De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Aannemelijke vragen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aannemelijke vragen

10 minuten leestijd

Geloof en bekering.

We spraken over „beginselen". Beginsel in de zin van Hebr. 6:1. „dat is, waardoor wij in beginsel tot Christus' ledematen worden aangenomen en als de kinderleer is van de eerst aankomenden (kantt.)"-De laatste keer kwam B.V. met zijn vraag over de groei in het genadeleven ertussen. Voor deze keer combineer ik beide onderwerpen. Weer gaat het over het beginstadium, als ik het zo mag aanduiden, en weer gaat het over groei; derhalve over aanvankelijke groei in het geloof. Kom op met de eerste vraag.

Geloof.

Wat is een toevluchtnemend geloof ?

De vraag is kort en duidelijk. Het is niet, lang niet, correct eigenlijk om bij toevluchtnemend geloof uitsluitend te denken aan het begin van het geloof. Velen lijden hun leven lang aan deze „kinderziekte van kleingelovigheid". Maar men ziet het toch wel graag, dat in deze vorm het geloof tot openbaring komt en men hoopt, dat het geloof op den duur tot grotere verzekerdheid zal uitlopen.

Wat toevluchtnemend geloof overigens ook zijn mag, we zullen er ons direct mee bezig houden, in ieder geval moet het geloof zijn. Is het dit niet dan is het inbeelding van het hart. Geloof is 't onmisbare, waar de Heilige Schrift van spreekt, de grote gave, waarmee we voor eeuwig staan en waar zonder we voor altoos vallen. Het is in en van de mens, maar niet door of uit hem. Het is een gave, een gave van God. Als we het hebben of veelmeer als het ons heeft, zijn we, ondanks teleurstellingen en vele andere ongevallen, uiteindelijk de gelukkigsten, missen we het dan zijn we de allerongelukkigsten ondanks „weelde, schatten, staten”.

Voor het geloof geldt heel in het bijzonder: In den beginne was het Woord. Het geloof is de weerklank op het woord; horen, gehoorzamen, zich gewonnen geven aan de macht van Gods getuigenis, inwilligen, zich laten welgevallen. Enkele keren lezen we in de Schrift en het maakt ons zo stil: „en hij" of „en zij geloofde". Dat is een eindpunt en een beginpunt tegelijk. We werden overreed en de Heere was ons te sterk. Het geloof is één in al in heel het leven der genade. Het is: geloof en...; geloof en bekering, wedergeboorte, rechtvaardigmaking, heiligmaking, verheerlijking enzovoort. „Naar zijnen wil heeft Hij ons gebaard door het woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen zijner schepselen." Schepping en herschepping geschieden door het woord van Gods macht. Het geloof is de woordwording van het vlees dankzij de vleeswording van het Woord. Immers de man en de vrouw worden een en al woord, ze horen, zien, merken op, overdenken, doen, volgen, omhelzen het en nog veel meer. Het is niet de gave dat iets geschonken wordt en toegevoegd wat men tevoren niet had, maar het is het wonder dat gaat functioneren en fungeren wat voorheen onmachtig geen dienst deed. Het oor, het hart, het oog, de hand.

Het woord herneemt zijn bedding en komt weer tot kracht. De gelovige kan alleen maar dienen, dienaar van het woord zijn. „Zie Uw dienstmaagd, mij geschiede naar Uw woord." Het geloof is een bestendig beslag, een vasthouder van wie geen moment bestaan kan. Het verlaat niet en blijft. Het geloof is immers „Gods Woord in ons blijvende", het is God in ons. Daarom heeft het een onbedrieglijke zekerheid. Waar we ons in vergissen, daarin niet. „Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord.”

„Want ik vertrouw op 't woord, mij toegezeid; geen leed zal 't ooit uit mijn geheugen wissen.”

Nu kan het zijn, zeggen de Dordtse Leerregels, dat we „het levend geloof in Christus nog niet krachtig in ons gevoelen". We kunnen verkeren in het stadium van „ik geloof — en dat onder een vloed van tranen — kom mijn ongelovigheid te hulp" of in de wan-moed van de hoop: Kom ik om dan kom ik om. De vrijspraak trekt het doodvonnis naar zich toe. Onder de dodelijke slagen kan de hoop het niet laten te hopen, er is een honger en dorst, een harteschreeuw naar de levende God. Door God gaan we tot God. Is dat geen toevluchtnemend geloof? Ja, maar dan is er ook een zege: „Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God."

Zijn er geen sterken en zwakken in het geloof? Maant Paulus niet dat de eersten de laatsten geen aanstoot geven? De sterken zullen wat vaster gaan, wat meer zekerheid hebben, wat vrijer zich bewegen, de zwakken zijn wat benauwd en strekken zich uit meer dan ze overspoeld worden door de genade.

Het kan. Ik kan niet zeggen met hoe weinig geloof men toch stellig zalig wordt, want geen klauw blijft achter. Bedelend kan men de hemelpoort bereiken en binnentreden.

Maar dit moet geen stelsel worden, geen systeem. Wat de Joden deden met de wet, die haarkloverig uiteenrafelen en in duizend spitsvondigheden breken, moeten we niet doen met het evangelie en de leer van de vrije genade. Sommigen zijn bedreven in vele onderscheidingen en onderverdelingen, ze separeren als de beste, maar zijn ze zelf gesepareerd en onderscheiden?

Het mag er niet op gaan lijken, dat men van toevluchtnemend geloof iets maakt — om het modem te zeggen — als een mini-geloof, waar men er ook mee komt. Het gaat niet aan om te veronderstellen, dat men met een heel kaartje reizen kan doch ook met een half kaartje. Want in dat geval zou het kunnen, dat enigszins uiterlijk begeren en willen uit kracht van consciëntie doorgaat voor legitieme honger en dorst naar de gerechtigheid. Er zijn er zovelen, die altijd graag gewild hebben — maar nog nooit niet — braaf gebeden, altijd geleerd en nog nooit tot kennis der waarheid zijn gekomen. Als zij van toevluchtnemend geloof spreken, moeten we op onze hoede zijn.

Men doet het voorkomen alsof er twee soorten van geloof zouden zijn. Dat is het gevaar van de onderscheiding toevluchtnemend en verzekerd, van wezen en welwezen, van uitgaande en terugkerende daden. Onderscheiden mag geen scheiden worden. Men gaat wel als arme van geest naar het Koninkrijk, maar toch niet op die manier dat men de indruk vestigt, dat ook de Koning zelf niet royaal zou zijn.

Ik meen, dat het ook onschriftuurlijk is om het onderscheid op de spits te drijven. Als de kanttekenaren Ruth 2 : 12: onder wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen" verklaren, zeggen ze: die gekomen zijt om u te betrouwen". We weten ook, dat de Hebreeuwse dichtkunst parallelle begrippen laat „rijmen". Welnu m psalm 118 lezen we: Het is beter tot den Heere toevlucht te nemen dan op de mens te vertrouwen." Ik bedoel maar dat het vertrouwen wel degelijk in het toevluchtnemen is opgesloten.

Het hanteren van de sleutelen van Gods Koninkrijk is een zware zaak. De ruif moet zo laag dat de musjes pikken kunnen, maar tegelijk zo hoog, dat de giraffen er niet bij kunnen. U begrijpt wel wie ik met de giraffen bedoel. Ze doen zich wel erg klein en nederig voor, maar ze kunnen een lange nek opzetten. Er zijn kleintjes, maar het is allemaal wat gekunsteld en gemaakt. Er zijn ook kleintjes, die echt klein zijn.

Dus geen bezwaar om te spreken van toevluchtnemend geloof mits we maar beseffen, dat de ziel toevlucht neemt tot de God die mildelijk geeft wat ons ontbreekt en wat ontbreekt dat is nu wel duidelijk. We nemen toevlucht tot de Beloner van wie Hem zoeken.

Bekering.

Is er verschil in geloofsweg tussen die een zogenaamde wettische bekering doormaakt en diegene die van jongsaf aan wordt geleid (Evangelische bekering) ?

Misschien had deze vraag iets kunnen hebben van de voorafgaande. Kortweg: Wat is het verschil tussen een wettische en evangelische bekering? Zoals de vraag is geformuleerd zou de gedachte kunnen ontstaan, dat een evangelische bekering speciaal het voorrecht is van jeugdigen. Ik begrijp wel de gedachtegang. Er zijn in de Schrift voorbeelden van gelovigen, die de Heere vrezen van kindsbeen en bij wie we, om maar iets te noemen, niet een Paulusbekering constateren.

Als ik mijn mening nu eens geef dan vraag ik me af of we het verschil in diverse bekeringen moeten zoeken.

Het is met bekering als met het woord poort in een vreemde taal. Het woord betekent ingang en tevens het hele paleis. Bij bekering denken we vooral aan het portaal, maar heel het leven is zo als Luther in zijn stellingen zei: boete, en om bij ons onderwerp te blijven: bekering.

De vraag let vooral op het portaal, heb ik de indruk. Nu is het onloochenbaar, dat de wegen niet precies dezelfde zijn. Men zou zo denken, dat het bij de ene meer onweert en dat de ander het zonniger heeft. De een haalt het hooi heel wat voorspoediger binnen dan de ander.

Laten we voorop zetten, dat bekering bekering is. Afkeer en toekeer. Afwending van ons eigen ik, van wereld en satan en vlees en toewending tot de Heere. De een heeft meer en zwaarder slagen nodig dan de ander, maar allen zoveel, dat ze loslaten, zich afwenden en bij de Heere zoeken en vinden het ware leven.

Genade neemt de natuur niet weg. De ene mens tilt zwaarder dan de ander. Dat zal hoewel niet doorslaggevend en beslissend toch van invloed zijn.

Allen zijn zondaren en grote, doch de een is voor meer kwaad bewaard dan de ander, zodat de verschrikkingen van de wet bij ieder niet in dezelfde mate en op dezelfde wijze voorkomen. Het zijn dezelfde medicijnen en versterkingen doch de doseringen verschillen.

Bekering in de zin van eerste bekering uit de dood tot het leven, uit de verlorenheid tot het gevonden zijn, uit het vergelegen land op weg naar vaders huis is een scharnier, waarom het hele leven wentelt en in beginsel ervaart elk kind van God wat wezenlijk de bekering uitmaakt, niettemin zijn er heel wat bijkomstigheden — niet onbelangrijk overigens — die de één meer voor en tijdens en de ander naderhand doorleeft. Bij de een is acuut wat bij een ander in sterkere mate chronisch zich voordoet.

Dat geldt ook naderhand als de bekering de bekering blijft. Want ware bekering blijft zich bekeren. Afsterven en opstaan. In het afstervingsproces ligt het accent op de ontdekkende en ontmaskerende wet en het opstaan geschiedt door de kracht van het evangelie. Mogelijk is de een meer geboeid door het ontdekkende en de ander dieper onder de indruk van het opwekkende, alhoewel beiden beide hebben. De Heere is de wijze huisbezorger, die elk zijn bescheiden portie geeft en dat is niet altijd precies gelijk verdeeld uit hoofde van zijn oneindige en onnaspeurlijke wijsheid.

Bekering is bekering, maar de accenten vallen verschillend. De poort is voor ieder eng en de weg voor elk smal.

Inmiddels kwam zojuist een nieuwe vraag binnen van B.N. Ligt in Col. 2 : 15 de wortel van de dieptepsychologie van Freud, Jung, Adler? Misschien zijn er lezers die deze heren kennen en die graag een handje helpen willen. Dan krijg ik het ook wat gemakkelijker.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Aannemelijke vragen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's