Caspar Alardin en zijn ’Weg der Rechtveerdige’
Minder bekende oude schrijvers
Een snel uitgedoofde vlam
De man wiens naam hier boven staat is jong gestorven. In 1658 werd hij geboren en hij overleed in 1692, nog maar 34 jaar oud. Al jong klaagde hij over zijn maag en andere zwakheden. Toen hij 30 jaar oud was was hij versleten. Het duurde niet lang meer of hij kon niet meer preken. Het was in die tijd, zijn laatste levensjaren, dat hij greep naar de pen en preken ging schrijven en, toen ook dat niet meer ging, ze vanaf zijn ziekbed dicteerde. Een predikant moet al predikende sterven, was zijn opvatting en hijzelf heeft zich daaraan gehouden. Tot enkele dagen voor zijn dood bleef hij actief, de laatste preek kon niet eens meer worden afgemaakt. Na losgemaakt te zijn van gemeente, vrouw en kinderen gaf hij in de vroege morgen van de 15e augustus 1692 de geest.
Deze gegevens danken wij aan een vriend en collega van Alardin, te weten de bekende coccejaanse dominee Willem Anslaer. Toen het boek van Alardin waar het hier over gaat na diens dood werd uitgegeven schreef hij daarin een Opdracht aan Alardins laatste gemeente, die te Arnhem.
Drie gemeenten heeft Alardin als predikant gediend. Al vroeg hadden zijn godvrezende ouders hem afgezonderd tot de heilige dienst. In 1681 ging hun wens in vervulling, hun zoon werd toen bevestigd te Sluis in Vlaanderen, een gemeente die al heel wat moeilijkheden achter de rug had en die dan ook eigenlijk een te zware last was voor de tengere schouders van deze 23-jarige jonge man. Vier jaar later, 13 mei 1685, deed hij intrede te Wesel, een Duitse maar met de Nederlanden nauw verbonden stad. Na 3 jaren, in 1688, vertrok hij naar Arnhem, zijn laatste gemeente.
Anslaer heeft van hem getuigd dat hij ondanks zijn zwakke gezondheid zeer ijverig was in zijn werk. Dat hiermee niets teveel is gezegd blijkt wel uit het feit dat hij ook op zijn ziek-en sterfbed nog preken gedicteerd heeft, zoiets doet niet een gemakzuchtig en lui mens. De vlam brandde fel maar is snel uitgedoofd. Enig licht ervan is nog blijven schijnen via een paar geschriften die hij ons naliet.
Alardins hoek
Behalve het boek waar het in dit artikel over gaan zal heeft Alardin er nog een geschreven, dat ook pas na zijn dood is uitgegeven. De titel hiervan luidt: 'Vergeestelijkt en Hemels thee-gebruyk, ofte beknopte overbrenging van de thee, geestelyk op Christus Jesus toegepast'. Het boek verscheen in Rotterdam, derde druk 1730; in 1877 verscheen een vijfde druk. Om dit boek gaat het ons thans echter niet maar om zijn Weg der Rechtveerdige. De volledige titel ervan Iuidt: 'De Geluksaligheyt Van den Weg der Rechtveerdige: Alsmede De Fonteyne des Leevens'. De eerste druk ervan verscheen te Amsterdam in 1692. Het boek werd meermalen herdrukt. De zesde druk dateert van 1732.
In totaal bevat het boek 12 preken, waarvan de eerste 5 gaan over Psalm 1. De titel van het boek is geïnspireerd door deze psalm. Hetzelfde kan trouwens ook gezegd worden van de titelplaat, die ik zonder meer fraai zou willen noemen. Op de achtergrond een boerderij, landelijk gelegen. Op het erf van die boerderij zien wij een boer met een hoog opgeheven vlegel in de hand, waarmee hij bezig is koren te dorsen. Een jongen draagt het stro weg. Het kaf zien wij wegstuiven door de wind. Zó zijn de goddelozen! Op de voorgrond zien wij een figuur die geheel verdiept is in het lézen van een groot boek. Zijn rechterhand is om het boek geslagen, de linkerhand rust op zijn boezem. Hij is het beeld van de rechtvaardige, wiens lust is in de Wet des Heeren. Achter hem vloeit een beekje, waaraan — naast hem — een boom is geplant. De boom vertoont niet alleen bladeren maar ook vele vruchten. Zó zijn de rechtvaardigen!
Een heilig leven
Beschrijvend de weg der rechtvaardigen legt Alardin er steeds sterke nadruk op dat het een weg van heiligheid is, een weg van een heilig leven. Niet dat hij dit wettisch zou hebben bedoeld. De weg van Psalm 1 is hem in de eerste plaats de weg des geloof s. Men kan ook zeggen, zegt hij: die Weg is Christus! Hij heeft aan de eis der wet voldaan, het geloof rust daarop. Evenwel, Christus doet nog meer. Door zijn Heilige Geest bewerkt Hij zondaren zodat zij lust krijgen tot heiligheid. Dat gaat zo ver dat zij op de heiligheid zelfs verliefd raken. Christus zelf is 'een volmaackt Patroon van Heyligheyt ende Godsaligheyt' en als zodanig een voorbeeld.
De weg der rechtvaardige is dezelfde weg als die Christus beschreven heeft als smal. Smal is zij omdat het hele leven van de christen ingericht moet zijn naar de wet van God. Die wet eist een 'nauwe en preciese Godzaligheyt'. Vragen wij wat deze godzaligheid bevat dan horen wij dat daartoe onder andere behoort een naarstig mediteren over het Woord van God. Alardin betreurt dat zelfs de kinderen Gods daar doorgaans zo moeilijk toe te bewegen zijn. Hij merkt op: 'Wat onlustigheit wort ge in u gewaar, om uw gedagten te vestigen op God en Goddelike dingen? Gaat het u niet als de schoolkinderen, die soo ongaarn tot hare boeken willen gaan, en hare zinnen omtrent hare lessen bezig houden, terwijl sij hare handen nog vol spels hebben, so afkeerig zijn somtijts uwe gemoederen, om te treden in ernstige aanmerkingen van Goddelike saken’.
Overigens, met wat uiterlijke godsdienst alleen is het volgens Alardin niet goed te maken. Spreekt Psalm 1 over 'goddelozen' dan behoeft men daar niet beslist mensen onder te verstaan die leven in uitbrekende zonden, er zijn ook nette, godsdienstige goddelozen.
De weg der rechtvaardigen is een weg die omringd is van gevaren en verleidingen. De wereld legt langs deze weg haar lokazen, de duivel zijn hinderlagen. Vanaf de brede weg worden de wandelaars op de smalle weg bestookt met spot en hoon. De 'precijsheit' moet het zwaar ontgelden. Godzaligheid noemt men 'fijmelarij'. Maar als wij hier op aarde, zegt Alardin, de onvolmaakte heiligheid van Gods kinderen al niet kunnen verdragen hoe zullen wij dan ooit in de hemel het kunnen volhouden, waar een volmaakte heiligheid gevonden zal worden!
De gelukzaligheid
Het einde van de weg der rechtvaardigen is de gelukzaligheid. Wie een christen is houdt daar het oog op gericht. De laatste preek in deze bundel gaat over Filippenzen 1 : 23 waar Paulus zegt: hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is. zeer verre het beste'. Zijn lichaam, zegt Alardin, heeft Paulus gezien als een gevangenis, waarin zijn ziel voor een tijd was opgesloten geweest; hij verlangde naar de dood, opdat zijn ziel vrijheid zou krijgen om tot God weder te keren.
Wat nu volgt, in deze laatste preek, is voor de zwakke jongeman die Alardin was een stukje hoogst bevindelijke theologie. Sprekend over de verhouding van de ziel tot het lichaam klaagt hij er over dat het lichaam de ziel weleens kan hinderen. De gelovige mens wil God dienen maar het lichaam remt hem daarin af. Niet alleen is het lichaam menigmaal lui en traag, maar vaak ook te zwak. 'Veeltyts is het lighaam ook meenigerhande siecktens ende swackheden onderworpen, dewelcke de ziele 'allerhinderlickst zijn in den dienst van God'. 'Kranckheden' zo vervolgt hij, zijn 'groote hinderpaalen: want wanneer de mensch eens onderworpen is eenige siecktens, soo kan een Hooftpijn, 't Colyk, een Koorts, 't Podagra of andere toevallen de ziel veel te rug houden in den dienst des Heeren’.
Er komt nog iets bij, vlees en bloed weerhouden de christen ook God te aanschouwen in heerlijkheid. 'Ook zyn de gelovigen hier nogh omhangen met vlees en bloed, die als een gordijn zijn, waardoor zy belet worden te konnen doordringen, om soo de heerlickheid van God in hare schoonheyd ende voortreffelickheid te konnen beschouwen'. De dood heeft in dit verband dit voordeel dat zij het gordijn wegschuift, de ziel der gelovige verlost van het zwakke lichaam, waarna hij God aanschouwen mag.
Er is in de jonge Alardin een groot verlangen geweest naar deze aeinschouwing van de heerlijkheid Gods. Om het te zeggen in een paar beelden die hijzelf heeft gebruikt. Hij wachtte als een soldaat op het bevel van zijn overste om zijn tent op te breken en in vrede naar huis terug te keren. Als een schipper die alles in orde had gebracht wachtte hij verlangend naar een gunstige wind om het anker te lichten, de touwen los te werpen en af te steken naar diepere wateren. Toen dat moment voor hemzelf kwam was hij vol overgave en geestelijke blijdschap. De laatste woorden van de laatste preek spreken over Hem die aan gêne zijde van de oever des doods de zijnen staat op te wachten, om ze in eeuwige liefde te omhelzen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1972
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1972
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's