Verwondering
Wie is een God gelijk Gij, die de ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Micha 7:18a
Wat is het geestelijk portret van Micha? In zijn profetieën staat hij vóór ons als de profeet van de verwondering. Na zijn preek geeft hij een psalm op: 'Wie is aan onze God gelijk?' Wij zijn dat gewoon en zo moét het ook. De prediking moet uitlopen op de verheerlijking van Gods naam, deugden en daden. Vaak hebben wij moeite om daarin mee te komen. Dat zal het kind van God pijn doen. Want het Soli Deo Gloria — hij weet het — zou zijn lust en leven moeten zijn. Maar zingen na deze preek van Micha — kan dat? De meeste uitleggers ontkennen dan ook de 'echtheid' van dit Bijbelgedeelte. Een boeteprediker kan per definitie geen voorzanger zijn. Toch is deze manier van redeneren gevaarlijk. Zo wordt het getuigenis van de Heilige Schrift uit elkaar getrokken. Die verzoeking is een val, die Satan ook zet voor ons. Als de Heere het niet verhoedt en onze ogen opent, lopen we daar zo maar in.
Micha spreekt van zonde èn genade. Hij moet Juda het oordeel aanzeggen en toch ziet hij een nieuwe toekomst voor wie gelooft. Daar is de enge poort èn het gesteld worden in de ruimte voor wie daardoor mag binnengaan. De Heere laat niet het één zien zonder het ander. Of hebt u dat nog niet opgemerkt? Maar dan mag u de Heere daarom vragen. Dat doet u toch wel? Toen de deur naar het beloofde land voor Israël dicht ging, bad Mozes: 'Heere, toon ons Uw goedertierenheid'. Wie zó klopt, zal opengedaan worden.
De prediking van Micha staat onder de hoogspanning van Gods advent. De Heere komt! Micha ziet het al: Zijn weg trekt een spoor van nood en dood. Hij is niet te stuiten. Niet Assur is Juda's vijand, het volk heeft de Héére tegen gekregen. Het front stort inéén. De steden vallen stuk voor stuk. Micha 1 bevat slecht nieuws.
Waarom komt het oordeel over Juda? Vanwege zijn schuld voor God. Micha blijft daarbij niet steken in vage algemeenheden. 'De' zonde, daar heeft niemand last van. Dat brengt nog geen berouw. Dat wekt nog geen droefheid naar God. Met zulke vage klachten gaat een mensenkind nog niet naar de hemelse Medicijnmeester om Hem te vragen: 'Genees mij, red mijn leven'.
Micha wijst de zonde aan. Waar zit de zieke plek? 'Wat is de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wat de zonde van de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem?' (1 : 5). Laat niemand dit psychologisch willen verklaren als de natuurlijke afkeer van een plattelander voor de grote stad. Micha lijdt niet aan een minderwaardigheidscomplex. Hij bedrijft hier Schriftuurlijke maatschappijkritiek. Hij keert zich in de naam des Heeren tegen de moderne economie van zijn tijd. In het oude verbondsrecht is alleen de Heere de Eigenaar van het land en zijn de mensen slechts rentmeesters. Maar nu komt er een ander recht voor in de plaats, het recht van de sterkste. De grote heren in de stad hebben het nu voor het zeggen. Abel wordt opnieuw door Kaïn vermoord.
Hier ziet u de actualiteit van Micha voor ons. Door zijn profetie klaagt God ons aan. Hoe staan wij in het alledaagse leven? Heffen wij de banier van Koning Jezus op? Of schamen wij ons voor Zijn Evangelie? Hebben wij geen vertrouwen meer in de kracht van Zijn Woord, dat immers nooit ledig zal wederkeren? Vindt onze jeugd nog wel een inspirerend voorbeeld in ons ? Wie ten opzichte van de huidige crisis in onze maatschappij zwijgt, stemt toe! Inderdaad, er wordt van ons 'duidelijkheid' gevraagd. En dan moet het hoge woord eruit: 'Tot de Wet en de Getuigenis!' Elke poging om onze maatschappij te vernieuwen, waarbij deze roep ontbreekt, voert regelrecht naar de chaos. Waar God niet wordt gevreesd, wordt ook geen mens ontzien. Wij zitten in een geestelijke, inflatie, die Gods toorn over ons ontsteekt. De revolutie verslindt haar eigen kinderen.
De tweede ziektehaard in Juda is de valse profetie. Valse profetie zet het Evangelie in het kader van de tijdgeest. Het geeft de 'eigentijdse' filosofie een alibi in de kerk. Geheel ten onrechte! Hoe kan onze Heere Jezus Christus gemaakt worden tot een voorloper , van Karl Marx? Wij moeten blijven bij het Woord: Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat eist de Heere van u? Niet anders dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God' (6:8). De Heere vraagt 'niets anders'. Dit is het dus! Om Gods wil, géén ander Evangelie!
In de derde plaats waarschuwt Micha tegen de valse gerustheid, die tweelingzuster van de valse profetie. Het wordt zo gemakkelijk gezegd: 'Is de Heere niet in ons midden van ons, ons zal geen kwaad overkomen' (3:11). Men wil wèl de beloften, maar niet het geloof. Toch zal niemand zonder wedergeboorte het Koninkrijk van God zelfs maar te zien krijgen.
Het wordt Advent. De Heere komt naar dit ontrouwe Juda. De gevolgen zullen ontzettend zijn: 'Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg van dit huis tot hoogten eens wouds' (3 : 12). Micha krijgt het er te kwaad onder: 'Hierom zal ik misbaar bedrijven en huilen...' (1:8). Zijn wij zo bewogen met de gemeente? Wie is een God als Gij, juist ook in Uw gerichten?
Dat is de éne lijn in Micha's prediking. Maar nu de andere. Er is ook de verwondering over Gods liefde: 'Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft? ' Hoe kan dat? Wat staat daartussen? De kribbe van Bethlehem: 'En gij, Bethlehem Efrata, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda...' (5:1). In de profetie zet God de kribbe al klaar. Het Kindeke Jezus is nog niet geboren, maar toch is Hij al de Zaligmaker. Daarom verwondert Micha zich nu reeds over wat in betrekking tot dit Kindeke gezegd is. Velen uit Bethlehem zullen hem later in deze verwondering volgen. Wij ook?
Nog een korte tijd en Hij die te komen staat zal komen en niet toeven. Het wordt opnieuw advent — en nu definitief. Wéér trekt Gods advent een spoor van nood en dood. Maar bij Bethlehem houdt Hij stil. Bij het Kindeke in de kribbe is genade. De kribbe is geestelijk gezien van hetzelfde hout gemaakt als het kruis: vloekhout. Dat betekent voor Christus nood en dood, voor mij vergeving — tenminste als ik geloof. Micha spreekt nadrukkelijk over het 'overblijfsel Zijner erfenis'. Niet héél Juda wordt behouden, slechts wie gelooft. Dat zijn degenen die geschokt zijn door Gods advent. Dat waren bijvoorbeeld de herders: zij vreesden met grote vreze. Maar zij gingen dan ook met haast naar Bethlehem! Zij liepen voor hun leven.
Wij hoeven niet zo ver te gaan. Wij mogen knielen voor de Heiland in de binnenkamer. Hoe zullen wij ons dan verwonderen! Dan zullen wij het verstaan: onder miljoenen heeft Hij ook mij in het oog! Dan zullen wij het belijden: Wie is aan onze God gelijk, die armen opricht uit het slijk? Wie is een God als Hij in tegenheen? Wie is een Rots dan onze God alleen?
Er wordt tegenwoordig druk gediscussieerd over de vraag of er nog overlevingskansen zijn voor de mensheid. Die vraagstelling wordt meestal zuiver horizontalistisch benaderd. Micha kondigt Gods advent aan. Van de hoge hemel daalt Hij neer. Het kind van God mag het weten: 'Het gericht zal ik overleven. De schuld zal Hij mij vergeven'. En al zal Sion als een akker worden omgeploegd, de liturgie gaat door — in een stal, bij mensen die niet in tel zijn, zoals de herders. Micha is één en al verwondering. Is het 'toevallig', dat die verwondering ook al wordt uitgedrukt door zijn naam? Micha, de afkorting van Micha ja (in sommige handschriften te vinden in Jer. 26 : 18) betekent nl. 'Wie is gelijk aan de Heere?'. Daarom geeft hij na de preek een 'echte' psalm op. Zingen wij hem mee, met hart en mond?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's