De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Gezag en macht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gezag en macht

12 minuten leestijd

In grote spanning wachtte de wereld op de aangekondigde rede van premier Botha op het congres van de Nationale Partij in Zuid-Afrika. Het liep — na alle gewekte verwachtingen — uit op een grote teleurstelling, zelfs voor velen, die de jaren door veel begrip hebben kunnen opbrengen voor de moeilijkheden, waarvoor de Zuidafrikaanse regering zich gesteld ziet om de ontwikkelingen in het land in goede banen te leiden en te houden. Anderzijds was het psychologisch gezien voorspelbaar dat ook nu weer de Zuidafrikaanse regering niet zou zwichten voor druk van buitenaf, ook al staat het land thans op de rand van een burgeroorlog, om niet te zeggen dat het er al middenin zit. Toen we enkele jaren geleden met een delegatie van de Gereformeerde Bond in Zuid-Afrika waren, in een periode dat het ook geducht spande — net daarvoor was een banning order uitgevaardigd tegen bepaalde organisaties en personen, onder wie dr. F. C. Beyers Naudé — hoorden we minister Roelof Botha voor de Zuidafrikaanse media zeggen: 'milespap (maispap) kunnen we altijd nog eten.' Uit zó'n opmerking blijkt de Zuidafrikaanse trots en onverzettelijkheid, in de zin van: wij zullen zelf onze boontjes doppen, wat ook de wereld ervan zegt.

Intussen zal duidelijk zijn, dat de situatie in Zuid-Afrika beangstigend ernstig is geworden. Eén opmerking in de rede van premier Botha is in deze situatie echter zowel tekenend als in hoge mate verontrustend. Hij zei letterlijk: 'Ik ben niet bereid de blanke Zuidafrikanen en de andere minderheden te leiden op het pad naar machtsafstand en zelfmoord.' Voor het laatste mag nog begrip zijn. Welk land kan het zich immers permitteren om de revolutie over zich te laten komen? Anderzijds kan men door eigen beleid de revolutie ook oproepen of verder stimuleren. De rede van Botha geeft voor die vrees ook alle aanleiding. Het gaat me nu echter om die 'machtsafstand'. Want wat zegt premier Botha daarmee anders dan dat blanken — als groep — macht mogen uitoefenen over zwarten of andere niet-blanken, ook weer als groep. De vraag is — maar het is geen vraag — of zulk een machtsuitoefening nog iets te maken heeft met het gezag, dat de overheid als 'dienaresse Gods' heeft.

Gezag van de overheid

Wie bij de Schrift leeft belijdt het gezag van de (wettige) overheid. We zijn haar gehoorzaamheid verschuldigd. Daarom heeft de gereformeerde theologie ook altijd de revolutie, de opstand tegen het wettige gezag afgewezen, al zegt Calvijn wel dat God soms 'door op zichzelf ongeoorloofde opstanden slechte overheden door betere vervangen kan'. Ook vandaag mogen wij beducht zijn voor de revolutie, die landen uitlevert aan ideologieën en antichristelijke machten. De voorbeelden in de wereld — ook in Afrika — liggen voor het grijpen. Revoluties leiden niet zelden tot nieuwe dictaturen. Maar Botha zegt dat hij niet bereid is de blanke Zuidafrikanen te leiden op de weg naar machtsafstand. Met andere woorden: blanken moeten de macht houden, ook al vormen ze een minderheid. We dachten dat inmiddels de visie dat blanken een superioriteit over zwarten meenden te hebben — 'scheppingsorde' heette dat dan — achterhaald was. Zuid-Afrika heeft de laatste jaren de gedachte van apartheid, in tegenstelling tot vroeger jaren, gebaseerd op 'praktische overwegingen'. Wat dit laatste betreft zal ieder weldenkend mens moeten beamen, dat in Zuid-Afrika een situatie van 'één man één stem' vooralsnog uitgesloten is. Maar moet een (de) regering in Zuid-Afrika dan alléén door blanken worden gevormd? Met andere woorden: heeft Zuid-Afrika vandaag geen bekwame zwarte leiders in haar midden, die mede zouden kunnen regeren? Dit te ontkennen — en dat wordt tot heden in het praktische beleid ontkend — betekent dat overheidsgezag wordt geclaimd door een groep mensen, die door de Heere als blanken zijn geschapen, met miskenning van diegenen die door dezelfde Heere als zwarte mensen zijn geschapen. Ik zou niet weten hoe zulk overheidsgezag bijbels te funderen is. De overheid is Gods dienares 'u ten goede'. Een overheid, die niet het hele volk ten goede is oefent macht (van één groep over een andere groep in het volk). Zulke machtsoefening is nog iets anders dan bijbelse gezagsoefening door de overheid.

In de Tweede Wereldoorlog heeft het nationaal socialisme de superioriteit van het germaanse ras en dientengevolge de alleenheerschappij van het germanendom over het hele vaste land van Europa gesteld. We hebben gezien tot welke onmenselijke gevolgen dat heeft geleid. Een regeerbeleid dat gebaseerd is op overheersing van een ras door één ander ras kan moeilijk op één lijn gesteld worden met het door God gestelde gezag.

Overheidsgezag heeft ongetwijfeld altijd de factor macht aan zich. De Schrift spreekt er dan ook van dat ze het zwaard niet tevergeefs draagt. De Bijbel weet dan ook van handhaving van recht en orde — ook als het moet gewapenderhand — en de overheid is er ook om de 'onbedwongenheid onder de mensen te beteugelen' (art.36 van de N.G.B.), dus zeg ook maar gerust de revolutiegeest tegen te gaan. Maar elke machtsuitoefening is nog geen rechte functionering van het gezag.

Wie dan ook bij de Bijbel wil leven, juist ook als het gaat om het overheidsgezag, gaat over een smalle kam. Enerzijds moet de revolutie worden afgewezen, die tot anarchie leidt. Anderzijds moet een machtsoefening worden afgewezen, die niet het volk ten goede is. In die twee woorden 'ten goede' ligt de hele spanning van het rechtmatige overheidsgezag opgesloten. Daarom is er ook altijd een spanning tussen gezag en macht.

Man en vrouw

Dit brengt me op een tweede voorbeeld. Machtsoefening van het ene ras over het andere is in strijd met de Schrift. Dit te baseren op 'scheppingsorde' is meer ideologie dan bijbelse theologie. Zo kan het echter ook zijn als het gaat om het zicht op de man-vrouw verhouding. De vrouw is schepselmatig anders dan de man, maar niet minder. Het Nieuwe Testament grendelt elke gedachte van ongelijkheid af, als de apostel Paulus zegt dat in Christus nóch man nóch vrouw is. En als Paulus dan óók zegt dat de man het hoofd van de vrouw is, dan ook hier een toevoeging, namelijk 'gelijk ook Christus het Hoofd is der gemeente'. Al wat de apostel dan laat volgen staat in het teken van de liefde. Dat de man het hoofd van de vrouw is houdt in bescherming, liefde, hulp. Bovendien is het helemaal gezegd met het oog op de huwelijkssituatie. 'Gij vrouwen weest aan uw eigen mannen onderdanig.' En: 'alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben.'

Hoe komt het intussen toch dat door de geschiedenis heen de vrouw vaak 'machtsuitoefening' heeft ondervonden van de man. Alle dwaasheden van het huidige feminisme ten spijt is het zonneklaar dat vrouwen vaak onderdrukt zijn door mannen. Heel sterk blijkt dat vandaag weer in de islamwereld, waar Khomeiny alle voorgangers overtreft in beleid. Maar niet alleen daar vinden we het verschijnsel. Altijd weer hebben mannen bepaald hoe vrouwen moesten handelen, zich moesten gedragen, kleden. Ik weet best dat er ook een andere kant is, namelijk dat vrouwen door hun loutere vrouw-zijn macht (kunnen) uitoefenen over mannen. Maar het gaat me nu om een meer algemeen verschijnsel in de wereld door de tijden heen, dat de man vóór en over de vrouw meent te moeten beslissen. In de ene cultuur meer dan in de andere kan dit leiden tot onderdrukking.

Intussen moeten we niet denken dat in christelijke kring het verschijnsel van machtsuitoefening van mannen over vrouwen ondenkbeeldig is. Een weeropleving van miskenning van de rechtmatige plaats van de vrouw, in gelijkheid met de man, ook binnen de gemeente is levensgroot aanwezig, juist in reactie niet alleen tegen de feministische ideologie — waarin elk onderscheid tussen man en vrouw wordt uitgewist — maar ook in reactie tegen de onbijbelse aanvaarding van de vrouw in het ambt in onderscheiden kerken. Ook hier gaat de gereformeerde theologie over een smalle kam. Enerzijds moet de vrouw in het ambt op bijbelse gronden worden afgewezen. Anderzijds moet worden gewaakt voor het handhaven, ook in de praktijk, van de bijbelse gedachte dat in Christus noch man noch vrouw is en dat 'de man het hoofd der vrouw' is juist binnen de huwelijksrelatie, maar dan wel dienend. Het gevaar is echter wel groot dat de bezwaren tegen de vrouw in het ambt de positieve waardering van de vrouw binnen de gemeente gaan overwoekeren. Uit reactie kan men dan eveneens van de smalle weg van het Woord alléén afraken.

Het is goed nog eens iets door te geven uit de bewogen geschiedenis van de aanvaarding van de vrouw in het ambt in onze kerk in juni 1958. Na hoogstaande discussies, waarbij voor- en tegenstanders van de vrouw in het ambt elkaar bevraagd hadden voor het forum van de Schriften viel de beslissing pró met 27 tegen 24 stemmen. Ds. L. Kievit, toen zelf lid van de generale synode, stelde in een commentaar in Theologia Reformata, het theologisch tijdschrift vanwege de Gereformeerde Bond, dat men zich af kon vragen of de kerk met de beslissing om de vrouw tot de ambten toe te laten niet dicht bij de secte gekomen was. De voorstanders hadden ook — aldus ds.Kievit — de bezwaren van de tegenstanders, die op de Schrift gegrond waren, niet kunnen ontzenuwen. Intussen stelde ds. Kievit in het vervolg van zijn betoog de vraag welke plaats de vrouw dan wel had in te nemen in de gemeente. Letterlijk schreef hij:

'Welke plaats mag de vrouw dan wel innemen in het leven der gemeente? Want niemand zal beweren, dat aan de gegevens van de Heilige Schrift volledig recht gedaan wordt, onder ons. Wij willen gaarne aan de vrouw een plaats geven, die haar toekomt, maar dan naar het Woord Gods. Daarom betreuren we het, dat deze vraag aan de orde gesteld is als de vraag aangaande de vrouw en het ambt. Om de plaats van de vrouw in de gemeente meteen op het ambt te betrekken, betekent een kortsluiting. Zoals het evenzeer een kortsluiting betekent, de plaats van de vrouw aan de maatschappelijke ontwikkeling te verbinden. In het maatschappelijk leven is de emancipatie van de vrouw mede een gevolg van een functieverlies: naarmate haar invloed op man en kinderen, dat is in haar eigen levenskring minder wordt, zoekt zij daarvoor compensatie in de andere levenskringen. Het valt te betwisten dat zij in de samenleving daardoor aan invloed wint. Zo kan de invloed van de vrouw in het kerkelijk leven moeilijk overschat worden, wanneer die in het gezin tot haar recht komt. Daarmee is echter niet alles gezegd.

Wij zullen de gegevens der Heilige Schrift dienaangaande nader moeten bezien en we hadden dat eerder moeten doen, niet onder de dwang van deze beslissing. Misschien mogen we daarbij de gereformeerde gezindheid te hulp roepen. Zij krijgt in al haar geledingen met dit vraagstuk te maken. Van harte hopen we, dat ze niet in het kielzog van onze kerk gaat varen, zoals — met een veilige tussenruimte — menigmaal het geval is, vooral met de Gereformeerde Kerken. Wellicht dat dan de kerkeraad in haar huidige gedaante, eens aan een nader onderzoek wordt onderworpen. Want die kerkeraad vinden we niet zomaar in het Nieuwe Testament terug. Behalve ambtelijke vergadering zou zij ook een bundeling van kerkelijke medewerkers en medewerksters kunnen zijn, zodat zij uitlopers heeft in het geheel van de gemeente. Daar zou de vrouw haar plaats kunnen krijgen.'

Deze woorden werden geschreven ruim vijfentwintig jaar geleden toen de kwestie van de vrouw in het ambt uiterst actueel was. Ze zijn ook vandaag nog uiterst actueel. We mogen dankbaar zijn, dat intussen een fundamenteel boek over de plaats van de vrouw in de gemeente vanwege het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond is uitgegeven ('Man en vrouw in bijbels perspectief). Het is geschreven in eerbiedig luisteren naar de Schrift. Het is een boek waar 25 jaar geleden naar gevraagd is. We dreigen nu echter in een situatie terecht te komen dat men alléén vóór of tégen de vrouw in het ambt is, zonder dat men de motieven van voor- en tegenstanders nog kent terwijl men gemakshalve en veiligheidshalve en uit een zekere reactie weigert na te denken over enige bijbelse invulling van de rechte plaats van de vrouw in de gemeente. En in de kortste keren kunnen we dan ook nog weer terecht komen in de sfeer van de machtsoefening van de man over de vrouw.

Conclusie

We plaatsten boven dit artikel de woorden gezag en macht. In de politiek gaat het erom dat de overheid gezag van Godswege heeft over de onderdanen en dat ze dit gezag aan allerlei personen kan delegeren, aan wie wij dan gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Het gaat dan wel om het 'ten goede' van de overheid voor de onderdanen. Dat 'ten goede' ligt het best verankerd in de gehoorzaamheid aan het gebod Gods, waardoor machtsuitoefening in de zin van loutere uitleving van machtswellust uit den boze is.

In de man-vrouw verhouding past naar de Schriften evenmin machtsuitoefening. Al is binnen het huwelijk de man het hoofd der vrouw dan is het altijd in die zin dat het een afspiegeling is van de verhouding van Christus tot Zijn gemeente, dus in dienende liefde. En wie op grond van de Schrift tot de overtuiging moet komen dat de vrouw in het ambt niet kan en mag — zoals in het genoemde boek geschied — staat wel voor de consequentie om de volwaardige taak van de vrouw in de gemeente nader uit te werken. Wil het in de kerk ook niet worden een kwestie van macht door mannen over vrouwen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Gezag en macht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1985

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's