De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

6 minuten leestijd

AANVECHTBARE BEREKENINGEN
Negen vooraanstaande Nederlanders, mannen, die in financieele-, handels-en industrieele kringen 'n plaats van beteekenis innemen, hebben tot den voorzitter van den Ministerraad een schrijven gericht met 'betrekking tot den financieelen toestand des lands. Zij deden dit niet op vertrouwelijke wijze, maar gaven aan het schrijven publiciteit, door het in zijn geheel in de bladen te doen opnemen.
In den brief aan den Minister-President deelen de schrijvers mede, dat de Rijksbegrooting voor 1939 geen juist beeld geeft van den toestand der Rijksfinanciën. Er is — zoo zeggen zij — een reëel en een werkelijk tekort. Het werkelijke tekort moet veel hooger zijn, dan wat als reëel tekort — ƒ 61 millioen — in de begrooting geraamd is. Een berekening leert, dat het tekort minstens ƒ 198 millioen bedraagt. De toestand is. — naar de onderteekenaars van den brief schrijven — veel ongunstiger dan de begrootingsstukken en in het bijzonder de millioenen-nota doen voorkomen. Gevraagd wordt, dat de Regeering zal zorg dragen, dat er zoo spoedig mogelijk, het koste wat het kost, een sluitende begrooting komt.
Wat intusschen de bedoeling der negen mannen was, met den Ministerraad over den toestand van de Rijksfinanciën in te lichten, of wel te dien aanzien den Raad voorlichting te geven, is niet duidelijk. Voor zoover het in de bedoeling mocht liggen om de Regeering te wijzen op den hoogst zorgelijken staat, waarin de financiën verkeeren, zal de Ministerraad, die meer dan eenig ander lichaam van den nood der Schatkist overtuigd is en die dit feit op schier elke bladzijde van de millioenen-nota met ronde woorden doet uitkomen, het schrijven met grooten dank en veel voldoening hebben aanvaard. Zij zal ongetwijfeld groote aandacht aan den brief der negen mannen schenken.
Echter lijkt ons het openbaar maken van het schrijven niet gelukkig.
Immers — en de juistheid daarvan is nu reeds gebleken — geeft men, juist omdat het hier een brief betreft van leidende figuren op financieel-en commercieel gebied, aan menschen, wier lust het is om op allerlei wijze den Minister-President dwars te zitten; een stok in de hand om daarmede het Kabinet te treffen. Bereids spreekt men van die zijde over het schrikwekkend beleid van het Kabinet-Colijn en hoe dit Kabinet ons volk naar het bankroet brengt. En dan te weten, en den steun te hebben van vooraanstaande financiers en mannen van het bedrijf, die gewagen van een foutieve inrichting en' samenstelling der begrooting, terwijl de berekeningen der tekorten bovendien nog geheel onjuist zijn, is een fortuintje, dat deze menschen doet gnuiven. Doch ook geeft het gepubliceerde schrijven aan elementen, die den toestand der Rijksfinanciën nog niet zoo donker inzien, de gelegenheid om te spreken over een overdreven voorstelling van zaken, waarvoor zij dan juist den brief der negen deskundigen gebruiken.
Men bereikt dan juist het tegendeel van wat men hoopte te verkrijgen.
Want inderdaad zijn de berekeningen, die de vooraanstaande negen mannen met betrekking tot het tekort op de Rijksbegrooting maken, zeer aanvechtbaar.
De Standaard, die zich over deze berekeningen dezer dagen zeer voorzichtig uitliet, opperde eenige twijfel, of de wijze, waarop het begrootingstekort door de negen mannen wordt berekend, in alle onderdeden voor de strenge vierschaar der boekhoudingstechniek kan bestaan.
Het Kamerlid Wagenaar, die gedurende vele jaren een gewichtige functie bij de Generale Thesaurie van het Departement van Financiën bekleedde en dientengevolge het geheele begrootingsapparaat kent, gaat verder dan de Standaard, wanneer hij, over het werk der onderteekenaars van het schrijven aan den voorzitter van den Ministerraad oordeelende, dit zegt, dat hij ernstige bezwaren heeft tegen de wijze, waarop de onderteekenaars het begrootingstekort, dat Minister De Wilde op 61 millioen gulden becijferd, meenen te moeten opvoeren tot 198 millioen gulden.
Deze bezwaren licht het Kamerlid dan met feiten en cijfers nader toe, waaruit blijkt, dat tegen de herekeningen der negen mannen heel wat valt in te brengen, waardoor de arbeid dezer mannen verre van feilloos blijkt te zijn.
Dit neemt intusschen niet weg, dat het werk van de schrijvers van den brief zijn beteekenis blijft behouden, omdat het opnieuw bevestigt den zorgelijken toestand van 's lands financiën.
Krachtige voortgaande bezuiniging op de uitgaven blijkt dringend noodzakelijk. Ook de briefschrijvers leggen daarop den vollen nadruk. Het verschil tusschen de Regeering, die dezen eisch doet hooren, en de briefschrijvers, is dit, dat de Regeering in de millioenen-nota de bezuiniging in haar beschouwingen opneemt, doch dat de briefschrijvers in gebreke blijven, richtlijnen voor de bezuiniging aan te geven.
Dit is een methode, die in den laatsten tijd veel gevolgd wordt. Men critiseert, maar denkt er niet aan om bij zijn critiek opbouwend te werk te gaan.
Terecht merkt de Nederlander in zijn artikel : „De Brief van de negen mannen" in dit verband het navolgende op :
Het zou ons inziens niet overbodig geweest zijn, indien de onderteekenaars het laatste gedeelte van hun brief wat nader uitgewerkt hadden. Zij willen vermindering van uitgaven. Is het de bedoeling, dat dit over de geheele linie geschiedt ? Moeten de defensie-uitgaven verminderd worden ? En wat wil men aan met de werkloosheid ? Het stellen van deze enkele vragen maakt duidelijk, dat men er niet komt alleen met het aanheffen van de leuze : verlaging van uitgaven is noodzakelijk. Men zal ook aan moeten geven, welke uitgaven dan verminderd moeten worden.
Deze opmerking is ter zake.
De onderteekenaars van het schrijven zijn, zonder eenige uitzondering, bekwame mannen, die ieder voor zich in staat zijn om aan te geven, op welke uitgaven besparingen zijn aan te brengen. Waarom heeft men dit dan hier nagelaten ?
Want dit staat toch vast, dat bezuinigingen alleen dan zijn aan te geven en ook metterdaad zijn te verkrijgen, wanneer het geheele volk zich daarmede bezighoudt. Niet alleen de Regeering dus, maar ook de deskundigen onder de bevolking.
De financieele toestand des lands kan zoo niet blijven, als hij zich in de laatste jaren voordeed. Met jaarlijksche tekorten valt niet te werken. De Rijksbegrooting moet sluitend worden gemaakt.
Dat eischt een goede Staatshuishouding. De apostel Paulus schreef aan Timotheüs, dat ouderlingen, die wèl regeeren, dubbele eere waardig geacht worden.
Hoeveel te meer geldt dit woord' ook niet voor de Overheid, die bij de gratie Gods regeert ?
De Staatshuishouding in goede orde houden, is een echt positief Christelijk beginsel.
 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's