De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

12 minuten leestijd

C. G. Scorer, Leven in onze handen, een studie in menselijke waarden (met een introductie door prof. dr. W. H. Velema), uitgeverij H. Medema-Vaassen/Buyten en Schipperheijn, Amsterdam 1984, 133 biz., ƒ 19, 50.

Het is goed naast de boeken van in het Nederlandse taalgebied bekende auteurs die hun stem verheffen tegen vrijere abortus provocatus en euthanasie ook eens deze bijdrage van een bezadigde Engelse medicus te leggen. In dit boekwerk zijn beschouwingen opgenomen over de bijzondere waarde en betekenis van het leven van de mens als beelddrager Gods, over het fundamentele belang van het huwelijk en het gezin als relatie die door liefde en trouw gekenmerkt is. Scorer spreekt zich uit over recht gebruik en misbruik van voorbehoedmiddelen en zet ons aan het denken over de noodzaak van bevolkingsbeheersing in verband met het overvol raken van de aarde en de verwoesting van het milieu. Ondanks enige onhelderheid in de formulering en afbakening zijn de hoofdstukken over abortus provocatus en euthanasie eveneens van betekenis. Het respect voor het menselijk leven hangt voor Scorer direkt samen met het geloof in God. De waarheid en het aanzien van de mens komt voort uit het feit dat hij naar Gods beeld geschapen is, en de prijs van de verlossing waard was in de ogen van zijn Verlosser. Deze overwegingen zijn van grote betekenis voor de positiebepaling van de christen in ethische vragen. Dat neemt uiteraard niet weg dat evenzeer moet worden beklemtoond dat pas door persoonlijke toepassing van het heil en door waarachtige bekering het leven van een mens zijn volle waarde ontvangt en tot zijn doel komt. Lezenswaardig is ook wat Scorer schrijft over de veranderde houding tegenover de dood. Sterven in vertrouwen op Christus is het gaan door een poort naar het eeuwige leven. Maar daarmee is niet gezegd dat het sterven voor een christen een gemakkelijke ervaring zou zijn. Graag ter bestudering aanbevolen.

J. Hoek

K. Waaijman, Betekenis van de Naam Jahwe, 190 blz., ƒ 29, 90, uitgave J. H. Kok, Kampen 1984.

De schrijver, bekend door zijn medewerking aan de serie Verklaring van een Bijbelgedeelte, waarin hij enige deeltjes over de Psalmen publiceerde, zoekt in deze theologische studie naar de betekenis van de naam Jahwe. Een eenvoudig boek is het niet, er komt vrij veel Hebreeuws in voor - en dat kan moeilijk anders - en daarbij komt het bijzondere taalgebruik waarvan de auteur zich bedient, zulks om zoveel mogelijk de grondtaal te benaderen, maar daarbij verwijdert hij zich dikwijls van onze taalschat, vormt nieuwe vormen of geeft meer dan eens een uitspraak, die m.i. gekunsteld is. Ook aan het gebruik van jou en jij e.d., als het over God gaat, kan ik niet wennen.

De naam Jahwe is het midden van de Schrift, het sleutelwoord, de grondvorm van alle spreken over God. Wat betekent deze naam voor Israël en wat heeft deze naam voor ons te zeggen? Inderdaad gaat het hier om de kern van de Schrift. De uitvoerige aanpak blijkt reeds bij hfdst. 1 over de betekenis van een naam (hebr. sjem). Vele ouders leggen bij de naamgeving de naam als een roeping op het kind - hiervan geeft de Schrift vele voorbeelden. De naam onthult de identiteit, is ook een vorm van contact. Het noemen van de naam is niet neutraal (verachtend, zegenend, verdedigend). Adam ordent door naamgeving de levende wezen rondom hem, 'een accoord van toeëigenend ordenen'. Bij de Israëlitische namen moet sterk rekening gehouden worden met het eigen religieuze betekenisveld, gecentreerd rond Jahwe-God. De Isr. namen tonen een vrome betrokkenheid van de naamgevers. Men kan niet zonder meer stellen dat iedere naam het wezen van de drager uitdrukt. Moeilijk is de vraag hoe de naam Jahwe moet worden uitgesproken (Hieronymus meende dat men Jaho kon lezen). In de brieven van Lachis is de naam voluit geschreven (Jhwh); de spelling en de uitspraak staan niet vast. De naam hangt samen met het werkwoord hjh-zijn. Deze naam verklaart de auteur als Ik zal wezen; Ik zal er wezen (Ex. 31: -14). Hij wijst hier op drie betekenisnuances: zegenbede; Hij weze er, de verwonderde uitroep; Hij is er werkelijk en de vertrouwensuitspraak: Hij is er. De schrijver denkt aan een mogelijke ontwikkeling van werkwoordsvorm naar Godsnaam. Dat aanvaard ik niet: de Schrift spreekt van Hem, die Zich bekend maakt! En bij de naamgeving moeten we van Boven beginnen. Mozes zou bij de Midianieten de functie van de Naam Jahwe hebben leren kennen. In de Naam ligt de toezegging, dat God met het volk zal meetrekken. Heel de Schrift is één grote ontvouwing van: Ik zal er wezen, de zelfinzet van God in het midden van Zijn voorttrekkend volk. Deze gedachte beheerst het gehele werk: Israels geloofsbeleving wordt in de Naam Jhwh belichaamd: toezegging van, de bede om en de viering van Gods aanwezigheid.

De naam Jahwe vormde vóór de ballingschap de kern van Israels geloof. In de dagen van de profeten riep niemand écht de naam des Heeren aan. Daarom de val van stad en tempel en de ballinschap! Na de ballingschap riepen de Levieten de Naam des Heeren aan - zij roepen om vergeving en genade (Neh. 9 : 4). Na de ballingschap is de Naam het enige en alles verenigende in het leren en in de weeën van het einde. Vanaf de vierde eeuw v. Chr. wordt de naam Jawhe gaandeweg minder uitgesproken o.a. de naam werd vervangen door Elohim (God) of Adonai (Heere). In het hoofdstuk over de Onuitsprekelijke Naam wordt hierover uitvoerig geschreven. De schrijver acht het niet waarschijnlijk dat men in synagogen van Palestina Adonai ging lezen onder invloed van het hellenistisch gebruik van Kyrios. In de eredienst werd voor Jahwe Adonai gelezen, in het leerhuis Ha-sjeem (de naam). Daarnaast kwamen allerlei nevenaanduidingen voor, bijv. de Eeuwige in Joodse vertalingen (dit ook wel bij Calvijn). In de St. vert, werd voor Jhwh Heere gelezen.

Een hoofdstuk wordt gewijd aan de Joodse mystiek, o.a. de tora-mystiek, de Kabbala, het Chassidisme, de Holocaust-mystiek (Levinas). Zonder naam zou het contact tussen de 'Onuitsprekelijke' en de mens zich in anonimiteit oplossen. Over de armen: God staat aan hun kant, evenals de onderdrukten, de machtelozen, de onwetenden. Als men vraagt: waarom ging Israël in ballingschap? Omdat zij de naam des Heeren niet aanriepen, de Naam, die een zegen IS, een bede, een lied, een werkwoord... De Naam is heilig en ontzaggelijk. Het meest duistere punt van Gods afwezigheid is de dood; KI. 3 : 57. Maar Jahwe laat zich inroepen in het uitroepen van Zijn Naam.

Nog enige voorbeelden van typische vertalingen: smeek om voldoening voor Voldoeningsstad (Ps. 122). De eedzwering: Wij hebben elkaar verzekerd 1 Sam. 20: 17. Je zult mijn naam niet heffen in waan, Ex. 20 : 7 (verachten, smaden, ijdelijk gebruiken): het woord waan wekt een wereld van ontwrichtend bedrog op (afgodisch of magisch of leugenachtig gebruik) Ps. 34 : 3. In Jahwe viert mijn ziel. De ogen van Jahwe gaan naar bewarenden (Ps. 34 : 7, tsaddik, rechtvaardig); ook vs. 20. Vergroot Jahwe met mij (een vreemd woordgebruik). Zo ook: Jahwe, die als Enige wéést, terwijl andere goden wezenloos zijn (Ps. 114). Ik eindig met de vertaling van Jes. 65 : 1: Ik zei tot een volk, dat mijn Naam niet uitriep: hier ben Ik. Het is een boek, waarop ik nogal wat kritiek heb, maar dat de grote rijkdom van inhoud van de Schrift en grootheid van de Naam des Heeren in het bijzonder, op elke bladzijde predikt.

Bout

A. S. van der Woude: Zacharia, 325 blz., geb. ƒ 75, — (bij int. ƒ 68, —), uitg. G. F. Callenbach, Nijkerk 1984.

De tekst van het boek Zacharia vraagt velerlei toelichting, zoals bij het openslaan van dit bijzonder uitgewerkte deel van de serie De prediking van het Oude Testament met één oogopslag gezien wordt, wat evenwel niet betekent dat de geïnteresseerde leek met deze verklaring niet overweg zou kunnen. Op velerlei wijze wordt de lezer geholpen: de laatste vijftig bladzijden bevatten de noten, literatuuropgaven, registers, waaronder vier kolommen Hebreeuwse termen. Bij elk onderdeel is een toepassing van de uitleg opgenomen: de prediking van het betrokken gedeelte (12 stukken). Opschriften van de onderdelen geven bij voorbaat een overzicht, b.v.: het messiaanse rijk (h. 9 : Iv), de herdersallegorie (h. 11), de geslagen herder (h. 13), meestal ook bij verdere onderverdelingen: gehoorzaamheid is beter dan vasten (h. 7 : 4v).

Het boek Zacharia bestaat uit twee delen, zoals algemeen wordt erkend, h. 1-8 en h. 9-14. Maar er zijn slechts weinige theologen, die vasthouden aan Zacharia als schrijver van de h. 9-14. De schrijver meent dat reeds de opschriften boven de h. 9-11 en h. 12-14 op verschillende auteurs uit verschillende tijd wijzen. Maar de verschillende stemmen hebben één thematiek: de komst van de heilstijd (zo in een inleiding op Dt-Zach). In de inleiding op het eerste gedeelte typeert de schrijver Zacharia als priester, profeet en visionair. Zijn boodschap ging uit in een tijd van lijden en moedeloosheid. Niet minder dan zijn voorgangers is hij een door de H. Geest gedrevene geweest. Zijn verwachting baseerde zich op de verkiezende genade Gods en het geloof in een wondermacht, die menselijke verbeelding te boven gaat. De profeet roept op tot bekering. Wordt niet als uw vaderen: 'de geschiedenis leert wat er terecht komt van mensen die de wil Gods in de wind slaan'. 'Bekering is beamen van Gods genade, niet een hefboom, die Hem dwingt heil te schenken.'

De bekendste hoofdstukken zijn die over de nachtgezichten, h. 1 : 7, 6 : 15. Maar ook hier is de verklaring niet voor het grijpen. Hiervan enige voorbeelden: wat wij onder de myrten in de diepte hebben te verstaan acht de schrijver raadselachtig. Met verwijzing naar Gen. 2 : 8 en 3 : 8, Ez. 31 : 7 veronderstelt de schrijver dat hier sprake zou zijn van de hof des Heeren. Zeer vertroostend is het visioen van de man met het meetsnoer, h. 2 : 1v: Al zal Jeruzalem als een open veld zijn zonder muren, de Heere zelf zal haar zijn als een muur van vuur (de schrijver wijst er op dat Ikzelf met nadruk voorop staat). De Heere zal de stad vervullen met licht en heerlijkheid. Een machtig uitzicht geeft h. 2 : 10v: vele oude vijanden zullen zich tot de God van Israël bekeren en zij zullen delen in de belofte: Ik zal in uw midden wonen. Bij h. 4, waar de profetie zich verzet tegen verachting van de kleine dingen wordt aangetekend: het is de starheid van de lijdelijkheid, van de scepsis en het ongeloof in Gods mogelijkheden. Het woord: 'Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest' vormt niet alleen het thema van het visioen van de kandelaar en de olijven, maar is ook de samenvatting van alle nachtgezichten. Het gaat om het perspectief van Gods heilshandelen... en wij leren aanvaarden en geloven, dat God zich hult in het onaanzienlijke en uitverko­ren heeft wat in de ogen der wereld niets is. Elders: bekering tot gehoorzaamheid baant de weg tot het eschatologische heil. In het zicht van Gods heil worden wij niet tot passiviteit veroordeeld. Het rijk Gods moeten wij ook zoeken. H. 8 : 18v heeft tot opschrift: vastendagen worden feestgetijden voor joden en heidenen samen. H. 8 : 23 spreekt van de tijd, dat tien mannen de slip van het kleed van één in ballingschap levende, maar repatriërende jood zullen vastgrijpen: wij willen met jullie gaan, want wij hebben horen zeggen, dat God met jullie is. Onvoorstelbaar! De schrijver tekent hierbij aan: in dat absolute nulpunt van menselijke ellende springt God zelf in uit pure genade.

In het tweede deel van het boek Zacharia h. 9 e.v. zijn volgens de schrijver stukken van zeer verschillende herkomst samengebracht. In het algemeen delen de theologen, die een tweede Zacharia veronderstellen dit gedeelte in h. 9-11 en 12-14. Bij h. 11 wijst de schrijver op de zeer verschillende opvattingen van de commentatoren: 'Dit hoofdstuk behoort tot de moeilijkste passages van het Oude Testament'. Hier komt ook ter sprake Mt. 27 : 9. waar de profeet Jeremia genoemd wordt. De schrijver acht het mogelijk aan een vermenging van bijbelcitaten te denken, waarbij Jer. 18 : 2v. en 32 : 6v. naast Zach. 11 : 12v een bijdrage hebben geleverd, waardoor de aanhaling in Mt. ook op naam van Jer. kan worden geplaatst. Ondanks duisternis en nood eindigt dit hoofdstuk met een lichtstreep van hoop (Jer. 3 : 12, Ps. 103 : 9).

De hoofdstukken 12-14 richten alle aandacht op Jeruzalem en Juda. Zoals menigmaal (bijv. 10 : 3v) verdedigt de schrijver de literaire eenheid vanh. 12 : 1v: redding, berouw en vernieuwing. Hij geeft van h. 12 : 10 de volgende vertaling: de leden van het huis van David en de inwoners van Jeruzalem zullen 'de blik op Mij (JHWH) richten om degene die men doorstoken heeft'. Hier worden wij herinnerd aan de lijdende Knecht des Heeren. 'Aan mensen verloren in schuld, zo een toepassing van de schrijver) reikt God zelf zijn middel tot afwassing van zonde en schuld aan, de bron van het water des levens.' In de laatste 'prediking' wordt gewezen op het oordeel, dat begint bij het huis Gods. Gods rijk wordt in helse pijn geboren. Eens zullen de duistere zijden van ons bestaan dat door zonde en schuld is gekenmerkt wegvallen en de Heere zal Zijn koninkrijk voltooien. 

Ziehier enige indrukken van dit diepgravende werk. Zoveel mogelijk heb ik discussies vermeden en het hebr. verzwegen.

H. Bout

H. J. Takken, Evangelie en Moslims, (Serie Pasmunt), 66 pag., uitg. De Groot, Goudriaan, prijs ƒ 9, 90.

Een nieuw deeltje in een bekende serie. Dat het boekje verschijnt in deze reeks zegt veel over de opzet en strekking. De auteur heeft het geschreven om christenen op een makkelijke wijze in te leiden op het ontstaan van de Islam, de stromingen en sekten, die we er in aantreffen, en om de geloofsinhoud en -praktijk van de Moslims te belichten. De titels van de vier laatste hoofdstukken luiden: 5. Godsdienstige verschillen; 6. De migratie en haar gevolgen; 7. Vriendschap met Moslims; 8. Gegrepen door de Waarheid. Men ziet dat hier de problemen uit een Christelijke hoek belicht worden. Tegelijk doet opgeld: bijna alle verschillen tussen de Islam en het Christelijk geloof hebben direkt of indirekt met het Gods- en mensbeeld te maken. Dat betekent: de rijkdom van het Evangelie moet verkondigd worden èn een Christen benadert de ander met de grootst mogelijke liefde en waardering. Deze twee principes zijn bepalend in de ontmoeting met Moslims. Het boekje is geschreven in een vlotte stijl. Jammer dat op blz. 65 het woordje 'vuilak' wordt gebruikt. Temeer als men leest op Wie dat betrokken wordt. Overigens een handzaam werkje, dat we in de handen van velen hopen te zien en de zoeker naar snelle informatie niet teleur zal stellen.

Voorthuizen

dr. J. Broekhuis

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's