FINANCIËN
Postgiro 138421.
De jaarvergadering ligt weer achter ons en 't Paaschfeest en daarmede de Paaschcollecte voor ons. Over de jaarvergadering zal ik niet veel zeggen. 't Was voor mij ietwat vreemd, dat ik inplaats van aan de rechterzijde, ditmaal aan de linkerzijde van den voorzitter zat. Die plaats aan de rechterzijde heb ik altijd met genoegen bezet. Ik gun haar thans echter van harte aan mijn medebestuurder Ds. Van der Snoek, met wien ik uit den aard der zaak den laatsten tijd in nog wat nauwer relatie sta dan voorheen. 'k Hoop van harte dat we samen nog lang niet alleen de Bondsbelangen, maar ook de Veenendaalsche gemeentebelangen zullen mogen dienen en dat ons beider plaats daarbij niet aan de rechter- noch aan de linker hand, maar aan de voeten des Heeren zal mogen zijn.
Ach, als men wat levenservaring heeft — en we behooren geen van beiden meer tot de „jongeren" — dan weten we dat het daar altijd maar de beste plaats is, waar we niet vragen: wat wil ik, maar; Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Ja, als we wat jonger zijn meenen we dat ook wel te weten; ik meende al dat ik het reeds wist toen ik dominé werd, maar nu ik 28 jaar dominé geweest ben, nu weet ik, dat ik het nog niet genoeg weet en daarom is het mijn dagelijksche bede dat mijn oogen maar geduriglijk op den Heere mogen zijn.
Maar verder wil ik over onzen Bondsdag nu maar niet praten. Alléén nog dit: toen ik mijn verslag van de vorige jaarvergadering nog eens inzag, bemerkte ik dat onze voorzitter het vorige jaar tot onzen ontslapen Penningmeester, die toen juist zijn 65en verjaardag gevierd had, gezegd had:
„We kunnen ons onzen Bondsdag niet denken zonder u; 't zou een dag zonder zon wezen". Onze voorzitter had toen zeker evenmin als wij verwacht, dat die dag „zonder zon" zoo gauw zou aanbreken. Immers het was waar, een dag zonder zon of liever — maar zoo had onze voorzitter het toch ook bedoeld — een dag, waarop de zon scheen achter de wolken. Ja, helaas, de wolken waren er, maar gelukkig, de zon was er toch ook nog. Spreekt de Heere niet ergens van een Zon, die niet meer ondergaat? Welnu, dat onze Bond zich in 't licht van die Zon nog mag verlustigen, dat bewees o.m. het mooie referaat van ds. Goslinga — had ik er de vorige maal wel te veel van gezegd? — en dat toonden toch ook nog andere momenten in onze vergadering.
Maar laat ik nu den nieuwen secretaris het werk niet uit de handen gaan nemen. Het kleine uitstapje dat ik nu maakte, omdat ik het zoo lang geweest ben, vergeeft hij mij wel. Ik keer dus nu terug tot mijn plaats aan 's voorzitters linkerzijde en wil eens even zien wat ik van de jaarvergadering meegebracht heb. Neen, 'k ben niet heelemaal met leege handen thuis gekomen. Maar eer ik het ga vertellen, moet ik het nog even hebben over de Paaschcollecte, die thans vlak voor ons ligt. Als ons blad verschijnt hebben we al Goeden Vrijdag en denken we dus aan de goede boodschap die dan vanaf Golgotha ook ons oor en misschien ook ons hart weer treffen zal. En dan twee dagen later vieren we ons Paaschfeest en zal het ledige graf van Jozefs hof het ons toeroepen: Hij is hier niet. Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Die opstanding van Jezus eischt van ons een Paaschgave, waardoor in den weg der middelen het aloude Evangelie der Opstanding straks van alle kansels in onze Hervormde Kerk verkondigd zal worden. Weest nu niet karig, als gij wellicht onder de bediening des Woords geroepen zult worden om onzen Fondsen „christelijke handreiking" te doen. Laat die „handreiking" dan inderdaad „christelijk" zijn. Geeft met 'n blijmoedig hart en met 'n milde hand en laat uw gave er een wezen waarvoor ge u niet behoeft te schamen als gij ze per ongeluk eens op den grond zoudt laten vallen. En als er misschien in de kerk waar gij opgaat, niet gecollecteerd wordt, houdt u dan aan de afspraak die wij gemaakt heb ben en zendt mij de volgende week een postwissel of girobiljet. Misschien zijn er ook op andere plaatsen wel vrienden of vriendinnen, zooals onze vriend P. Brinkers, Vlasstraat te Utrecht. Deze heeft mij verzocht te melden dat alle Utrechtenaren — niet één uitgezonderd — hun Paaschgaven bij hem kunnen bezorgen, en dat hij ze mij dan tegelijk zal toezenden. Dat belooft wat te worden uit Utrecht. Ik herinner mij niet of zij zich daar in Utrecht al dikwijls aan de vette letters bezondigd hebben, maar, mij dunkt, de zetter van ons blad kan ze nu in ieder geval wel vast opzoeken.
Intusschen is het mij aangenaam te kunnen mededeelen, dat de Paaschgaven voor Paschen al zijn beginnen te vloeien. En van wie denkt ge dat ik de eerste Paaschgift ontving? Van de weduwe van onzen overleden Penningmeester. Zij zond mij uit
A r n h e m een postwissel van ƒ 20.—, waarvan ƒ 10.— van mevr. de wed. J.C.F., ƒ 5.— van J.v. W., ƒ 2.50 van mej. L. en ƒ 2.50 van mej. D. Maar was zij de eerste, zij was niet de eenige, die mij al een Paaschgave toezond. Immers ook van N.N. te
S o e s t d ij k kreeg ik al een postwissel van ƒ 1.— voor de Paaschcollecte, terwijl op de jaarvergadering iemand mij ook ƒ 1.— voor hetzelfde doel in de hand stopte, en toen ik vroeg wie hij was, kreeg ik ten antwoord: zet maar dat het van N.N. uit
IJ s s e I m o n d e is. De eerste druppelen zijn dus al gevallen. Mogen zij het geruisch zijn van een overvloedigen regen. Maar nu ik toch weer op de jaarvergadering kwam, wil ik daar nu eerst maar mee afwerken. Behalve de reeds genoemde ƒ 1.— ontving ik daar verder:
O n s t w e d d e van ds. Wolthers f 10.— gecollecteerd tijdens den Bidstond voor het gewas, aldaar:
M a a s s l u i s van N.N. ƒ 10.—.
M ij d r e c h t van ds. Verkerk een collecte, gehouden bij een spreekbeurt van ds. Pott te Bodegraven, zijnde een bedrag van ƒ 52, —.
D e l f t van G. Th. Vollebregt uit busje 190 ƒ 3.60.
Z e i s t van den heer R. aldaar f 10.—, mij ter hand gesteld door ds. Batelaan.
Verder bracht de collecte, die bij 't einde van morgen- en middagvergadering aan de deur der vergaderzaal gehouden werd, een som op van ƒ 68.40, zoodat ik ƒ 170.— rijker in 't Veen terug kwam dan ik er uit was gegaan. Maar nog heb ik deze week het einde niet. Behalve de reeds genoemde ontving ik nog de volgende dankoffers:
H o o g e v e e n van ds. Meijers f 10.—, gevonden in de collecte op 18 Maart „uit dankbaarheid" voor het Studiefonds.
N i e u w k o o p van A. Blijleven aldaar een gift van ƒ 5 van zijn zuster, uit dankbaarheid dat zij na een ernstig ongeval weer was hersteld,
Z e i s t van ds. Bartlema ƒ 10.—, een dankoffer voor ontvangen zegeningen van N.N.
A m e r s f o o r t van ds. Van den Berg ƒ 2.50, een vierde van een gift van ƒ 10.—„ gecollecteerd in diens wijkgebouw.
O u d e To n g e van ds. Bax ƒ 10.—, gevonden in den collectezak als nagift.
F e ij e noord, van den penningmeester der afdeeling aldaar, Jb. Bot, ƒ 56.—, zijnde een collecte bij een spreekbeurt van ds. Koolhaas van Oud-Beijerland.
Z w o l l e van H. Hollander aldaar ƒ 15.— zijnde de opbrengst na 1 Januari van de fietsenbewaarplaats van 't gebouw „Elim".
Z e g v e l d, van C. Bardelmeijer ƒ 3.36 uit busje no. 20 over de maand Maart. Kijk, mijn vriend B. blijkt een man van de klok. Als je aan de „Post" bent, dan moet dat ook wel. Nauwelijks is April in 't land of hij heeft zijn busje alweer van den Maart-inhoud verlost. Ik denk, dat er wel andere busjeshouders zijn, die een voorbeeld aan hem nemen kunnen.
Zie zoo, nu zijn we er weer. 't Mag geen zeshonderd en ook geen vierhonderd gulden zijn van de week, maar 't zou me toch tegenvallen als het de driehonderd niet haalde. Ja, waarlijk, het eindcijfer is
f 302.86
Mijn hartelijken dank dus weer aan allen die hieraan hebben medegewerkt.
Veenendaal.
De Penningmeester, Ds. M. JONGEBREUR.
„Over de Lervrijhcid"
De lezers, die belangstellen in den gang van den verkoop van deze Bondsuitgave — en we mogen niet veronderstellen, dat er onder de lezers één is, die dat niet doet — zullen wel gaarne eens even weten hoe 't daarmee gaat. Welnu, de helft van de oplaag is onder de menschen. Want we rekenen €r op, dat we van die exemplaren, welke afgeleverd zijn met het recht om onverkochte boekjes terug te zenden, er niet één terug zullen zien.
Als de vrienden de handen in elkaar slaan, kan de andere helft toch zeker wel spoedig uitverkocht zijn.
Of dit boekje, dat royaal uitgevoerd franco per post maar ƒ0.85 kost, een uitgaaf van belang is ?
Leest u dan maar eens wat dr. P. J. Kromsigt er over schrijft in de „Geref. Kerk" :
EEN BOEKJE, DAT JUIST OP TIJD KOMT.
We bedoelen het boekje van ds. Van Grieken Over de leervrijheid in de Ned. Herv. (Geref.) Kerk, dat sinds lang uitverkocht was en waarvan we meermalen den herdruk hebben aangeraden. Thans ligt de tweede druk voor ons. En dit verblijdt ons te meer, daar het juist de tijd is, waarin we zulk een handig boekje zoo broodnoodig heb ben, nu eindelijk de kwestie der reorganisatie door de Synode zelve aan de orde gesteld is door het benoemen der bekende reorganisatiecommissie ' (: fden : prof. Haitjema, ds. Van Grieken, dr. Locher, dr. Riemens en ds. Te Winkel).
Waarom we dit boekje zoo met nadruk aanbevelen, is vooral dit, dat men hier nu eens duidelijk kan zien, hoe de mazen van ons kerkelijke net door allerlei vage en rekbare 'bepalingen al w ij d e r en w ij d e r zijn gemaakt en hoe 't toch niet gelukt is zelfs reglementair onze Kerk van haren b e 11]d enden grondslag te^ berooven. Hier heeft men nu die verschillende bepalingen, oudere en nieuwere, bijeen, en kan men dus gemakkelijk b e w ij z e n, hoe men (om de uitdrukking van een bekend vrijzinnige te gebruiken) met de reglementen heeft „geknoei d" om toch maar plaats te kunnen geven aan de thans bestaande „leervrijheid", terwijl toch ook weer de reglementaire „wettigheid" van die „leervrijheid" door wie de reglementen goed leest, elk oogenblik kan worden betwist. M. a. w. hier kan men duidelijk zien, hoe onze Kerk historisch geworden is sinds 1816 tot de ja-en-neen-kerk, die zij thans, helaas, practisch is.
Een leerzame, hoewel bedroevende lectuur dus.
Een boekje, waarin men bijeen vindt wat men anders uit vier, vijf andere boeken (of uit de Synodale A c t e n zelf) halen moet.
Een boekje, dat al onze Kerkeraden zich nu maar zoo spoedig mogelijk moeten aanschaffen, juist met het oog op de komende reorganisatie-voorstellen.
iDe lectuur van dit boekje zal dan onzen Kerkeraden de behoefte aan reorganisatie weer duidelijker doen gevoelen dan ooit.
Tot zoover dr. Kromsigt.
Maar natuurlijk niet alleen voor de Kerkeraden, maar voor allen, die met belangstelling het kerkelijk leven meeleven, is dit boekske van beteekenis. Nog niet éd onze vrienden zijn daarvan overtuigd, want dan was er minstens al weer een derde druk noodig geweest. Tot dusver is er met „Over de Leervrijheid" „gewerkt" te Amsterdam, Feijenoord, Hilversum, Ridderkerk, Rotterdam en Zeist.
Uit tal van plaatsen zijn verder bestellingen gekomen van velen, die het boekje voor zichzelf begeerden.
Voor hen, die er hun kennissen eens mee langs willen gaan om zoo spoedig mogelijk de tweede helft van de oplaag te plaatsen, is dus nog gelegenheid tg over. Wie neemt er nu eens twintig of tien of vijf voor zijn rekening om aan den man te brengen ?
Colporteurs genieten desgewenscht provisie. De uitgave is echter voor rekening van den Bond. Dus : wie dat kan doen, doet het belangeloos ten behoeve van de Bondskas.
We rekenen er op, dat het bestellingen gaat regenen en vooral ook aanvragen om toezending van een getal exemplaren OID
mee te werken. De Administratie van
»De Waarheidsvriend«
Giro no. 22244, Maassluis.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's