De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd

Kees Boeke.
In „De Wachter" schreef onlangs ds. J. Bosch het volgend artikel over den persoon, wiens naam hier boven staat. Het artikel luidt als volgt:
Mijn lezer, ik wil u iets van Kees Boeke vertellen. Als ge meent: dat is een onbekende grootheid voor mij, behoeft dat geen reden te zijn om niet eens iets van hem te willen hooren. Als ik u alleen zeg, dat niemand minder dan dr. de Moor onlangs te Utrecht met dezen man den degen gekruist heeft, dan is dat op zichzelf reeds meer dan genoeg om te vragen : wat wil die K. B. en wat was er in het geding tusschen hem en een onzer vooraanstaande Gereformeerde predikanten ?
Ik had wel eens iets van Boeke gehoord. Als ik het zeggen mag, ik had wel eens vernomen dat hij nog voor predikant gestudeerd had, dat hij een rijke jonge man was, die met zijn geld anderen voortgeholpen had, in die mate, dat hij zelf maar weinig overgehouden had, en dat met het opzettelijk doel om alzoo in de voetstappen te wandelen van Hem, „die arm geworden is, daar Hij rijk was."
Hoe het zij, nu kon ik hem zien, en hem zelve hooren.
Er was vergadering in Utrecht.
Is dat Boeke ? Och, wat een eenvoudige jonge man stond daar op het platform, toen ik de zaal binnenkwam. Dat was zeker een zijner volgelingen, dacht ik, die daar, gestoken in zijn manchester pakje ! Maar hoor, een welluidende stem tracht propaganda te maken onder de aanstroomende menschenmassa, brochures en liederen te verkoopen. De jonge man geeft verzen op, hij zingt, meerderen zingen, met pianoleiding.EBen zangkoortje gaat voor, men blijft zingen couplet na couplet. Soms klinkt het werkelijk schoon.
Dan is de aanvang van de „samenspreking" daar. Dr. de Moor is inmiddels binnengekomen, en heeft zich, in lachende verbazing over zulk een enorme belangstelling, een weg gebaand naar het spreekgestoelte.
Het zal nu beginnen. Ja waarlijk. Die jonge man in het manchester moet Kees Boeke zijn. En nu kan ik iets van hem zeggen. Wel, ik mag het niet verhelen, 't is een sympathieke verschijning, en hij heeft een mooie stem, hoewel die langzamerhand wat preekerig wordt. Wij hooren hem den zegen Gods afbidden over de samenkomst en we merken dat we te doen hebben met iemand die Christus als de Zoon Gods belijdt, en gelooft in de toekomst van Zijn rijk. Hij laat ook zingen Psalm 72 : De bergen zullen vrede dragen, en : Ja, elk der vorsten zal zich buigen. Zéker, hij wil Christen zijn. Als ik goed toegeluisterd heb, dan sprak hij van „broeder" de Moor.
Maar wat wilde die jonge man dien avond? Och, dat konden we uit alles bemerken. Hij zong, en zijn vrouw zong en hij liet zingen : „Hij maakt ons allen vrij", en nog eens, en al weer : „Hij maakt ons allen vrij." En welke vrijheid hier bezongen werd, dat bleek uit de bespreking die wij hoorden van de brochure van dr. de Moor over „Dienstplicht en geweten." Daar stond een jonge man, een idealist, die de voetstappen van Jezus wilde drukken en in zijn liefde tot de menschenwereld alle geweld wilde gebannen zien. De oorlog moest niet bestaan. De overheid moest niet mogen dwingen tot het opnemen van het geweer. Men moet de Overheid de gehoorzaamheid weigeren wanneer zij oproept tot den dienst.
Nu, in de bestrijding van wat van christelijke zijde tegen deze vrijheid ingebracht wordt en op uitnemende wijze in de bovengenoemde brochure van dr. de Moor ontwikkeld is, stond de idealist niet sterk. Trouwens zijn bijbel-, wereld­ en levensbeschouwing dreef hem eene richting uit, waar men twijfelmoedig vraagt: „geef mij een plaats, waar ik staan kan." Vooral met Johannes den Dooper wist hij geen raad, dat was niet te verwrikken of te bewegen : dat Johannes tot de krijgslieden alleen zeide: doet niemand overlast, en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog, en laat u vergenoegen met uwe bezoldigingen. En uit deze lastige situatie meende de spreker zich te kunnen uitredden door te zeggen, dat er eigenlijk een contrast bestaat tusschen Christus en Johannes den Dooper, en dat hij wel een discipel van Jezus was, maar geen volgeling van Johannes. En zoo ging het door. Steeds alleen de persoonlijke liefdebetooning der Wet vooropgesteld, maar nergens een erkenning van het recht dat God in de handen der Overheid gesteld heeft.
Ik ga verder op al de punten niet in. Genoeg, deze dienstweigeraar werd op uitnemende wijze door „broeder" de Moor beantwoord. Deze wil geen pleitbezorger van het militairisme zijn, maar betoogt dat een rechtvaardige oorlog met de Schrift in de hand niet veroordeeld kan worden. Kees Boeke moest in deze beantwoording door zijn tegenstander menige veer laten naar mijn gedachte. Ook over die scheiding tusschen Christus en Johannes moest hij nog al wat hooren.
Mij dunkt, hij moet na de zakelijke en kalme weerlegging van dr. de Moor zich menig houvast hebben voelen ontvallen.
Maar kom, ik zal mijn aanteekeningen alle niet uitwerken. Het voert te ver de mooie momenten in de samenspreking alle naar waarde te teekenen.
Gij weet nu, mijn lezer, wie Kees boeke is. Er zijn idealisten in de wereld. Ook hij is er een van. En inderdaad dan is het lieflijk zoo'n geluid te hooren in deze liefdelooze wereld. Maar verbroedering van de menschen, van de volken, van de Overheden. Zal deze er kunnen zijn, zoolang als het rijk van Koning Jezus nog niet gekomen is? En kan het vrede zijn, zoolang de zonde er is ?
Kees Boeke, ik heb de fijne trekken van uw gelaat gezien, ik heb uw sympathieke stem gehoord. Wat kunt ge zingen ; ge zit vol poëzie ; de wereld is te prozaïsch voor u : gij wilt haar aan 't zingen hebben van liefde ! U schrijnt de haat van deze menschenwereld ! En als alle menschen waren als gij, zou er misschien niemand kwaad op zijn evenmensch worden. Ik wou waarlijk dat het in maatschappij en kerk maar altemaal zulke edele harten waren, als ik geloof dat er klopt onder uw manchester buis. Maar, zie eens : gij kent het zesde gebod. En zou toch de eerste tafel der wet niet voorgaan? Zou de liefde tot God niet alles beheerschen ? Om Gods wil dan, moogt ge zijn ordeningen niet weerstaan, de machten van hem gesteld niet negeeren. Dat is geen liefde, maar vijandschap tegen een macht die het recht, ook het recht en het leven van Kees Boeke beschermt. En wie zich tegen de macht stelt, wederstaat de ordinantie Gods. (Rom. 13 vers 2).
Vriendelijke lezer : ik hoop dat gij mijn bedoeling begrepen hebt. Er zijn vrije geesten in de wereld tegenwoordig, die willen meebouwen aan het vrederijk, maar die bouwen op een ingebeeld fundament. Men zou tot hen willen zeggen : uw moeizame arbeid, uw welgemeende strijd, uw altruïsme, zijn een betere zaak waardig. Och, neemt een ander meetsnoer, een andere truffel dan die gij thans gebruikt. In Gods Woord vindt ge dat alles. Ja ook het bestek van den nieuwen wereldbouw wordt er gegeven. Wij hebben het Kees Boeke zelf hooren opgeven : De bergen zullen vrede dragen, de heuvels heilig recht
En hij bad immers om die toekomst, dat Jezus Koning zou zijn op de gansche aarde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's