Het begin is het einde
Het oude en bekende in nieuwe woorden
'En het geschiedde in die dagen...' Vertrouwde woorden en vertrouwde kIanken. De gemeente rekent erop dat deze woorden uit het Lucasevangelie weer klinken op Eerste Kerstdag in de kerk. Oude, vertrouwde woorden, die de eeuwen omspannen. Woorden die spreken van duisternis, zonde en schuld, waar een Licht doorheen breekt. Een Licht, dat komt zonder enige inbreng van onze kant. God grijpt in van Bovenaf. Daarom zongen de engelen: 'Ere zij God'. Ere wie ere toekomt.
De eeuwen door zijn er dichters geweest die nieuwe gedichten schreven over dat oude verhaal. Nieuw, dat wil zeggen: in eigentijdse taal, verstaanbaar, zonder afgesleten woorden. Nieuw door een verrassende belichting, een pakkende gedachte, een treffende woordkeus of beeldspraak. Dat is de taak van iedere echte dichter: iets nieuws brengen, ook al is het onderwerp oud. In hun beste verzen zijn dichters als Vondel, Revius, Jan Luijken en Willem de Mérode daarin geslaagd.
Kerst-traditie
Ook een hedendaagse dichter staat voor diezelfde opdracht. Het oude, rijke verhaal doorgeven, maar niet met afgesleten woorden. Twee hedendaagse dichters die verzen over Kerst hebben geschreven, zijn Nel Benschop en Jaap Zijlstra. Ook zij geven het oude verhaal door soms met een verrassende gedachte, soms met een treffende verwoording, althans in hun beste gedichten. Nel Benschop zoekt het verrassende niet zozeer in de vorm - woorden en beelden - maar in de gedachte, de inhoud. Ik denk aan het gedicht 'Kerst-traditie' uit de bundel Een open hand naar de hemel. Ze schrijft daar over het traditionele dat altijd op de loer ligt. Het gevaar van de lege huls is levensgroot. Dat geldt ook voor het vieren van Kerstfeest. Dit is het thema van 'Kerst-traditie', waarin ze tekent wat we allemaal herkennen: wat gewijde sfeer, gezelligheid, natuurlijk een kerkdienst, goed eten en drinken...
Kerst-traditie
Het zal weer gaan als alle and're jaren:
wij voelen nog wel wat vertedering
om 't Kind, en om Maria die moest baren
terwijl ze nergens onderdak ontving.
We zullen nog welaan de herders denken
en aan de wijzen - want dat maakt ons blij;
wij zouden God niet graag op Kerstmis krenken,
en wat gewijde sfeer - dat hoort erbij.
We gaan ook naar de kerk, om weer te horen
van grote blijdschap, die 't heelal omvat;
wij prijzen 't orgelspel, de zang der koren
en dan heeft God het meeste wel gehad...
Daarna gezellig eten met z'n allen;
dat is een hoogtepunt, als ieder jaar.
Wij willen maar niet denken aan de stallen
waar mensen wonen, bovenop elkaar.
Wij laten ons genoegen niet bederven
door de gedachte aan ellend' en dood:
Kerstfeest is feest van léven, niet van sterven,
we horen al genoeg van zorg en nood.
We vieren feest: de kerstboom staat in 't midden,
beseffen in een een flits soms ons tekort;
op zo 'n moment kun je alleen maar bidden
dat ook dit feest ons weer vergeven wordt...
De slotregel tilt dit vers uit boven het gemiddelde kerstgedicht. Kerstfeest is het feest dat spreekt van vergeving voor zondaren, de weg tot behoud door Jezus Christus. Maar... je kunt dat feest zó vieren, dat je voor dat feest zelf vergeving moet vragen...
Messias
De predikant-dichter Jaap Zijlstra probeert op een andere wijze het afgesletene te vermijden. Hij zoekt het vooral in de vormgeving, de taal. Een duidelijk voorbeeld is de titel Lichtgeraakt van zijn laatstverschenen poëziebundel. Die titel verduidelijkt hij in het gedicht 'Goud', waarvan de eerste strofe luidt:
Een ster, een nieuwlichter,
die mij onrustig maakte
en tot een zonderling,
een lichtgeraakte.
En de laatste strofe:
En die hem vindt
die ons tot dwazen maakt,
die is een vreemdeling
en lichtgeraakt.
Het woord 'lichtgeraakt(e)' heeft twee betekenissen: 'door het licht geraakt' - het licht is de ster van Bethlehem, die verwijst naar Jezus Christus - én 'licht verlamd' (het oude woord voor verlamde is geraakte). Met het laatste bedoelt Zijlstra natuurlijk dat wie getroffen is door de kracht van Christus, een getekende is, vergelijkbaar met Jacob na zijn gevecht aan de Jabbok. Christenen zijn in een bepaald opzicht vreemdelingen op aarde. In de ogen der wereld zijn ze zonderlingen en dwazen.
Zijlstra speelt graag met de taal. Zijn woorden hebben vaak een dubbele bodem. Je moet verdacht zijn op woordspelingen en een diepere gedachte. Als hij dat op een geslaagde wijze doét - het lukt niet altijd! - dan geeft dat aan zijn verzen iets pittigs. Zo'n gedicht heeft iets verrassends. Het zet je aan het denken.
In Lichtgeraakt komt het volgende gedicht voor.
Messias
Hij komt als een boreling,
een sterveling, een mens
die geven kan
wat er te geven is:
zijn leven.
Geen geest
gaat ooit te gronde
aan een liefde,
geen god
kan ooit de laatste adem geven.
Hij drinkt,
de kleine bloedverwant.
Hij krijgt de borst,
opdat Hij met z'n hele lijf
eens roepen zal:
Mij dorst.
Niet iedereen zal dit gedicht direct volledig begrijpen. Misschien zijn er wel lezers die zeggen: Voor mij hoeft dit niet zo! Deze poëzie vraagt inderdaad heel wat van de lezer: inzet, indringend lezen en aandacht. Het gedicht zit boordevol bijbelse gedachten, op een moderne manier verwoord. Direct al de eerste twee regels bevatten diepe gedachten: 'boreling' en 'sterveling', dat is Jezus. Hij is sterveling in heel letterlijke zin: zijn geboorte voert naar de dood, het begin voert naar dat einde, van de kribbe naar het kruis. Een einde dat Gode zij dank niet het definitieve einde is. Zijlstra tekent geen liefelijk tafereeltje met de dieren in de stal, het Kindje in de kribbe, maar trekt de lijn door, de bittere realiteit dat Bethlehem leidt naar Golgotha. Jezus is zó volledig mens geworden, dat Hij ook zal sterven. Dit is de betekenis van de tweede strofe: Zijn menselijke natuur is 'eindig', aan het sterven onderhevig, in tegenstelling tot Zijn goddelijke natuur (Ned. Geloofsbelijdenis, art. XIX). Hij gaat als mens 'te gronde", als mens geeft Hij 'de laatste adem'. Op dat sterven als mens duidt ook het woord 'bloedverwant', dat de dichter hier in heel diepe zin gebruikt.
De wijzen uit het oosten
Na de herders bezochten de wijzen het Kind Jezus. Nel Benschop en Jaap Zijlstra hebben daarover beiden een gedicht geschreven. Allereerst het gedicht van Nel Benschop uit de bundel Wit als sneeuw.
De wijzen
Hier zijn wij. Koning. U hebt ons geroepen:
een ster heeft ons het goddelijk bericht gemeld
dat U geboren was. En na nauwkeurig zoeken
hebben de schriftgeleerden ons verteld
dat Bethlehem door U was uitverkoren
(hoewel het klein was in ons mensenoog)
om tot de grootste van de wereld te behoren.
En zie, een ster wees van de hemelboog
ons weer de weg. En nu zijn wij gekomen
omdat ons hart ons drong. Maar nu we bij U zijn
lijkt alles ons zo vreemd, alsof wij dromen.
Lieten wij ons misleiden door de schijn ?
Of was U met dit needrig onderdak tevreden
omdat U aan de zijde der geringen staat
en herders geen paleis durven betreden
maar zelfs een koning wèl een stal ingaat?
De dichteres tekent de verwondering van de wijzen dat de Koning in zo'n nederig verblijf is geboren. Een echt verrassend gedicht is het niet. Een verrassende wending als in 'Kerst-traditie' ontbreekt.
Jaap Zijlstra nam in de bundel Lichtgeraakt het gedicht 'Geschenk van een wijze' op. De wijzen brachten Jezus goud, wierook en mirre. Over dat laatste gaat het gedicht.
Geschenk van een wijze
Mirre, bittere mirre,
bestemd om te balsemen,
bestemd voor het kind.
Wordt niet een dode
gewikkeld in doeken
en gelegd in een grot?
Een licht stijgt
in de eerste nacht,
de sterren zingen.
Duisternis valt
de laatste dag,
een dodelijk zwijgen.
Geschenk van een wijze,
het begin is het einde,
mirre, bittere mirre.
De verschillen met het gedicht van Nel Benschop zijn groot. Jaap Zijlstra gebruikt weinig woorden, hij past geen rijm toe. De eerste regel zet de lezer direct aan het denken. Mirre is een welriekende stof, waarom staat er dan 'bittere' mirre? De eerste strofe bevat reeds de thematiek in een notedop: de mirre is voor het Kind bestemd, maar verwijst tegelijkertijd naar Zijn dood. Zo is het hele gedicht gebouwd op tegenstellingen: eerste nacht en laatste nacht, licht en duisternis, welriekend en bitter, begin en einde. En alles is samen te vatten in de regel: 'het begin is het einde'. Wie niet oppervlakkig naar het Kind kijkt, ziet méér: de weg van kribbe naar kruis. De mirre verbindt het begin en het einde van die weg. En zo krijgt ook 'wijze' in de titel een diepere betekenis: iemand die werkelijk 'wijs' is, die dieper ziet.
We mogen dankbaar zijn dat dichters steeds weer de pen grijpen om - ieder op zijn eigen wijze - door mensenwoorden heen het wonder van Kerst door te geven. Woorden die spreken van onze duisternis en het goddelijke Licht, van onze verlorenheid en van de redding buiten onszelf:
Lof zij de God van Israël
De Heer, die aan Zijn erfvolk dacht,
En, door Zijn liefderijk bestel,
Verlossing heeft teweeggebracht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1985
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1985
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's