De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

10 minuten leestijd

KLANKEN UIT KERKOPBOUW
In vrijzinnige kringen dwepen velen met de Vereeniging „Kerkopbouw" (voorzitter prof. Brouwer). „Kerkopbouw zal de vrijzinnigen helpen met wijziging in de kerkelijke reglementen, opdat de modernen dan rustig en vredig in de Hervormde Kerk kunnen wonen, — en de orthodoxen, die dat om des beginsels wille niet zouden kunnen goedvinden, moeten dan maar de Ned. Hervormde Kerk verlaten! Ze zijn voor ds. Poldervaart van Naarden minder dan de Roomschen en zelfs minder dan de Mohammedanen. En ook ds. Vorster van Arnhem oordeelt, dat die orthodoxen in de Ned. Hervormde Kerk niet thuis hooren ! In dat verband is op de Algemeene Vergadering van Vrijzinnige Hervormden in Nederland een beroep gedaan op de Vereeniging van „Kerkopbouw".
Wij hebben gezegd, niet te kunnen en niet te willen gelooven, dat „Kerkopbouw" hierin de Vrijzinnigen ter wille zal zijn.
Nu willen we hier wel uitspreken, dat wij niet goed weten, wat we aan „Kerkopbouw" in deze hebben. Wij gelooven niet, dat men daar allen leeft uit één beginsel en dat men één ideaal heeft, 't Komt ons voor, dat er nog al sterk verschillende elementen samenwonen en werken in de Vereeniging „Kerkopbouw". En dat kan soms wel eens goed werken ; maar 't kan ook met onvruchtbaarheid slaan; 't kan ook ongelukkig werken !
We zullen maar afwachten.
Maar wat ons grond geeft, om te vermoeden dat de Vrijzinnigen zich in „Kerkopbouw" vergissen, is de rede, die ds. Noordmans onlangs gehouden heeft te Deventer, waarvan we verslag lazen in het Orgaan van „Kerkopbouw". Dat verslag nemen we hier over. Niet omdat we woord voor woord voor onze rekening nemen. Heelemaal niet. Maar wij luisteren gewoonlijk graag naar ds. Noordmans, en dat deden we ook nu. en daarom geven we zijn woord, in verband met de vrijzinnige-Kerk-idealen maar eens even door. Men leze en oordeele dan zelf.
Het verslag luidt aldus :
Spr. begint met te zeggen dat er eenige moed voor noodig is om over Kerkopbouw te spreken. Met het oog op ''wat in Rusland en Duitschland gebeurt, vraagt men zich af of het niet te laat is. Na de absolute bijbelcritiek Van het bolsjewisme komt nu de politieke bijbelcritiek van het nationalisme. Zal de kerk daartegenover stand houden ? —
Op die vraag zal God antwoorden. Het is geen tijd voor groote woorden.
Wanneer de Ned. Hervormde Kerk zal blijven, dan zal dat zijn als kerk en niet als genootschap. Daarin ligt allerlei opgesloten. Ze zal zich haar catholiek karakter moeten herinneren. Stockholm, Lausanne en Lambeth wezen daarop en Kerkopbouw wenscht die les ter harte te nemen. — Op de oecumenische beweging valt echter een diepe schaduw door wat in Duischland gebeurt. De kloof tusschen Lutherdom en Calvinisme dreigt zich te verbreeden. En dit heeft plaats onder nationale invloeden. Wij moeten daartegenover de kerkelijk-imperiale gedachte, de ideeën van Augustinus, het koningschap van Christus naar voren brengen.
Wanneer dat niet gebeurt, keert Europa terug naar het begin van z'n geschiedenis, dat er een was van revolutie en tyrannen. De vader der geschiedenis, Herodotus, vertelt daarvan in z'n eerste Boeken. Dan ligt beurtelings een der beginselen van de samenleving, de vrijheid of de orde, tegen den grond. De politiek zonder kerk loopt vast. Wanneer er geen kerkvolk is, zal er geen volk meer zijn. De kerk, niet het ras vormt de natie. Zij houdt het ras in toom en veredelt het. Zij geeft de ware eugenese.
Dat kunnen de Duitschers van de Joden leeren. De strijd tusschen Gregorius VII en Hendrik IV moet op hooger plan nog eens over gedaan worden. De algemeene kerk zal ons moeten redden van de nationale razernij. De les die Augustinus tijdens de volksverhuizing aan Europa gegeven heeft, zullen we weer ter harte moeten nemen.
Dat is de hoofdgedachte van Kerkopbouw.
Deze gedachte brengt ook een toepassing mee voor ons Nederlandsch kerkrecht. Dan luidt het weer : geen genootschap, maar een kerk. Een zelfstandige gemeentelijke inrichting Van het volksleven, met erkenning van een politieke orde daarnaast. De Gereformeerde kerk bedoelt diep in 't leven in te grijpen. Ze wil geen theocratie, maar toch wel gedempte theocratie : Christusregeering. Ze laat de staatkundige orde bestaan, maar holt inwendig het heidendom van den Staat uit. Zij gaat niet uit van een volk, maar zoekt er een te scheppen. Haar scheppingsorde is geloofsorde In de Handboeken onzer vaderlandsche kerkgeschiedenis gaat het al maar over secten en geschillen. Dat is bijzaak. Het zijn de spaanders, die er afvliegen bij het groote werk, dat de gereformeerde kerk volbracht, toen zij ons volk vormde. Op dat laatste moet de nadruk vallen.
De kerk is daarbij wel door de overheid gehandicapt. Ze kwam boven provincialisme nauwelijks uit. Misschien (hebben we daarin Gods wijs toestel te eeren en werd het doopersch gevaar daardoor verminderd.
Willem I gaf de kerk haar éénheid, maar tevens den genootschappelijken vorm. Het oordeel was, dat ze een bonder jarige les in ordelijk samenleven kreeg. In ieder geval baat napleiten niet meer. Maar de nadeelen van den genootschappelijken vorm worden hoe langer hoe duidelijker. Zoo kan het niet nog eens honderd jaar. De menschen beginnen te denken, dat de geboorte en niet wedergeboorte heit beginsel der kerk is. En het resultaat is tegenovergesteld aan wat men er van verwacht. Het aantal belijdenissen loopt tegen de geboorten in. Een uitgerekte verbondsleer komt bij het ras terecht. De kerk rust op de praedestinatie Gods. Haar weg loopt niet evenwijdig met de politieke lijn, maar snijdt die verticaal.
Ook op dit punt moeiten we weer kerkelijk leeren denken. We moeten van het genootschap naar de kerk terug. Dat is de tweede gedachte van „Kerkopbouw" en de hoofdgedachte van „Kerkherstel". De politieke gedachte van gewetensvrijheid werd overgebracht op de kerk en bracht hier verwarring. Gewetensvrijheid werd dan verder gelijk gesteld met physieke aanwezigheid, wat de verwarring nog vermeerderde.
Tegenover de gescheiden burgerkerken is ons voordeel dat wij de volle spanning tusschen Evangelie en volk nog bewaard hebben. Maar men kan dat beginsel niet blijvend pro memorie uittrekken. Het dreigt ons onder de handen weg te raken. „Volkskerk" wordt binnen afzienbaren tijd een term. zonder waarheid. Er is haast bij een reorganisatie der kerk. Kerkopbouw wil zich daarnaar gedragen en bereidt een ontwerp van een andere kerkinrichting voor. We hebben broodnoodig een echte kerk. Met den staat alleen loopt men vast.
Natuurlijk brengt dit bezinning op allerlei vragen naar het wezen der kerk mee. De kerkelijke orde, de kerkorde, is een andere dan de politieke. De kerkelijke tucht is een andere dan het strafrecht in den Staat. — Maar men kan niet kerkelijk leeren denken zonder er mee te rekenen, dat orde en tucht ook tot het wezen der kerk behooren. Kerkopbouw wil zich aan de roeping om aan de oplossing van deze problemen mee te werken, niet onttrekken.
Wij hebben daarbij ter school te gaan bij het gereformeerd protestantisme, waarschijnlijk ook bij de Anglicanen. Tegenover de herleving van de Luthersche opvatting, waarbij de Staat zijn eigen daemonisch karakter mag uitleven, moeten wij teruggrijpen naar de oorspronkelijke beginselen van het Calvinisme, dat een getemperde theocratie voorstond. En achter Calvijn moet voor ons de figuur van Augustinus weer oprijzen. Alles wat het daemonische in den Staat kan helpen bestrijden, van Rome af tot de Kwakers toe is voorloopig onze bondgenoot".

HET PREDIKANTEN-TEKORT IN INDIE.
In Indië spelen zich groote en belangrijke dingen af, op elk terrein, zoowel wat betreft het politieke en economische leven, alsook wat het kerkelijk leven betreft.
Nu trof ons het bericht, dat onlangs in de couranten te lezen stond :
Aneta meldt uit Batavia :
„In verband met het tekort aan predikanten poogt het Indische Kerkbestuur thans in Nederland jeugdige predikanten voor Ned.-Indië te interesseeren op een dienstverband van niet langer dan 6 jaar. De regeerinig Verklaarde zich met deze pogingen in principe accoord.
Naar wordt verwacht, zullen reeds dit jaar de eerste predikanten naar Ned.-Indië uitkomen, ter vervanging o.a. van de predikanten Klaassen, Stegenga en van Wijngaarden".
Wij zouden zeggen, laten jonge menschen dit bericht eens in zich opnemen.
Nederland is zoo nauw met Indië — we spreken immers van Nederlandsch-Indië — verbonden. En dan willen we dikwijls wel voordeel van Indië genieten. Maar offers brengen voor Indië, om Indië, vooral geestelijk, ook kerkelijk te helpen, nu — daaraan heeft nog al eens wat ontbroken.
Het is vroeger dikwijls zóó geweest, dat wat naar Indië ging, nu — daar was soms „een steekje aan los", 't zij moreel, 't zij finantëel, 't zij nog in anderen zin. Het predikanten-corps in Indië bestond, vroeger, dikwijls uit vogels van diverse pluimage — om er maar niet meer van te zeggen. Vooral ook moderne of vrijzinnige predikanten zochten den weg naar Indië en de constellatie in Den Haag was hun niet ongunstig. Of Indië er veel geestelijk voordeel van gehad heeft, meenen we op goede gronden te mogen betwijfelen. Want wel loopt men in Indië in een andere jas als hier in 't Vaderland, maar dat wil niet zeggen, dat men daar met een ander Evangelie gebaat is, dan het Evangelie van Jezus Christus ; en met een andere levenswijze. Waarbij de rechten en de inzettingen des Heeren worden gekend en geëerd en gehoorzaamd, met een hartelijken lust en liefde om in de wegen des Heeren te wandelen.
En nu is het heerlijk, dat de belijders van den Christus in Nederland veel, heel veel gedaan hebben voor het werk der Zending, om de niet-christelijke bevolking in Indië te bereiken en hun de woorden des eeuwigen levens te prediken. Heerlijk en voortreffelijk werk ! Maar de Indische Kerk mogen we niet uit het oog Verliezen. De christelijke bevolking van Indië mag niet verwaarloosd worden. Ook mag daar geen ander Evangelie worden gebracht, dan ons van den Heere is overgeleverd en dat we als een dierbaar pand hebben te bewaren en hebben dóór te geven aan anderen, ook vooral in Indië, waar toch al zooveel gemist wordt van 't geen men in 't Vaderland kan genieten en waar bovendien zoo ontzaglijk veel is, dat méér dan hier, als verleiding en verzoeking op ons aankomt, om ons af (te trekken van een godvruchtigen en vromen wandel, in gehoorzaambeid aan het Woord des Heeren en in de vreeze Zijns Naams!
Laat men de kansen aangrijpen die er zijn; die er hier zijn, maar die er ook in Indië zijn voor de Kerk van Christus !
Wij, Nederlanders, zijn dikwijls veel te veel geneigd, om „dicht bij moeder thuis" te blijven. Maar dat hebben onze Vaderen ons niet geleerd. Dat leert ons ook het Woord des Heeren niet. Vooral niet aan óns, Nederlanders, die zoo nauw aan Indië zijn verbonden geworden, door Gods voorzienig bestel en die, naar Gods wondere leiding, zoo hóóge verantwoordelijkheid hebben tegenover de Indische bevolking èn tegenover allen, die uit Europa, die niet 't minst uit Nederland, naar Indië zijn gegaan.
Daarom komt ook deze roepstem Gods tot ons en vraagt om een antwoord.
„Predikanten tekort in Indië" — laat het doorklinken, ook onder òns.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's