Noodzaak van het Getuigenis
Getuigende kerk
De woorden van Trigland waarmee ik vorige keer eindigde, zijn uiterst actueel. In ons kerkelijk leven openbaren zich namelijk tegengestelde stromingen. In het visitatierapport van de hand van ds. Groenenberg staat een passage waarin opgemerkt wordt dat er een stroming is in de kerk, die meent dat kerk-zijn en juist ook gemeentelid-zijn moet betekenen: kritiek oefenen vanuit het evangelie op de politieke en maatschappelijke structuren en deze kritiek ook omzetten in daden. En dan constateert het rapport: Op dit punt is er binnen de kerk en de gemeenten een toenemende polarisatie. Het zijn geen modaliteiten meer, maar richtingen, die elkaar niet of moeilijk kunnen aanvaarden.
Mag dit binnen dezelfde Kerk? Ik meen van niet!
Er is een sterke stroming in de kerk die zich namelijk plaatst buiten de bedding waarin de kerk der eeuwen zich bewogen heeft, buiten het geloof van de eeuwen. Op de laatstgehouden predikantenvergadering zei de Remonstrantse ds. Meyering, dat de maatschappijkritische dominees het erg gemakkelijk hebben. Ze behoeven (namelijk) niet meer te studeren op wat vóór hen gezegd is, op wat de kerk van de eeuwen heeft geloofd en beleden. Dat is raak gezegd. De maatschappijkritische stroming plaatst zichzelf buiten de stroom van de Kerk der eeuwen door te doen alsof de Kerk pas vandaag begint.
Noem namen heeft men de opstellers van het Getuigenis toegeroepen, terwijl de voorbeelden voor het grijpen liggen. Een dominee die stelde dat het avondmaal een samenzweringsmaaltijd van revolutionair gezinden is en meende dat de kerk in haar huidige constellatie tot op de fundamenten moet worden afgebroken. Een dominee in Zandvoort, die op de Unctad zondag een maatschappij-kritische preek hield en met zijn preek 25 mensen de kerk uitjoeg. Het moderamen van de centrale kerkeraad zei in een toelichting, waarin zij het overigens voor de dominee opnam, dat de preek misschien teveel informatie en teveel kritische kanttekeningen bevatte. Alsof de mensen kómen om practische informatie en kritische kanttekeningen. Het gaat om de Woordbediening, om de verkondiging. Als het Woord echt voluit bediend wordt, dan komt het persoonlijke leven en ook het leven in alle samenlevingsverbanden echt wel onder de kritiek van het Woord, ontdekkend en oordelend. Maar dat is nog iets anders dan politieke betutteling vanaf de kansel met een preek waar misschien, nadat hij gemaakt werd de tekst nog even werd bijgezocht.
Door deze dingen staan, zoals ik al eerder stelde, de vragen naar de grenzen van het kerk-zijn, van de grenzen van de pluriformiteit van de kerk levensgroot voor ons. Dat mag niet worden afgedaan met begrippen als verdraagzaamheid. De kerk heeft te weren al wat haar belijden weerspreekt.
Wat heeft het uitgewerkt?
Er is op het Getuigenis een ongekende respons gekomen, waardoor weer intensieve gesprekken op gang zijn gekomen over het kerk-zijn, over de fundamenten van het belijden. Dat mag op zich een geweldig winstpunt genoemd worden. En als het zo is, wat ook allerwege is gesuggereerd, dat wat in het Getuigenis staat natuurlijk overal beleden wordt, waarom kwam er dan die respons en waarom heeft de kerk zelf dan niet onomwonden gesproken? Die respons heeft duidelijk gemaakt dat de religie van het belijden der kerk door de gemeenteleden vaak gemist wordt. Daarom heeft de Hervormde synode een kans gemist toen het Getuigenis daar besproken werd. De synode had het Getuigenis over moeten nemen en moeten zeggen dat wat hierin gesteld wordt vanuit het belijden der kerk opkomt. De synodevergadering was weliswaar een bewogen zitting met een geladen gesprek over de kerninhoud van het belijden der kerk, maar het blijft te betreuren dat de synode meende na het Getuigenis een andere boodschap ter voorlichting en bemoediging te moeten geven. Ds. Groenenberg meende dat de synode niet moest proberen nog met iets anders te komen. Het Getuigenis had het al gedaan. Of die boodschap er intussen ooit zal komen is de vraag. De eerste poging strandde in de synode. In dat ene stuk stonden al tegenstrijdige leringen en het kwam gedeeltelijk op uit een theologische achtergrond, die in het Getuigenis wordt afgewezen. Inmiddels is de commissie kennelijk in een impasse geraakt. In ieder geval maken van de commissie thans geen personen meer deel uit die behoren tot de kring waaruit het Getuigenis ontstond. Komt er ooit een boodschap dan rijst de vraag of het al niet bij voorbaat op een andere leest geschoeid zal zijn als het Getuigenis. Of zal het een stuk zijn in dermate algemene bewoordingen dat het — om eens een ouderwetse term te gebruiken — niet verkwikt en niet verschrikt?
Inmiddels is met de opstelling van het Getuigenis niet bedoeld aan de Drie Formulieren van Enigheid een vierde toe te voegen. We wilden niets anders — ik citeer nu het Getuigenis zelf — dan tot de gemeente zeggen: op die en die punten waarop het thans zo moeilijk ligt, roepen wij u op met de kerk der eeuwen te belijden en u voor die belijdenis niet te schamen maar die met vreugde en moed uit te dragen.
Mocht het niet?
Nu heeft men de laatste tijd ook allerwege gezegd dat de opstellers van het Getuigenis niet het recht hadden om zich buiten de synode en andere ambtelijke vergaderingen om zo tot de kerk te richten. Nu is dat de laatste jaren herhaaldelijk gebeurd. Vanuit allerlei hoeken zijn oproepen en verklaringen gepubliceerd. Maar nu een stuk aankomt bij de gemeenten, nu mag het opeens niet.
Wat de opstellers van het Getuigenis hebben gedaan ligt in de lijn van wat we lezen in 2 Cor. 1 : 12: Want onze roem, zegt Paulus, is deze, namelijk de getuigenis van ons geweten. Want wij schrijven u geen andere dingen dan die gij kent of erkent, en ik hoop dat gij ze ook tot het einde toe erkennen zult. Calvijn gebruikt bij de uitleg van dit bijbelgedeelte het woord belijden. Paulus heeft geen andere dingen geschreven dan die de gemeente belijdt. Dat lag ook aan de opstelling van het Getuigenis ten grondslag: een nieuw belijden geven, geen eigen leringen of meningen geven, maar aansluiten bij het belijden van de kerk, bij datgene wat volkomen zekerheid heeft, of althans in de kerk volkomen zekerheid dient te hebben. Daarbij ging het óók niet om een stuk uiterlijke rechtzinnigheid, een stuk belijdenisgetrouwheid zonder meer. Dat ligt trouwens al opgesloten in de oproep, die het Getuigenis bevatte om op te staan tot de vreugde van het belijden. Ik citeer ook verder wat Calvijn schrijft bij de tekst uit 1 Cor. 12 die ik zojuist noemde. Hij zegt: 'Dat Paulus in zijn rechtzinnigheid roemt, hoe komt dat overeen met: Die roemt, roeme in den Heere? Bovendien, wie is zo rechtzinnig dat hij het voor God zou bestaan te roemen? Ten eerste stelt Paulus zich niet tegen God, alsof hij iets eigens of van zichzelf had. Bovendien, iedere rechtzinnigheid die hij zichzelf toeschrijft beschouwt hij niet als fundament van zijn zaligheid en ook betrouwt hij daarop niet. En ten laatste roemt hij niet zo in de gave van God, zonder God de enige auteur daarover te prijzen en alles aan Hem toe te schrijven'. Het ging er dan ook in het Getuigenis niet om heilige dingen naast de heilige God te stellen, zoals op de Hervormde predikantenvergadering door een van de aanwezigen werd gesteld. Neen het ging om een belijden van de heiligheid van God, omdat vaak op zo ontstellend platvloerse wijze over Hem gesproken wordt, en om het belijden van de genade, om het heil dat als een wonder van Gods genade tot ons komt en niet baan breekt langs de weg van de evoluties en revoluties in de geschiedenis.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1972
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1972
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's