraar der gemeente, deze heeft meer dan eens verklaard niet sympathiek te staan tegenover de Gereform. Bond. Hoe hij deze houding kan rijmen met het feit, dat door hem verschillende spreekbeurten voor andere Afdeelingen van den Bond vervuld worden, is een raadsel, maar In ieder geval kan men niet spreken van een voorbijgaan van den leeraar der gemeente. Integendeel, m'en moet spreken van weigering om mede te werken.
De uitdrukking, die de schrijver van genoemd artikel bezigt: „wroeten in de ingewanden van de gemeente van Monster", komt bij deze feiten wel in een vreemd licht. Bovendien is Monster jarenlang, wat men noemt, Bondsgemeente. Een afdeeling van den Bond in zulbf een plaats is voor ieder een vanzelfsprekendheid. Aan den anderen kant zou er veel voor te zeggen zijn dat de qualificatie „wroeten" gereserveerd blijve voor verschillende artikelen in het „Geref. Weekblad".
In de tweede plaats moet er van onjuiste voorstelling van zaken gesproken worden, als de schrijver in het „Geref. Weekblad" van oordeel is „dat men bij die gelegenheid natuurlijk redevoeringen hield, waarin men ook een pleidooi meende te moeten leveren voor het aangediende 'Ontwerp (n.l. het Reorganisatie-Ontwerp 1937). Noch het verslag in „De Waarheidsvriend" in zijn geheel, noch het daaruit genomen citaat in het „Geref. Weekblad" geven hiertoe aanleiding.
Integendeel. Door den spreker op die oprichtingsvergadering blijkt immers gezegd te zijn : „Wie garandeert, dat niet slechts de vorm, maar ook het wezen (n.l. van de belijdenis) aangetast zal worden". Iemand, die deze bedenking oppert, houdt geen pleidooi voor, maar staat critisch tegenover het Ontwerp (wei te' verstaan : opbouwend critisch). Als er sprake is van een pleidooi ergens voor, dan was het uit den aard der zaak van a—z een pleidooi voor den Gereformeerden Bond, juist mede in verband met de gewichtige kerkelijke periode, waarin 't Ontwerp ons brengt. Ook hier was het verslag in „De Waarheidsvriend" niet onduidelijk. „Wat noodig is, is een flinke, krachtige Bond, die haar houding t.o.v. dit Ontwerp bepaalt. Niet zonder meer verwerpen". Positief critisch dus. Wij moeten als Hervormd Gereformeerden niet ondergaan in negativisme.
P. M. VAN GALEN,
Secr. Afd. Monster van den Geref. Bond. Rijnweg 327.
Onderschrift van den Hoofdredacteur.
Wij hebben toch even geaarzeld, of we dit „Ingezonden" wel zouden opnemen. Want men kan er op rekenen, dat er nu weer wat los komt! En dat, waar de tijden zoo „ontroerend ernstig" zijn ! 't Zij zoo.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's