VAN DEN WOORDE GODS
Genesis 4 : 17: En Kaïn bekende zijne huisvrouw en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde eene stad en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch.
2e Serie.
Uit het ongeschreven Woord.
XXXIX.
Het Woord Gods laat ons dus zien, hoe er van den beginne geregelde levensverhoudingen zijn geweest, krachtens Gods scheppende ordinantie voortgebracht, ook al waren er nog slechts weinige menschen. Van wat men promiscue, ongeregelde, geslachtelijke verhoudingen noemt en wat sommige geleerden als een kenmerk der eerste menschheid hebben beschouwd, is in Gods Woords niets bekend, ook niet in die tijden, die eeuwen liggen, voordat er van een geschreven Woord sprake kon zijn. Toen er nog zulk een gering aantal menschen was, dat hetgeen wij thans bloedschendige huwlijken noemen, die God verboden heeft, de eenige mogelijke waren, omdat het geslacht van Adam slechts interfamiliaal kon bestaan, toen was er toch een geregeld huwelijksleven. En zelfs een natuurlijk mensch als een Kaïn was, leefde toch in geregeld huwlijksverband en stichtte een gezin.
Dit is dan ook gegrond in de menschelijke natuur, terwijl elke andere levensvorm als onnatuurlijk en dus als met Gods ordinantie in strijd verwerpelijk is.
Zoo blijkt dus, hoe de moderne wereld, waarin wij verkeeren en waarvan het opvalt, hoe zij zich keert tegen de heiligheid des huwlijks, zooals het krachtens schepping is geworden, met af te wijken van de door God gelegde grondslagen zich ook vergrijpt aan de menschelijke natuur zelve en dus een tegennatuurlijk leven leiden wil. De goddeloosheid en de liederlijkheid in schoone vormen en op allerlei schijnbaar beschaafde wijzen aanbevolen en verbreid, wordt eene vreeselijke aanklacht tegen de moderne cultuur, is een teeken van haren ondergang in eene verdierlijking des levens, daar men naar geene zedelijke orde meer vraagt. Kaïn verschijnt, ondanks zijn broedermoord, als de stichter van een gezin, als de man aan wien uit zijne huisvrouw een zoon geboren wordt, die den naam van Henoch draagt. Deze naam, die naar zijne beteekenis wijst op eene wijding, toont hoe reeds in de vroegste oudheid er sprake is van den cultuurarbeid door geslachten tot stand gewacht. Daarop nu wijst Kaïn's geschiedenis, als hij ons wordt voorgesteld als met zijn gezin uitgetogen naar het ten oosten van Eden gelegen land Nod en uaar eene stad bouwende, die hij met den naam zijns zoons noemt. De opkomst van deze alleroudste in de geschiedenis vermelde stad, veronderstelt eene cultuurwerkzaamheid niet alleen, maar ook eene behoefte aan zekerheid, die gelijken tred houdt met de toename der bevolking, die 'n een snel tempo plaats moet hebben gehad, waarvoor de lange levensduur der eerste menschheid de voorwaarden schiep,
Toch moet ook hierbij opgemerkt, dat in deze teekening van Kaïn's levensgang klaar aan den dag treedt het geestelijk leven van den natuurlijken mensch, daarvan Kaïn op zoo vreeselijke wijze de vertegenwoordiger bleek. In hem en in zijn geslacht verschijnt eene materialistische drijfkracht, die zeker voor de ontwikkeling der cultuur eene groote beteekenis heeft gehad, maar die toch, zooals dit telkens in de geschiedenis blijkt, niet in onafhankelijkheid van het geestelijk leven zich openbaren kan.
Diezelfde Kaïn, die door ijverzucht bewogen, zich vergrijpt aan het leven van zijn broeder, verschijnt ons ook als de man, die, zij het dan ook gedreven door zijne conscientie-klachten, het vaderlijk huis en den ouderlijken kring verlaat, om de wereld in te gaan en zich in hem onbekende gebieden eene nieuwe toekomst te ontsluiten. En in deze nieuwe omgeving wierp hij zich met al zijne kracht in den strijd met de natuur, die den mensch toch immers ook krachtens schepping opgelegd was, opdat hij zich de aarde onderwerpen zou. Kaïn was dus als het leidend hoofd zijns geslachts, ondanks zijn zondig verleden, een figuur van groote beteekenis in deze oudste geschiedenis der menschheid. Hij was een man van groote energie, van vele en groote gaven des verstands, waardoor hij in staat was groote dingen tot stand te brengen voor de geslachten, die na hem kwamen.
Zoo wordt hij ons genoemd als de eerste stedenstichter. Hij bouwde eene stad. Over de grootte, over de beteekenis, over de geschiedenis dezer stad wordt ons niets meegedeeld. En het ligt voor de hand, dat deze stad niet te vergelijken is met de groote steden, die de Westersche wereld kent. Dezer opkomst hangt saam met een handel en verkeer, zooals er in deze oudste periode der geschiedenis nog niet ontstaan kon. Maar toch wijst deze stichting reeds op een voortgang in cultureele ontwikkeling, die slechts daaruit verklaard kan, dat de pas uit het paradijs verdreven mensch nog over groote geestelijke gaven beschikt moet hebben, waardoor de oudste menschheid, die uit den aard der zaak aan wat wij prehistorische tijden noemen, toebehoort, reeds op een hoogen cultuurtrap klimmen kon. Merkwaardig is ook in dit opzicht de overeenstemming tusschen wat ons de Heilige Schrift aangaande deze eerste tijden meedeelt en de resultaten, waartoe de moderne onderzoekers zijn gekomen op grond der gegevens, waarover zij beschikken. Zooals in Kaïn's geschiedenis Habel als de beoefenaar der veeteelt verschijnt en Kaïn als de landbouwer optreedt, tusschen welke broeders een doodelijke haat zich openbaart, zoo leert hetgeen ons van de alleroudste geschiedenis der cultuur bekend is, dat er tusschen akkerbouw en veeteelt een voortdurende strijd bestond. De nomadische herdersstammen, wier leven hen tot krijgszuchtigen opleidt, haatten de landbouwende volksgroep en trachtten deze te berooven van de rijkdommen, die zij zich verwierven door noesten vlijt en moeizaam streven. En de akkerbouwende menschheid beantwoordde deze vijandschap met gelijke munt. Zij was wel gedwongen zich te beveiligen tegen de steeds dreigende gevaren van overval en kwam alzoo tot den eigenaardigen stedenbouw, die met name de Semitische volkeren onderscheiden heeft. En ook in deze eerste, alle historische volkeren voorafgaande perioden, hebben dezelfde oorzaken, dezelfde gevolgen en verschijnt in de figuur van een Kaïn de verpersoonlijking van dien bepaalden vorm van cultureele ontwikkeling, die stedenbouw steeds heeft veroorzaakt. De stad is het bewijs van den vooruitgang in het beschavingsleven, van den economischen opbloei. En wat nu uit deze prehistorische tijden, toen er van geen geschreven Woord van God sprake kon zijn, hier in de Heilige Schrift wordt meegedeeld, stemt overeen met wat de wetenschap op andere gronden leert, dat aan de akkerbouwers de eere toekomt, dat zij het zijn, die ook het eerst steden hebben gebouwd.
Deze stad van Kaïn was niet als de latere steden, welker ontstaan met de opkomst der bedrijven saamhangt, en was ook niet geboren uit de behoefte aan een marktplaats voor het verkeer en den handel vereischt. Deze door de akkerbouwers gestichte oudste van alle steden hadden ten doel aan de landbouwende bevolking veilige schuilplaats te bieden. Deze steden waren bevestigde ruimten, omringd door muren en torens, die overval onmogelijk maakten, waarheen men vluchten kon, zoodra gevaren dreigden. Niet de woonhuizen, niet straten en pleinen waren daarin van beteekenis, want deze oudste steden uit een tijdperk, dat eeuwen voorafging aan den historischen tijd, waren eigenlijk ledige ruimten op hooger gelegen terrein, zoo mogelijk aan rivieren gelegen, of op hooge plateaux met steil afloopende hellingen naar alle zijden, zoodat de toegang gemakkelijk kon worden afgesloten. Waar noodig, werden zij versterkt met aarden of steenen wallen of palissaden. Zij waren dus beschermde plaatsen, waar de akkerbouwers uit de omgeving een toevluchtsoord vinden konden, als de vijand naderde, of de vloed opkwam en met overstrooming dreigde. Binnen deze beschutte ruimte werd vee en have saamgebracht in de ure vaneden nood. Dus waren deze steden geheel anders dan wat wij in onzen tijd een stad noemen. Als er nog van overeenkomst gesproken kan worden, dan hierin, dat deze beschutte plaatsen in de hooge oudheid zich vanzelf ook. hebben geleend voor de samenkomst der gansche, over de omgeving verspreide familie, wanneer zij hare feesten zou vieren, hare rechtsdagen zou houden en zich beraden over aller heil.
Zoo werden deze alleroudste steden ook cultuur-plaats, waar men saamkwam, om de godheid te aanbidden en dus ook tevens de zetels voor deze godheid zelve. Zoo althans is Babel geweest en Ninive en de tempelsteden in Oud-Egypte, En er is geene reden om te veronderstellen, dat deze door Kaïn gestichte stad een ander karakter gedragen heeft. Doch dit blijkt onmiskenbaar uit dezen stadsbouw, dat Kaïn's dagen zich reeds hebben gekenmerkt door eene aanmerkelijke ontwikkeling der cultuur en dat hij het is geweest, die in dezen ontwikkelingsgang een leidende persoonlijkheid was.
Het typisch materialistische karakter, het wezenlijk ondiep geestelijk leven, dat zijne gansche verschijning en alles wat de Schrift ons van hem meedeelt, kenmerkt, openbaart zich ook in dezen sterken opbloei van zijn cultureele leven.
Hij is een voorbeeld, dat juist ook daardoor spreekt tot onzen tijd, waarop hij zoo duidelijk gelijkt. Ook onze dagen onderscheiden zich door een geweldig materialistisch drijven. De moderne menschheid met haar grootsch opstrevende wetenschap, met hare wonderrijke techniek, met hare voorheen ongekende productie-mogelijkheden, leidt een leven, dat in den diepsten grond ongeestelijk is. Geëmancipeerd van de eeuwige dingen, is het vreemd aan de ware vreeze Gods, Het gaat eenzijdig op in de dingen dezer wereld, ook al brengt het v/onderen van techniek en groote rijkdommen voort, die de weelde baren, waarin de menschen dezes tijds, schier zonder het te beseffen, zich baden, In dit alles gelijkt het hedendaagsche Westen in zijne geestelijke ontwikkeling op de cultuurontplooiïng, waarvan de alleroudste heugenis van ons geslacht verhaalt in de geschiedenis van Kaïn. De gansche moderne volkeren-ontwikkeling gaat in de richting van den bouw eener groote alomvattende wereldgemeenschap. En dat hierin, als in Kaïn, zich de geest van den antichrist gelden doet en telkens nieuwe grootsche perspectieven worden geopend, waarin niet de kleurenmengeling overheerscht, die de ziener aanschouwde, toen hij het Nieuw Jeruzalem zag, is duidelijk voor ieder. De muur dezer stad was Jaspis, terwijl zij zelve zuiver goud was en hare fundamenten met kostelijk gesteente versierd. Neen, hetgeen onze dagen ons te zien geven, doet meer denken aan het scharlakenroode beest, dat vol was van namen der lastering.
Ondanks het grootsche cultuur-werk van Kaïn, dat ons in zoo weinige sobere woorden wordt beschreven, is hij toch drager van dienzelfden vreeselijken geest, die hem eenmaal dreef tot den broedermoord. De geweldige krachtsontplooiïng, waarvan hij blijk geeft, was niet geheiligd door de vreeze Gods. Hij leefde, strevend naar verrijking des levens, ook geestelijk-materialistisch in de toekomst-idealen van zijn geslacht.
Daarom noemde hij deze eerste stad naar den naam zijn zoons, zoodat haar in de wijding, die er door genoemd wordt, het stempel opgezet wordt, dat heel Kaïn's geslacht heeft gekenmerkt,
Alzoo staat ook daardoor Kaïn aan de ingang van de reeks der eeuwen, die de eerste ondergegane menschheid heeft doorleefd, als de man, wiens levensrichting heenwijst naar den dag, waarop de Heere zeggen zou: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mensch.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's