De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Geef mij de jeugd en ik heb alles.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geef mij de jeugd en ik heb alles.

8 minuten leestijd

Kent gij dat spreekwoord van Maarten Luther, den grooten hervormer van Wittenberg? En dat spreekwoord geldt ook nu nog in de twintigste eeuw. Niet om niet legt het Communisme er zich op toe om de jeugd te winnen. Zij weten wel, dat er toch weinig te beginnen is met degenen, die tot den dag der grijsheid toe het huis des Heeren bezochten. Maar die jeugdige harten, die zoo ontvankelijk zijn voor al dat nieuwe en die er zoo gemakkelijk toe te bewegen zijn om het oude overboord te werpen, alleen, omdat het oud is, die, moet men zien te winnen.  Wat baat het ons of een gemeente op het oogenblik nog ligt onder het beslag van het Woord Gods, als we den invloed op de jeugd gaan verliezen? Zeker, dan kunnen we wel zeggen, dat het momenteel goed gaat, maar dan verliezen we toch uit hetnoog, dat we er door de zuigkracht van den tijdgeest duizenden verliezen, die we straks wedervinden in de rijen van Communisten en Atheïsten. 
Zoo zagen we het gebeuren, dat de nakomelingen van een godvreezend geslacht voor een groot deel voor de Kerk verloren gingen. Toen ik hierover eens sprak met de valsche lijdelijkheidsmenschjes, kreeg ik ten antwoord, dat hij zich altijd hier maar mede troostte, dat de Heere gezegd had in Zijn Woord, dat er geen klauw zou achterblijven. Het verliep alles van oogenblik tot oogenblik toch immers naar des Heeren onveranderlijken Raad. De massale afval, die in den bijbel voorspeld werd, moet immers toch eens komen.
Treurig standpunt! Het lijkt zoo vroom en toch inderdaad is zulk een taal goddeloos. We zouden hier wel durven zeggen; menschenkind, wat neemt ge de woorden Gods in uwen mond om daarachter uwe luiheid en geestelijke traagheid nog te durven verbergen.
Als ge nu nog eens mocht geteld worden onder degenen, die waarlijk hebben gestreden ten bloede toe voor de eere van den grooten Koning, met inspanning van alle krachten op velerlei terrein des levens, dan zou ik 't nog verstaan kunnen. Voor zulken is het in de ure van moedeloosheid vaak een rijke troost het te mogen weten, dat het wereldbestuur in de veilige handen des Heeren is. Maar die troost is niet voor u, o valsche lijdelijkheid!
Het wordt tijd, dat er in breede kringen hoe langer hoe meer nota worde genomen van het werk onder de jeugd. En dan denken we het eerst aan onze Christelijke Scholen. Laat het getal van kinderen, die de scholen met den Bijbel bezoeken, steeds mogen vermeerderen. Welk een heerlijk terrein om den jongen kinderharten te mogen vertellen van dien grooten Kindervriend, die gezegd heeft: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen.
Maar dan denk ik verder aan onze Knapen-en Jongelingsvereenigingen. Helaas nog te weinig ouders zien 't groote nut in van dezen arbeid onder de rijpere jeugd. Wat moet er worden van de jongelingschap als ze niets geen tegenwicht ontvangen tegen de sportverdwazing van onze eeuw en tal van andere gevaren, die hen tot afval leiden kunnen? Welk een zegen kan 't vereenigingswerk hebben! Zich te verzamelen rondom het Woord Gods. Dat Woord toch kan voor den jongeling het eenigst veilig compas wezen.
Wat ik u bidden mag, zeg nu toch weer niet, dat het allemaal maar eigen werk is. Door zoo te spreken, speelt ge den duivel in de kaart. Toch wil ik u nog even wat vragen, menschen van de valsche lijdelijkheid: Wat deedt gij tot hiertoe om jonge menschen te winnen voor het Koninkrijk Gods? Moest niet zich schamen ieder, die 't eerlijk moet bekennen: „eigenlijk niets".
Kerkeraadsleden, die dit leest, steunt met uw gaven en krachten het werk onder de jeugd.  En zouden we onzen Gereformeerden Meisjesbond vergeten? Kan het niet tot een rijken zegen wezen, als op de vereeniging het eene meisje het andere meisje waarschuwt voor de vele omringende verleidingen van satan en wereld? In organisatie schuilt een groote kracht. Door organisatie houden de wakkere vereenigingen de zwakkere en tragere op de been en geven telkens weer prikkels tot opwekking van de sluimerende krachten. Ik denk, dat iemand, die met mij kon spreken, me onmiddellijk zou vragen: „Zijt ge ook een voorstander van Zang- en Muziekvereenigingen?"
Lezers, ik gevoel vele van al de bezwaren die ge ook voelt. Bij veel vereenigingsleven zijn we ver van het centrale punt weggeraakt en is van het christelijke helaas maar weinig overgebleven.
En toch: verwerp niet te snel! Wees er op tegen en slinger uw philippica's tegen dit alles, en uwe zonen en dochters slenteren bij avond en ontij over dijken en wegen en worden ten prooi van allerlei uitbrekende zonden.
Ik heb iemand gekend, die niet wilde, dat er eenig ander boek zijn huis zou binnen komen als een oude schrijver. Edoch, het gevolg was, dat er niets werd gelezen, dan wat verboden prikkellectuur, die heimelijk werd binnen gesmokkeld; maar verder niets.
Het zou wel te wenschen wezen, dat onze zonen en dochters allen lust mochten hebben om zich te verdiepen in allerlei degelijke lectuur, maar waar die begeerte nog niet leeft, wees dan blij, dat men nog grijpt naar een boek, al is dat ook maar met een weinigje christelijk vernis getint. Ouders, weet ge welke boeken uw zoon en dochter leest? Weet ge dat schandelijke boeken hunne zielen verderven? Hebt ge ook een neutraal blad als dagelijksch vergif op uw huiskamertafel, hetwelk dagelijks hunne zielen vergiftigt? Lezers, in het kamp der tegenstanders beseft men het ten volle, dat het voor de toekomst gaat om het bezit van de jeugd. Laat ook bij ons Gereformeerd volksdeel iets van dat besef leven, om de jeugd, kon het zijn, te winnen voor het Koninkrijk Gods.

Aan het Bestuur van den Gereformeerden Bond tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Nederl. Hervormde (Geref.) Kerk.
L. S.
Ondergeteekende heeft de eer Uw Bestuur het volgende verslag uit te brengen over de werkzaamheden door hem verricht in den nu voorbijgeganen cursus.
Op de lijsten der colleges, voor den Bond gegeven, hadden 49 studenten geteekend. Over het geheel werden deze colleges evenals vorige jaren vrij getrouw gevolgd. Alleen in de periode tusschen Paschen en Pinksteren daalde het bezoek iets tengevolge van de naderende examens en het uitsparen van kamerhuur. Ook de Vrijdagavonduren werden geregeld gehouden en gemiddeld door een 15-tal studenten bijgewoond.
Behandeld werd voor de Kerstvacantie de leer der schepping van de redelijke wezens. Na eene algemeene inleiding werd gehandeld over de schepping van de rein geestelijke wereld, daarna die van de engelen. Vervolgens werd besproken de zedelijke staat der engelen, om tenslotte eene beschouwing te wijden aan de angelologie in lateren tijd.
Na de Kerstvacantie werd behandeld de schepping des menschen. Eene algemeene inleiding baande den weg tot de behandeling van den mensch als lichamelijk wezen, om daarna stil te staan bij den oorsprong der ziel en bij de verhouding van lichaam en ziel. Daarna is ontwikkeld de leer der schepping naar Gods beeld, waarin uiteengezet werd het onderscheid tusschen de Roomsche en de Gereformeerde beschouwing van het beeld Gods. En eindelijk werd nog gehandeld over de verhouding van God en mensch in het werkverbond en over de verbreking van het werkverbond.
Op het Vrijdagavond-college werd geregeld voortgegaan met de lezing van eenige capita der Institutie in het Latijn. Dit laatste om de jongelui in voortdurend contact te houden met deze taal, opdat zij voor het geval zij verder willen studeeren in staat zullen zijn de Latijnsche geschriften onzer beste theologen te lezen en aldus ook voor historisch onderzoek geschikt te worden. Ook werd in deze uren geregeld met hen gesproken over de diepere levensvragen, die bij hun studie aandacht vroegen. Op deze wijze werd soms met de jongelui een levendig geestelijk contact verkregen, dat voor hunne vorming en voor hun toekomst van blijvende beteekenis kan worden.
Over het geheel is ook dit jaar het groot nut van deze colleges zeer duidelijk gebleken, daar langs dezen weg niet slechts wetenschappelijk, maar ook uit geestelijk godsdienstig oogpunt aan een groot aantal onzer jongelui een nuttige steun kon worden verstrekt. Voor velen is dit in dezen verwarden en daarom voor jonge menschen zoo moeilijken tijd van groot belang en wij hopen, dat de Geest des Heeren dezen arbeid tot een zegen voor hen en daarmede in de toekomst ook voor de Kerk, zal doen gedijen.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn
Uw dw. dnr.,
H. VISSCHER.
Huis ter Heide, 18 Juni 1928.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geef mij de jeugd en ik heb alles.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's