Achter de coulissen (2)
N.a.v. prof. dr. Willem J. Ouweneel: De Negende Koning - Het laatste der hemelrijken. De triomf van Christus over de machten. Uitg. Barnabas; 360 blz.; prijs ƒ 44,95
De Negende Koning
In dit kader spreekt hij zich uit over wat hij bedoelt met de herleving van het oude Romeinse Rijk in wat hij het achtste rijk noemt. Hij is ervan overtuigd dat dat het anti-christelijke Rome is. Het beest uit Openbaring 13 beeldt dat rijk uit en het pausdom is de hoer uit Openbaring 17. En weer ziet hij hierin de eigenlijke strijd die zich achter de coulissen afspeelt en weldra zal afspelen: die tussen het Lam en de draak.
Zien we daar vandaag soms al tekenen van? Zonder in de fout van Hal Lindsey te willen vervallen (een te nadrukkelijke koppeling tussen de profetieën en het actuele nieuws), neigt Ouweneel ertoe een concentratie van macht in Europa in combinatie eventueel met Amerika als mogelijkheid onder ogen te zien. Daarbij gaat het dan vooral weer om het metahistorisch aspect: het gaat tégen het Lam. Uiteindelijk zal dan De Negende Koning verschijnen op het toneel van de wereldgeschiedenis. Hij bevond Zich tot dan toe achter de coulissen en regisseerde al wat er gebeurde en hield de touwtjes strak in de hand. Zijn gemeente heeft Hij dan al tot Zich genomen in een zeven jaren durend bruiloftsfeest (de zgn. opname). Christus komt daarna in volle glorie en vestigt Zijn Rijk hier op aarde. Ouweneel kan het niet anders zien: dat moet een binnentijdelijk rijk zijn. Het Lam zal zichtbaar hier op aarde verschijnen en Zijn Rijk vestigen met Israël als middelpunt gedurende duizend jaren. Als bewijs voor dit standpunt geeft Ouweneel zijn uitleg van profetische gedeelten in vooral Zacharia, maar uiteraard ook van het laatste bijbelboek.
Edom zal nog eenmaal proberen Jakob te benauwen. De Farao organiseerde de eerste holocaust en Hitler de zevende. Maar er moet nog een achtste komen, die van de Antichrist, de draak, het beest. Weer zal dat achtste rijk een holocaust over de zo getergde Jakob brengen. En Edom zal proberen Jakob te verpletteren. Maar dan komt het einde, de laatste en negende Koning. Hij zal aan Jakobs benauwenis voor altijd een einde maken.
Conclusie
Wat van dit alles te zeggen? Niemand leest en verstaat de Schriften geheel onbevooroordeeld. Ons verstaan is menselijk en ons uitleggen daarom slechts ten dele. Ouweneel heeft al eerder in publicaties bekend een premillennialist te zijn. Na de 'opname van de gemeente' zal Christus voor de eerste keer zichtbaar terugkomen op aarde en duizend jaren regeren vanuit Jeruzalem. Onder de visie die hij in dit boek uitdraagt op de geschiedenis ligt als basis deze interpretatie van de Schrift. Heel stellig en boud poneert hij dat toch eigenlijk ieder christen die eerlijk de Bijbel leest het met hem eens moet zijn. Daar zou toch volgens hem geen discussie meer over nodig moeten zijn. Zó moet je de profetische delen van de Bijbel duiden, anders sla je de plank vierkant mis.
Ouweneel zal het niet erg vinden als ik zeg dat je met deze alleengeldende uitleg van de profetische delen van de Schrift een verstrekkende keus maakt. Je zet het verstaan van Daniël, Zacharia en Openbaring vast in een schema waar je als uitlegger niet van mag afwijken. Hij zal zeggen: dit schema heb ik zelf niet bedacht, maar gevonden in de Schrift zelf. Bent u daar echt wel zo zeker van? Is meer bescheidenheid hier niet op z'n plaats?
Wat ik me ook steeds afvroeg: is de Bijbel ons door God gegeven als een handboek bij de geschiedenis om trefzeker voor ons in kaart te brengen hoe het allemaal ging en moest gaan en zal gaan? Hij verwijt de voorzichtige exegeten dat ze zo bang zijn dat ze niet meer exegetiseren maar bijna alles openlaten. Ik voel me meer thuis bij hen die zeggen dat 'deze heilige Schrift de wil van God volkomen bevat en dat al wat de mens heeft te geloven om behouden te voorden, daarin voldoende geleerd wordt' (art. 7 NGB). Het is de Reformatie tot haar nadeel aangerekend dat ze zo weinig over de laatste dingen in haar confessie zegt (hoewel: art. 37 NGB dan? ) en helemaal zwijgt over Israël. Maar wie de overdreven fantasterijen met alle gevolgen van dien opmerkt bij hen die de hele toekomst als een vastliggend scenario in hun binnenzak schijnen te hebben, wie zou dan niet voorzichtig, je kunt eventueel zeggen: té voorzichtig worden? Moet Hal Lindsey voor ons dan toch niet een soort baken in de zee van de vrome fantasie zijn, ook al distantieert Ouweneel zich uiteraard ten dele van zijn beweringen en concretiseringen. Beiden delen wel dezelfde Schriftvisie.
Achter dit alles ligt ook een hermeneutische kwestie (de manier waarop je de Bijbel interpreteert). Moeten we, als het gaat over engelen en demonen, over de apocalyptische delen van de Schrift, niet veel meer rekening houden met de wijze waarop mensen in een historisch bepaalde context hun gevoelens hebben verwoord over bv. de macht van het kwaad in de wereld? Moet je dan die manier van zeggen over de toekomst letterlijk nemen? Of mag je je afvragen: hoe moet ik dat vandaag in mijn werkelijkheid en werkelijkheidsbeleving concreet toepassen en invullen? Moet mij dat in ieder geval niet veel voorzichtiger maken als het om allerlei concretiseringen gaat?
Ouweneels keus voor de 'smalle gemeente' valt toch wel wat eenkennig uit. Zou hij in de zestiende eeuw dan gekozen hebben voor de wederdopers? Het kan haast niet anders. Maar ziet hij daar dan geen schaduwkanten, om niet te spreken van grote mislukkingen?
Voorts, ik ben overtuigd van de bijzondere plaats van het volk Israël in Gods heilsplan. Maar gaat het God alleen om Israël? En de gemeente dan? Is het niet juist de onthulling van Gods geheimenis (Efeze 3) dat de bijzondere plaats van Israël is dat ze tot heil van de volken (de gojim) in de wereld gesteld is? God heeft toch één volk uit joden én heidenen. Om dat volk gaat het Hem toch? Is de positie van het Lam niet nu al van beslissende betekenis?
Trouwens, waar zijn de volken en dan bedoeld naar Gods hart? Gaat het de God van Israël niet om de wereld. Zijn wereld. Zijn schepselen, alle mensen? Interesseert Israels God Zich dan niet voor de Japanners en de Chilenen, voor de indianen en de Chinezen? Hangen die er dan maar een beetje bij in de geschiedenis? God is toch niet alleen een God van het Westen?
Slot
Je vraagt je na lezing van dit indringende boek af: hoe sta je nu zelf in de geschiedenis? Hoe beleef jij dan de werkelijkheid van alledag en hoe kijk je naar de toekomst? Ik zie mezelf in de zaal zitten. Ik kijk naar wat er zich op het podium afspeelt. Ik ben vaak verbijsterd door wat ik zie. Ik kan er meestal geen touw aan vastknopen, al heb ik de Bijbel op schoot. Vooral als mensen groot onrecht wordt aangedaan: joden en negers, Bosnische vrouwen uit Srebrenica en christenen in Pakistan en soms ook Palestijnen. Je zou het toneel wel op willen vliegen om er wat aan te doen. Soms kun je je sympathieën en andere gevoelens kwijt in psalmen die je zingt van Isrels God en volk of in gebeden tot de hemelse Regisseur. Veel verder kom ik meestal niet. Eén ding troost me wel: het loopt Hem nooit uit de hand. Tijdgenoten van bijbelschrijvers meenden dat engelen en kwade machten achter de schermen een stevige vinger in de pap hadden. Ik kan daar nu niet zoveel meer mee. Maar wel heb ik begrepen dat geen fatum over de wereld heerst. Ik zie net als Johannes een troon in de hemel staan. Er wórdt geregeerd. Door een Lam dat geslacht is én heeft overwonnen. Hem aanbid ik en van Hem verwacht ik het. Voor nu en tot in het eschaton.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's