Over creationisme en geologie (2)
In den beginne
Congres
De geschetste ontwikkelingen zijn nagenoeg wereldwijd. In de Verenigde Staten zijn er verschillende geloofsgroeperingen die zich sterk maken in de bestrijding van het evolutionisme. Dat gebeurt niet altijd met gedegen wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor heeft het creationisme een minder goede naam gekregen. De beweging van het Fundamentalisme heeft hier eveneens aan bijgedragen.
Bestrijding van de evolutiehypothese met Bijbelse en filosofische argumenten heeft weinig effect. Beter is het om goed wetenschappelijk onderzoek te verrichten en dit dan te interpreteren vanuit een creationistische optiek. Aan de Loma Linda Universiteit in Californië is hiervoor een geologisch onderzoeksinstituut opgericht. Binnen dit onderzoeksinstituut wordt onderzoek gedaan naar onder andere de opbouw van de Grand Canyon en de fossielinhoud van allerlei belangrijke afzettingen in en om de staat Californië. Belangrijke medewerkers van dit instituut zijn prof. dr. A. A. Roth en prof. dr. L. R. Brand. Op grond van het uitgevoerde onderzoek is een 'alternatieve' geologische kolom opgesteld. In dit model zijn de laagafzettingen veroorzaakt door de zondvloed opgenomen en uitgewerkt. Dit heeft zeer grote consequenties voor de algemeen gebruikte evolutionaire (miljoenen jaren) tijdschaal.
Roth en Brand hebben hierover al veel gepubliceerd en lezingen en colleges verzorgd. Reden voor de organisatoren van het congres om met lezingen van beide wetenschappers een programma op te stellen. Vooraf werd een lezing verzorgd over de betrouwbaarheid van Genesis 1 tot en met 11 door een theoloog uit Zweden. Naast deze buitenlandse inbreng werden lezingen verzorgd door drie Nederlanders, namelijk A. P. V. d. Wolf, T. Zoutewelle en ondergetekende.
Congresdeelnemers
Het congres telde ruim negentig deelnemers. Hieronder waren wetenschappelijk medewerkers van universiteiten, praktijkwetenschappers, leraren biologie en aardrijkskunde, theologen, studenten en andere geïnteresseerden.
Kerkelijke herkomst of achtergrond was alleen vragenderwijs te achterhalen, maar het was wel duidelijk dat van de organiserende geloofsgemeenschap veel leden aanwezig waren. Hoewel op ruime schaal bekendheid aan het congres was gegeven werd een vertegenwoordiging van de Evangelische Hogeschool of van de Stichting Bijbelgetrouwe wetenschap gemist. De uitstraling en doorwerking van het gebodene blijft daardoor waarschijnlijk beperkt.
De wat smalle basis deed niets af van het gehalte van de gepresenteerde stof. Een, waarnemer van het Nederlands Dagblad (die ook meedeed aan de discussie over het creationisme in Nederland) verzorgde een uitstekende verslaggeving in genoemd blad. (ND 18/12; 24/12 en 27/12 1985) Na afloop van het congres is een interview gemaakt door de Evangelische Omroep. Vraag blijft of andere bladen van Christelijke signatuur en ook van niet Christelijke signatuur het onderwerp niet belangrijk genoeg vonden?
De lezingen
De eerste lezing werd verzorgd door dr. B. Wiklander, oudtestamenticus en directeur van de 'Ekebyholms-skolan' in Rimbo, Zweden. Belangrijkste argument voor het verstaan van de Schrift - en dat geldt niet alleen voor Genesis 1 tot en met 11 - is, dat er geloof in God voor nodig is. Wanneer twee mensen hetzelfde lezen ontvangen ze toch niet hetzelfde als er verschil in geloof is. Met name als het gaat om dit bijbelgedeelte is het belangrijk om steeds in het oog te houden dat boven alles uit het God de Almachtige is Die wordt geprezen, maar ook dat'Hij de chaos ordende. Over de historiciteit van Genesis 1 tot en met 11 is geen afdoend antwoord te geven, dat moetje geloven. Het probleem van de historiciteit van dit bijbelgedeelte staat vandaag wel breed in de belangstelling. Genesis 1 tot en met 11 is geschreven voor 'gelovers', zo zei dr. Wiklander, het geeft geen wetenschappelijke beschrijving van het scheppingsgebeuren.
Geloof en wetenschap kunnen echter wel complementair zijn. Daardoor kan een christen een betere wetenschapper zijn dan een niet christen. In de discussie, na de lezing, werden vragen gesteld over de factor tijd. Werd de tijd op de eerste scheppingsdag geschapen? Het antwoord luidde: ja, de tijd is op de eerste scheppingsdag ingesteld.
Tweede lezing
Prof. dr. Brand verzorgde de tweede lezing over wetenschapsfilosofie. Hij stelde ondermeer dat het creationisme vaak wordt gezien als een stroming die géén relatie heeft met de natuurwetenschap. De oorsprong en het historische karakter van het door creationisten ontworpen onstaansmodel sluiten een natuurwetenschappelijke benadering zeker niet uit. Juist het tegenovergestelde is meer waarschijnlijk. Daarom kan creationistisch onderzoek toch de basis vormen voor wetenschappelijk onderzoek.
Het creationistisch onderzoek kent dezelfde problemen als het natuurwetenschappelijk onderzoek. Wanneer hebben we genoeg gegevens om verantwoorde conclusies te trekken? Soms komen veel te weinig gegevens beschikbaar om een theorie op te baseren. Brand maakt het bovenstaande duidelijk aan de hand van een aantal scherven, die klaarblijkelijk van een pot of vaas af komstig zijn. Hij laat zien hoe de scherven gerangschikt kunnen worden, de mogelijkheden zijn in feite talloos.. De onderzoeker die hiermee bezig is zal toch uit de verschillende ontwerpen een keus doen. Wordt later dan een compleet exemplaar gevonden, dan kan dit in hoge mate afwijken van de vervaardigde modellen. Het is uiterst moeizaam om met stukjes uit het heden het verleden te reconstrueren. Wat weten wij werkelijk van de toenmalige culturen? Brand laat vervolgens een aantal voorbeelden zien waarbij telkens de vraag is; wat is de invloed geweest van de bijbelse gegevens op het ontstaan van dit of dat model? Kan een mens alle natuurwetten verstaan? Het antwoord is nee! Zou hij dan bovennatuurlijke wetten kunnen verstaan? Het antwoord is eveneens nee! Daarom is bescheidenheid op zijn plaats. Beter is het als geloof en wetenschap tesamen zouden gaan om de voorliggende problemen te onderzoeken. De wetenschap kan immers niet claimen dat ze de waarheid in pacht heeft.
Derde tot en met zevende lezing
In de derde tot en met de zevende lezing wisselden prof. Brand en prof. Roth elkaar in een goed opgebouwde volgorde af. Prof. Roth vroeg zich in zijn eerste lezing af of er een Schepper is ja of nee? Hij liet een groot aantal voorbeelden zien van de complexiteit van het geschapene en het absoluut functionele van elk orgaan, elke vezel zelfs. Wat te denken van het stelsel van aderen in het menselijk lichaam. Met een totaal lengte van meer dan 80.000 kilometer gaat het ons voorstellingsvermogen ver te boven. Maar, zeggen veel tegenstrevers, is de Schepper dan ook de auteur van het verkeerde, van het mismaakte en veroorzaker van rampen en catastrofes?
Prof. Brand vroeg zich in de volgende lezing af of er werkelijk sprake is van evolutie. Daarbij maakte hij onderscheid tussen macro- en micro-evolutie. Er kunnen binnen eenzelfde soort wel allerlei microveranderingen plaatsvinden, die erfelijk blijken te zijn. Dit is dan het gevolg van spontaan optredende mutaties (sprongsgewijze verandering). Worden deze veranderingen en aanpassingen niet onderkend, dan komt men bij beschouwing van de afzonderlijke eindprodukten tot de conclusie dat er sprake moet zijn van macro-evolutie. Bij het onderzoek naar de evolutionistische ontwikkeling van het leven wordt wel steeds geprobeerd om te experimenteren met aminozuren, maar de tussenstadia van een biologisch-evolutionaire reeks krijgen veel te weinig aandacht. Prof. Brand vestigde er de aandacht op dat dit een punt van grote verlegenheid is in het evolutionistisch onderzoek. Desondanks wordt de evolutiehypothese al ruim 150 jaar gebruikt als uitgangspunt in het wetenschappelijk onderzoek. Hij pleitte daarom voor een zogenaamd scheppingsalternatief. (Een probleem is dan dat onderzoek op dit gebied wordt aangeduid met 'Scheppingsonderzoek' of 'Scheppingswetenschap', hetgeen onjuist is, omdat wij mensen nooit het scheppingswerk van de Heere God geheel kunnen ontsluieren. Dat hebben we op grond van Zijn geopenbaarde Woord te geloven. Dit niet te onderkennen bergt het gevaar in zich, om toch weer een toren van Babel te willen bouwen, maar dan op grond van onderzoek.
Prof. Roth behandelde vervolgens de huidige trenwetenschappelijk d in de geologie om catastrofale gebeurtenissen te accepteren als meewerkende mechanismen in de opbouw van aardlagen. Het uniformitarianisme heeft - als reactie op de zondvloedgedachte - lang stand gehouden en wordt hier en daar nog steeds met vuur verdedigd. Toch wordt door steeds meer wetenschappers toegegeven dat er inderdaad aanwijzingen zijn voor catastrofaal gevormde afzettingen in de aardkorst. Op het geologisch congres in 1984 in Moskou, sprak de voorzitter dr. E. Seibold in zijn openingswoord tot het congres over: 'het meer vertrouwd raken van geologen met het voorkomen van catastrofale gebeurtenissen in de geschiedenis van de aardkorst'. Aan de hand van schitterend diamantmateriaal liet Roth een aantal gevolgen van recente catastrofes zien. Vrij uitvoerig stond hij stil bij de uitbarsting van de Mount St. Helens op 18 mei 1980 in Amerika en de 'geologische' gevolgen daarvan. Verder besprak hij kort de continentendrift (vroeger vormde de landoppervlakte één groot continent, maar dat is uit elkaar gedreven, zo wordt gesteld). De continentendrift wordt naar mijn idee in feite veel te gemakkelijk als vaststaand door de spreker geaccepteerd!
Als het bestaan van catastrofale gebeurtenissen in de aardgeschiedenis wordt geaccepteerd houdt dit onherroepelijk een herinterpretatie (het opnieuw bezien van) in van geologische gegevens en onderzoeksresultaten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's