Globaal bekeken
Dit jaar is het 300 jaar geleden dat het Edict van Nantes (1598), waardoor de Hugenoten in Frankrijk een beperkte godsdienstvrijheid kregen, werd opgeheven. 'Vader Migault' schreef in die tijd van de geloofsvervolgingen onder Lodewijk de veertiende, een dagboek over de lotgevallen van zijn gezin in die donkere tijd (geschreven voor zijn kinderen). Dezer dagen verscheen het boekje in nederlandse vertaling met een voorwoord van prof. dr. G. H. M. Posthumus Meyes. Hier volgen twee passages uit dit boekje.
Het eerste stukje beschrijft het sterven van Migaults vrouw Elisabeth Fourestien.
'Het is me onmogelijk, jullie deze korte tijd van ziekte, de droeve dood en de scheiding te beschrijven. Mijn ogen en mijn hart laten dit niet toe. Ik volsta ermee te zeggen dat jullie kinderen zijn van een godvrezende moeder, die vanaf haar vroegste jeugd het lezen van de Heilige Schrift boven alles stelde. Ze hield ook bijzonder veel van de "Geschiedenis van de martelaren", die ze in haar vrije uren las, evenals "Vertroostingen van de gelovige ziel tegen de verschrikkingen van de dood". Ook onze psalmen waren haar zeer dierbaar. In het tweede jaar van ons huwelijk had ik haar de melodieën geleerd. Zelfs 's nachts, in haar slaap, kon het gebeuren dat ze enkele regels zong, of zelfs hele verzen. Ik herinner me dat ik haar, in de tweede of derde nacht van haar dodelijke ziekte, ondanks de diepe verdoving waarin ze was gezonken, vrij hoorbaar met stervende stem deze verzen van Psalm 47 hoorde zingen:
"Zingt des Hoogsten eer,
buigt u voor Hem neer
Alles ducht zijn kracht,
alles vreest zijn macht
Zijne Majesteit
maakt..."
Toen hield ze op. Ik maakte haar wakker en vroeg haar snikkend om door te gaan. Ze vroeg: "Wat wil je, lieve vriend"? Ik zei: "Je zong daarnet, liefste, maar je maakte het vers niet af". Ze vroeg me te herhalen wat ze gezongen had, en met een glimlach dommelde ze weer in.
Lieve kinderen, ik kan jullie niet genoeg zeggen: Probeer op haar te lijken. Besef dat, wil je ooit in Gods genade sterven, je in vreze voor Hem geleefd moet hebben. Ik, jullie vader en beste vriend, wens jullie dit toe vanuit het diepst van mijn hart.'
• Dan nu een stukje over 'loodjes' bij de viering van het Heilig Avondmaal, met een toelichting van prof. Meyes.
'Enige tijd later gingen er geruchten over dragonders, die de Koning naar de Poitou zou hebben gestuurd, enkel en alleen om de paar families, die nog over waren na de ravage van 1681, te gronde te richten. In die dagen hoorde men ook spreken over de willekeur van de gerechtshoven en van de provinciale intendanten, die opdracht hadden in laatste instantie recht te spreken over onze kerken, als die ergens van beschuldigd waren. Het werd spoedig duidelijk dat aanklagen gelijk stond met veroordelen. Waar men dat maar wenste werden aanklachten verzonnen, en onze erediensten werden vrijwel overal verboden, niet alleen in de Poitou, maar in het hele land, hetzij door een gerechtshof hetzij door een intendant. Er bleven slechts enkele kerkgebouwen voor de eredienst beschikbaar, en maar een paar predikanten om daarin voor te gaan.
Wij hadden in Mauzé het geluk om onze kerk overeind te houden, en onze dierbare predikant bleef bij ons tot vlak voor de herroeping van het Edict van Nantes. Het gevolg was dat bijna een jaar lang er zoveel mensen in Mauzé ter kerke gingen, dat het ons onmogelijk was, iedereen te kennen, welke voorzorgsmaatregelen we ook namen bij het uitgeven van de loodjes voor de viering van het Avondmaal.'
'Een avondmaalsloodje ("mereau") was een kleine loden penning die door de kerkeraad werd uitgereikt aan gemeenteleden die zuiver waren bevonden in leer en leven. Op vertoon van het loodje kregen zij toegang tot het Avondmaal. Wie een ernstige zonde had begaan - afzweren van het geloof bijvoorbeeld - werd van het Avondmaal uitgesloten. Zouden namelijk bekeerlingen tot het katholicisme, die weer protestant wilden worden, aan het Avondmaal worden toegelaten, dan liep men het gevaar dat de kerk van overheidswege gesloten werd. Het loodje diende dus een dubbel doel: enerzijds het weren van spionnen en katholieken - ook als dezen slechts in naam katholiek waren - en anderzijds het handhaven van de kerkelijke tucht.'
***
De heer A. J. v. d. Windt te Dordrecht stuurde ons een 'ongevraagde recensie' over een boek van P. v. d. Breevaart, getiteld 'De breuk beleefd'. Omdat het hier inderdaad om een spontane reactie gaat, waarin bovendien persoonlijke momenten liggen, plaatsen we het in déze rubriek.
'Dit onlangs verschenen boek van 286 blz., fraai uitgegeven voor bijna f 40, —, behoort m.i. toch niet in de kolommen van ons weekblad te worden overgeslagen om onbesproken te blijven. Inzonderheid hierom niet, omdat velen ook onder ons, die ambtelijk werkzaam zijn, hun geestelijke wortels kunnen terug leiden tot hun vroegere connecties met de kerkgemeenschap, waarover dit boek bijna een officiële beschrijving geeft. Het betreft dan een goed gedocumenteerd verhaal over het leven van wijlen Sterkenburg te beginnen in 1838, over Stam, over Bogaard en diens leerlingen Hofman, Vlot en v. d. Breevaart, almede het kerkelijk standpunt dat onder hen wordt ingenomen. Als ik het nu waag om mijn gedachten hierover naar voren te brengen, dan doe ik dat met een gevoelen van dankbaarheid en eerbied aangaande het goede dat ik onder hen heb mogen opdoen en tegelijkertijd met verklaring dat het mij niet mogelijk was mij tot hun gemeenschap te blijven rekenen. Het boek lezende, viel het mij op hoezeer het alles geschreven is uit een oordeel van subjectiviteit. Nu wil ik daar niet kwalijk over denken, maar als dit ten gevolge heeft dat de objectieve leer, die wij in de Schrift van God vinden, kan worden verwrongen tot een leer van "raak niet, smaak niet en zeer niet aan", c.q. dat deelname van de sacramenten mede vastgemaakt wordt aan het onthouden van fiets of auto op zondag en voor de vrouwen het dragen van zwarte kousen, dan heb ik hier altijd mijn vragen over gehad, zelfs ondanks bewilliging.
Ik geloof echt niet dat de praktijk der Rechabieten, door de schrijver daartoe aangehaald, in deze als verklaring kan worden bijgebracht. Zeker, het bewaren van normen en waarden is een positieve zaak en als zodanig te waarderen en zo het onder hen ernst is dit zoveel als mogelijk is in ere te houden, hebben wij dat zeker positief te zien. Doch als dit in de gemeenschap der heiligen wordt ingebracht als een te betalen prijs voor deelhebben aan Gods inzettingen, dan behoeft dat voor mij niet.
En zomede het kerkbegrip. Ik heb er oog voor dat het voorgeslacht uit de vaderlandse kerk geworpen, naar hun zeggen, slechts vermocht een tent op te richten buiten het grote huis tot de tijd toe dat God Zelf nog eens orde op zaken zou believen te stellen. Inmiddels zijn die inderdaad eenvoudige tenten van weleer, verbouwd tot aangename verblijfplaatsen met cv. en soms vast tapijt Door zulk een instelling van gedachten, wordt naar mijn gevoelen een soort eiland-mentaliteit aangekweekt, die metterdaad vervreemdt van de gemeenschap van de algemene christelijke kerk en dat bedroeft mij. Waar er nog contacten zijn met hen die buiten hen zijn, is dat in zekere zin conditioneel; men moet niet verwachten dat men ooit volledig aanvaard wordt, dat geldt ook voor diegenen uit hen die onder ons predikant zijn geworden. Hun opvatting van de roeping tot de ambten is zo subjectief, dat juist hierdoor de breuk eer meer dan minder moet worden. Doch meen daarom niet dat ik geen respect heb voor de zielearbeid die b. v. wijlen Hofman had met de breuk van de vaderlandse kerk, daar ken ik hem te goed voor. Nochthans lees ik dezer dagen bij den ouden Gunning daarover eveneens zeer schone zielsgedachten en zulk een persoon ligt ver weg van hun gedachtenwereld. Ik vraag er geen reclame voor, maar beleven wij iets van de breuk?'
***
Een lezer, zich stotend aan het 'hypocriete enthousiasme', waarmee velen zich storten op de bevordering van het bestrijden van zure regen, waarbij altijd de ander de schuld heeft, stuurde ons onderstaand rijm, onder de titel 'Verzuurde oprechtheid'.
Regenwater
Gods geklater
in ons vruchtbaar vaderland.
Hij doet groeien,
Laat nog bloeien,
maar zuurgraad loopt uit de hand.
Stickers plak ik,
wensen stak ik
in mijn broeders binnenzak
Ben geestdriftig
en werd giftig,
toen 'k mijn buurvrouw lozen zag.
Sober, wensen
alle mensen,
dat hun buurman leven moet
Wil bestrijden
zonder lijden;
't is de industrie die doet!
En wij rijden,
en vermijden
ons te stellen op censuur.
Moet ik sparen
en bewaren
Gods geweldige natuur?
Het zijn and'ren
die verand'ren
moeten hun fataal beleid!
Kan niet dragen
de bedragen
te verbinden aan die strijd!
Vier mijn banden
was mijn handen
zoals ook Pilatus deed.
Ben onschuldig,
wacht geduldig
Ministerie stop dit leed!
Zure regen
nauw verweven
met der mensen hebbezucht
Steeds vergaren!
Weinig sparen!
'k Mis natuur voor Godes tucht!
***
Enkele weken geleden namen we in deze rubriek een gedicht op over 'de voorlezer' (destijds in Bleskensgraaf). We vroegen ons af óf en waar er vandaag in de Nederlandse Hervormde Kerk nog voorlezers zijn. Spontaan kwamen de reacties van alle kant.
• In Doornspijk is nog een voorlezer, de heer P. Oosterom, hoofd van de hervormde basisschool.
• In Maartensdijk is ook een voorlezer, de heer J. van Es.
• Ook in Elspeet is de voorlezer nog in functie, de heer A. van Asselt, 85 jaar en 45 jaar voorlezer.
• In Ooltgensplaat leest nog elke zondag een ouderling voor.
• Uit Staphorst meldde zich H. van Arnhem (41 jaar), die tevens meldde dat zijn vader van 1932 tot 1972 in Montfoort voorlezer was.
Of we nu alle gemeenten hebben waar nog een voorlezer is?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 1985
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 1985
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's