De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de kerkelijke Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de kerkelijke Pers.

9 minuten leestijd

De zonde der Kerk.--De Geestelijke leiding.

De zonde der Kerk.

In een kort ingezonden in het Algem. Weekblad komt Dr H. J. de Wilde terug op het artikel van H. van Vliet over de zonde der Kerk. Het artikel, dat wij vorige week ter sprake brachten. Dr de Wilde merkt op, dat inderdaad in zeker opzicht zijn opstel in het Weekblad der Herv. Kerk eenzijdig was. Dit was zelfs zijne bedoeling. „Evenals een dokter n.l. „eenzijdig" is, wanneer hij bij een patiënt, die allerlei klachten heeft, de oorzaak daarvan tracht op te sporen en dan eerst die oorzaak zich duidelijk voor oogen stelt".

Dr de W. merkt op, dat hij immers niet schreef over de zonden der Kerk, maar over haar zonde. Het zondenregister wordt nog langer dan Van Vliet het maakte. Deze somde nog maar enkele dingen op, die de Kerk niet deed. Hierbij zou dan nog gevoegd kunnen worden wat de Kerk wèl deed, maar verkeerd deed. 't Is dus nog veel erger dan Van Vliet deed uitkomen. Men komt er echter niet, als men allerlei zonden gaat bestrijden zónder eerst de oorzaak, het ongeloof te bestrijden. Gewezen wordt dan op het feit hoe waar het is, wat op de buitengewone Classicale Vergaderingen is voorgelezen (Gemeenteopbouw van Prof. Kraemer), dat men over 't algemeen „blind is voor de wortelen, de fundamenteele beginselen; niet als ornamenten, maar als werkelijk stuwende krachten. Gehoorzame liefde aan en een gedurig geopend oog voor deze fundamenteele beginselen, zijn de onverwoestbare grondslagen voor waarachtig gemeenteleven''. „Er moet daarom een stille, volhardende, biddende veldtocht zijn voor dit werk van de oogen te openen voor wat, krachtens Gods wil en werk, de gemeente en de Kerk is en daarom van harte moet willen zijn". Hiermee wordt ook de bedoeling van Dr de W.'s artikel weergegeven. De Kerk te confronteer en met wat zij is en daarom ook moet zijn. Principieel en fundamenteel moeten wij weten wat Kerk zijn is en van hieruit, geloovende dat zij zóó is, werken, opdat zij steeds meer zich als zoodanig openbare.

Inderdaad gelooven wij, dat de zaak zoo principieel en fundamenteel juist gesteld is. We moeten weten wat Kerk zijn beteekent. Welke roeping dat meebrengt. Welke levensopenbaring dat vraagt. Zeer velen zijn er, die op de vraag, wat Kerk zijn is, het goede antwoord schuldig zouden moeten blijven. Niet, omdat ze hun juiste gedachten zoo moeilijk onder woorden kunnen brengen, maar eenvoudig omdat men zich nog nooit ernstig met deze vraag heeft beziggehouden en zich rekenschap gegeven heeft van de beteekenis der Kerk.

Hier ligt ook een ernstige roeping voor allen, die op eenigerlei wijze leiding hebben te geven op kerkelijk terrein. Het is waarlijk niet overbodig, deze zaak telkens weer onder de aandacht van oud en jong te brengen. Om in dien weg de zonde te ontdekken, waaruit alle andere zonden voortkomen. Dat wordt dan een onderwijs, waarbij wij onder 't oordeel komen. Want dan zal ons getoond worden wat wij van het Huis Gods hebben gemaakt en nog maken. Hoe weinig wij ons, in 't algemeen gesproken, bekommeren over het gruis van Jeruzalem. Hoe weinig we heilig ontrust zijn over wat het waarlijk Kerk-zijn in den weg staat. Zoo gemakkelijk worden een paar groote woorden, ook op dit gebied, gebruikt. En we meenen daarmee dan onze schuld ongeveer te hebben afgedaan en van verdere verantwoordelijkheid te zijn ontslagen. Maar ook hier moet de eisch van 's Heeren Woord gaan klemmen. Ook het kerkelijk leven staat onder de eisch van 's Heeren Getuigenis, net zoo goed als het persoonlijk leven. Werd dat eens beseft! Maar 't kan voorkomen dat zij, die persoonlijk nog wel rekenen met de inzettingen des Heeren, meenen, dat het met de Kerk niet zoo nauw komt. Waar zijn ze, die de breuk der Kerk inderdaad beweenen ? Wien het als een last drukt op de ziel ? Die daarom dag en nacht 's Heeren troon aanloopen met de bede : Heere, ontferm Gij U over het gruis!

En als het zoo niet wordt, wat dageraad zou er dan kunnen zijn ? Wel, geen dageraad. Ook hier geldt volkomen : Tot de Wet en tot de Getuigenis. Naar dit Woord moet gesproken worden. Naar dat Woord moet geleefd worden, ook kerkelijk! We kunnen op kerkelijk terrein maar niet doen wat wij nu zoo eens willen! Wat ons wel aardig voorkomt! We hebben niet in zelfgenoegzaamheid en tevredenheid neer te zitten als we meenen, dat het in eigen gemeente of eigen groep nu wel aardig gaat. Want dan toonen we wel zeer duidelijk geen oog te hebben voor de droevige toestand, waar we in meer dan één opzicht ons in bevinden. Bekeering tot God is onder ons niet minder noodig dan ergens elders. Alleen in dezen weg zou de kerkelijke arbeid het volk het meest ten zegen kunnen strekken. We staan toch met elkaar in den strijd om

De Geestelijke leiding.

Met dit opschrift gaf Prof. Grosheide een artikel in „Belijden en Beleven''  (Gereformeerd). Hij merkt daarin op, dat de eigenlijke strijd, die in de wereld gestreden wordt, de strijd is om de geestelijke leiding. Christus kwam in de wereld om de werken des duivels te verbreken. Telkens heeft Hij laten merken dat er op deze aarde een worsteling aan den gang is tusschen twee groote rijken, het Koninkrijk Gods en het rijk des Satans. Van dit alles blijkt nu oogenschijnlijk weinig of niets. Dit komt, omdat het geestelijke zich wel in de vruchten openbaart, maar zelf niet te zien is. Het werk Gods is geestelijk van aard. Het Koninkrijk Gods werkt naar andere wetten en met andere middelen, dan onze oogen en onze ooren zien toepassen op deze aarde. Het werkt als zuurdeesem, langzaam, onzichtbaar, maar in het einde is heel het meel doorzuurd. Ook de Satan werkt in de eerste plaats op geestelijke wijze. Hij heeft Adam en Eva verleid en is ze niet met stoffelijke wapenen tegengetreden. Zoo werkt hij nog. Met ingevingen en verlokkingen komt hij 's menschen hart binnen. En vaak laat de mensch zich verleiden. 't Gaat om de geestelijke leiding. Als de strijd aan de gang is, zien wij dat niet altijd. Tijdens de Fransche revolutie kan men hebben gedacht, dat deze revolutie het volk bedoelde te bevrijden van de tirannie der vorsten. En inderdaad was dit element er in aanwezig. Maar later is eerst duidelijk aan den dag getreden, welke goddelóoze beginselen zich in dien tijd lieten gelden en hoe in het: geen God en geen meester, de eigenlijke drijfveer lag van veel dat is geschied.

De Kerk des Heeren nu heeft hier een bizondere taak. Alles wat er gebeurt, heeft ze te zien in het licht der Goddelijke openbaring om daaruit zekerheid en troost te putten.

Hoe kan de Kerk dit doen? Prof. Gr. wijst er dan in de eerste plaats op, dat Christus Zijn apostelen met kracht heeft vermaand om toch te waken. De apostelen zelf hebben deze vermaning voortdurend herhaald. De geschiedenis leert ons, waarom dit noodig is. In Gethsemané vallen de discipelen in slaap. De jonge gemeenten vallen al spoedig in allerlei zonden. Van nature zijn we van de wereld en gaan we met de wereld mee. Dat gaat vanzelf, het kost moeite noch strijd, de menschen laten ons met rust. Het bevel om te waken predikt ons dus, dat wij de wereld niet kunnen vertrouwen. We kunnen nooit met haar meegaan. De Kerk hoort de roepstem tot zich komen om zich met de stroom van den tijd niet mee te laten voeren, om welke redenen dan ook.

Het tweede, waarop gewezen wordt, is de noodzaak om recht te onderscheiden, te beproeven. De Schrift wijst ons hierop noodzakelijk. Want het kwade verbergt zich vaak, zoo niet altijd, onder een schoonen schijn. Die schoone schijn zegt dan, dat het zoo erg niet is, het kn er nog wel mee door, we behoeven ons hierom of daarom niet in de moeite te brengen. De Satan poogt door deze leiding ons los te maken van God en Zijn gebod. De Christen moet daarom wèl onderscheiden. Hij moet zich afvragen wat zich verbergt achter hetgeen de wereld biedt. Hij moet toetsen aan het Woord Gods. Prediking, pers, onderling overleg, bespreking hebben daarbij voorlichting te geven. Onderzocht moet worden of zich achter de dingen een booze Geest verbergt en indien ja, dan moet nagegaan worden hoe en waarom deze zich in die dingen openbaart.

In de derde plaats moet er op gelet worden dat de Satan met alle voorzichtigheid zijn leiding aan de mensch ziet op te dringen. Bedekt. Van stap tot stap. Zoodat het eerst bijna niet te onderscheiden is. De strijd tegen de leiding des duivels kunnen wij niet alleen strijden. We hebben het oog naar Boven te slaan. We hebben God te bidden om Zijn leiding, om verlichte oogen des verstands, om geestelijke wapenen om goed te kunnen strijden. Middelijkerwijze zijn we op elkaar aangewezen. We moeten elkander helpen. Samen studeeren, spreken, strijden. Ook hierin moeten wij den ander uitnemender achten en bereid zijn van anderen te leeren. De Kerk des Heeren en ieder geloovige heeft derhalve in dezen strijd een heerlijke en heilige taak. Getracht moet worden deze te volbrengen in de kracht des geloofs. Daardoor wordt de Kerk gebouwd, zelf worden we geestelijk verrijkt, bovenal wordt des Heeren Naam er door geprezen.

Voor ons allen behartigenswaardige dingen worden hier aangeroerd. Het gaat om de geestelijke leiding. De Satan gaat rond als een brieschende leeuw, 't Liefst zou hij de Kerk geheel van kracht berooven en te niet doen. Een verscheurde Kerk biedt daarbij 'n gemakkelijker prooi. Daarom moet worden gewaakt! Er is zooveel slaap. In de Kerk en daarbuiten. Bij die God vreezen en die Hem niet vreezen. Wijze en dwaze maagden vallen allen in slaap. Wakker zijn is zoo zwaar! Maar alleen wie wakker is, kan op zijn hoede zijn. Het geweer bij de voet. Gereed tot de strijd. Want de vijand slaapt nooit. Laat ons dat wèl bedenken! In allerlei gewaad komt hij. In vroom gewaad en goddeloos kleed. Hij poogt valsche eenheid te bewerken of verscheuring te zaaien. Steeds ziet hij Gods Woord van.kracht te berooven. Dat moet weggepikt worden. Of 't moet overgroeid! Hier geldt Christus' Woord : Waakt! Onze hoop zij daarbij alleen op den Wachter Israels, Die slaapt noch slui­mert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Uit de kerkelijke Pers.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's