Doelstelling Gereformeerde Bond ongewijzigd (2)
Om een belijdende kerk
Verder ging het de Gereformeerde Bond uiteraard om kerkherstel. De strijd om kerkherstel werd — zoals gezegd — al veel langer gevoerd. De Gereformeerde Bond ging het in dat verband uitdrukkelijk om de binding van het kerkelijk leven aan de belijdenis, zijnde de spreekregel voor de kerk in al haar geledingen.
In de voorooorlogse jaren ijverden twee bewegingen voor het herstel van de kerk, namelijk de beweging Kerkherstel en de beweging Kerkopbouw. In Kerkherstel participeerden, ook confessionelen. In de jaren kort voor de Tweede Wereldoorlog was de vraag actueel of ook de Gereformeerde Bond niet met Kerkherstel mee moest doen. Afzonderlijke hervormd-gereformeerden deden dat ook. Maar de Gereformeerde Bond als geheel werd door de discussies over de vraag, hoe kerkherstel met binding aan de belijdenis geëffectueerd moest worden, danig verdeeld. Daarbij speelden ook discussies mee over de theologische vragen rondom verbond en verkiezing. Het zou te ver voeren die hele discussie hier op te halen, maar gesproken moet worden van een duidelijk interne crisissituatie.
In de oorlogsjaren kwam de beweging Gemeenteopbouw naar voren, die uiteindelijk geresulteerd heeft in de Nieuwe Kerkorde van 1951. Pas in dat jaar kwam er een officieel einde aan de beheersing van het hervormd kerkelijk leven door de Regelementenbundel. De Hervormde Kerk kon weer als vrije kerk sprekende kerk zijn naar binnen en naar buiten. De Hervormde Kerk zou Christusbelijdende volkskerk zijn, die weerde al wat haar belijden weersprak. En wat het belijdend kerk zijn zélf betreft: de Hervormde Kerk sprak uit te leren en te handelen 'in gemeenschap' met de belijdenis der vaderen. Het is genoegzaam bekend hoe de Gereformeerde Bond zich met name kantte tegen de formulering 'in gemeenschap'. Hoezeer ook achter deze formulering de intentie zat van honorering van de belijdenis óók naar haar religieuze, bevindelijk zijde en niet louter formeel-juridisch en hoezeer in deze formulering ook een bijbelse notie zat (de koinonia-gedachte uit Handelingen 2), de Gereformeerde Bond prefereerde 'in overeenstemming' met de belijdenis. Het ging om échte binding en niet louter om 'gemeenschap' met de (belijdenis van de) vaderen, terwijl men het inhoudelijk best met de vaderen oneens mocht en kon zijn.
De ontwikkelingen in de naoorlogse jaren hebben overigens de critici van de Nieuwe Kerkorde in het gelijk gesteld. Kort voor zijn heengaan deed dr. K. H. E. Gravemeyer — voormalig secretaris-generaal van de Hervormde Kerk en vurig pleitbezorger van de Nieuwe Kerkorde — schuldbelijdenis omtrent zijn eigen bezig zijn in de naoorlogse jaren, met name ook in Gemeenteopbouw. 'De reorganisatie heeft geen Reformatie gebracht', zo was zijn uitroep toen. Wie zou het ontkennen! De apostolaatstheologie, die in de naoorlogse jaren opkwam, en die ten grondslag lag aan het concrete spreken van de Hervormde Kerk inzake de (vragen van) de samenleving, bracht de kerk verder af van de weg van een belijdende kerk, in de zin van de belijdenis. De Open Brief van 1968 (dr. W. Aalders, ds. G. Boer e.a.) en het Getuigenis van 1971 (prof. dr. G. C. van Niftrik, prof. dr. H. Jonker e.a.) vormden tegen deze apostolaatstheologie, waarin alles onder de noemer van het Rijk werd gebracht maar waarin tenslotte een louter horizontaal gericht Evangelie overbleef, een vlammend protest.
Gemeenteopbouw is mislukt. De Nieuwe Kerkorde bracht géén herstel van de kerk in de zin van de belijdenis. Het kerkelijk leven ontwikkelde zich zodanig dat de richtingen bleven bestaan en dat het de vraag is of er zelfs gesproken mag worden van een kerkelijk leven 'in gemeenschap' met de belijdenis der vaderen. Al wie namelijk zégt zich te voegen binnen de grenzen van artikel X van de kerkorde wordt ook geacht zich binnen die grenzen te bewegen. Het geheel is spanningsloos geworden. Vandaag is er zelfs sprake van een vacuüm. Raden en organen van de kerk weten niet (meer) welke theologische positiebepaling en fundering ten grondslag ligt aan hun arbeid. En wat men ook denken moge van allerlei concrete herderlijke schrijvens en synodale boodschappen in de naoorlogse jaren, feit is dat we vandaag als kerk de 'hoogte' niet meer halen, die we in de jaren direct na 1951 wél haalden. De theologie is nu vaak voor een belangrijk deel of geheel weg uit het spreken der kerk. Niet zelden staat het spreken der kerk in een louter politiek kader. En tot echt belijdende geschriften vermogen we niet meer te geraken.
De Gereformeerde Bond vandaag
De Gereformeerde Bond is in de naoorlogse jaren in alle geledingen onmiskenbaar sterker geworden, breder vertakt. Daaraan ligt ongetwijfeld de bovengeschetste ontwikeling van de kerk in haar geheel mede ten grondslag. Er is een sterke aanzuiging van kerkelijk werk bij de diverse hervormd-gereformeerde organisaties en organen gekomen.
De IZB is breder in de kerk gekomen als tegenpool van het apostolaire instituuut Kerk en Wereld en het Hervormd Evangelisatorisch Beraad.
Het werk van de HGJB heeft zich meer tegenover het werk van de Hervormde Jeugd Raad geprofileerd.
De Gereformeerd Zendings Bond ervaart tot vandaag de kloof inzake de zendingsvisie, die hem scheidt van de Raad voor de Zending. Men denke alleen al aan de nota Visie en Werkelijkeid van de Raad voor de Zending waarover zoveel te doen is geweest.
Zo is ook het werk van de Gereformeerde Bond als zodanig breder vertakt. Aan deze verbreding en uitbreiding kleven ongetwijfeld gevaren. Het gevaar dat de Gereformeerde Bond doel in zichzelf wordt, dat de Bond kerkje in de kerk (ecclesiola in ecclesia) wordt. We bedoelen dat uiteraard niet. Maar het kan wel de realiteit zijn.
Zelfs kan het gevaar aanwezig zijn dat we, bij uiterlijke groei, toch meer in het kerkelijk isolement komen en dat niet zozeer omdat we daar vanwege het beginsel in gedrongen worden maar vanwege een zekere zelfgenoegzaamheid. We mogen onszelf de vraag stellen of we 'de ander' in de kerk voldoende blijven zien. Het kan ook zijn dat we deel gaan uitmaken van een 'reformatorische' verenging, die het geheel van de Gereformeerde Gezindte treft. Ouderen in de kring van de Gereformeerde Bond constateren dat we elkaar vroeger, in de gemeente met name ook, meer zagen. Van wijlen ds. S. van Dorp is bekend dat wanneer hij 's zondags niet preekte hij onder het gehoor van zijn collega's van andere modaliteit zat in zijn wijkkerk. Wijlen ds. M. Groenenberg wees daar nogal eens op. Ik zeg niet dat het altijd zó moet, maar de vraag is of het hervormd kerkelijk denken onder ons voldoende blijft of dat we méér en meer in het isolement komen.
Intussen wil de Gereformeerde Bond het isolement bepaaldelijk niet. Het gaat ook vandaag om het geheel van de kerk, om de verbreiding en, verdediging van de Waarheid in de kerk als geheel. Daarom is er ook vandaag de roeping om in de kerkelijke organen zoveel mogelijk te participeren en zo ook mee de zorg en de nood der kerk te dragen. De roeping van de Gereformeerde Bond is ongewijzigd: verbreiding en verdediging van de waarheid.
Zoals vroeger treft ons daarbij vandaag het verwijt dat het dan lijkt alsof de Gereformeerde Bond de Waarheid in pacht heeft. Niets is minder waar. Maar het probleem is dat wie zich gebonden weet aan Schrift en belijdenis ten principale minder ruimte scheppen of toestaan kan in de kerk dan diegenen doen, die zo hun ruime visie op de interpretatie van artikel X van de kerkorde hebben (gemeenschap met de belijdenis) of ook wel dan dit artikel als zodanig bedoelt te geven. De Waarheid Gods legt een claim op ons allen. Hoedemaker zei: 'Gods recht is volstrekt en geldt niet voor een groep, een partij, een heersende kerk of een zich de heerschappij aanmatigende richting, maar voor heel de kerk en heel het volk.' De waarheid is ook niet waarheid-in-meervoud, maar Waarheid in één Persoon en in de Zelfopenbaring van de Drie-enige God. Zo belijdt ook de confessie het exclusieve van de Waarheid Gods. En daaraan zijn wij met de hele kerk en de hele kerk met ons gebonden.
Intussen gaan waarheid en liefde samen. 'Staan voor de waarheid' zonder liefde is een innerlijke tegenstrijdigheid. Paulus spreekt in de Galatenbrief krasse taal als hij zegt: o, gij uitzinnige Galatiërs, wie heeft u betoverd dat gij de waarheid ongehoorzaam zoudt zijn? Maar in de Efezebrief spreekt hij over het betrachten van de Waarheid in liefde. Beide woorden zijn van de ene, ongedeelde Paulus, die woorden van Gods éne Openbaring optekent. Helaas worden liefde tot 'de waarheid' en liefde tot de concrete mens aan wie de waarheid wordt betuigd nogal eens uiteen gehaald. Moet helaas niet geconstatererd worden dat de ontmoeting met de ander vaak niet meer wordt aangedurfd vanwege gemis aan kennis van de waarheid? En met kennis bedoel ik dan met name ook bevindelijke kennis. Waar kennis bevinding is, daar komt de liefde in de ontmoeting om de waarheid mee. Waar kennis zónder bevinding is ligt het gevaar van de harde, liefdedeloze leerstelligheid op de loer, als nog de leer gekend wordt en niet met wat simpele slogans wordt volstaan, waaruit blijken moet dat we 'voor de waarheid' zijn.
Toekomst
Wil de Gereformeerde Bond toekomst hebben naar het geheel van de kerk toe dan mag van het komende hervormd-gereformeerde geslacht verwacht worden:
1. Kennis van het Woord Gods.
2. Kennis van de bronnen van de Reformatie.
3. Kennis van de confessie.
4. Kennis van de theologie van 'de ander', nadat men uit de bronnen van de Reformatie gedronken heeft.
5. Bereidheid tot verantwoording aan ieder die dit vraagt.
6. Openheid naar de hele kerk toe. Wie voor een goede zaak staat en in de kracht des Heeren staan mag behoeft geen mens te vrezen en geen situatie te schuwen.
7. Zicht op de primaire roeping binnen de eigen kerk, met daarbij zicht op het gehele gereformeerde leven in ons land.
8. Liefde tot de waarheid en liefde als houding tot ieder met wie we in de gemeenschap der kerk leven.
Een machtsfactor?
Rest nog een laatste punt ter overweging. In hoeverre is de Gereformeerde Bond in de kerk een machtsfactor? Dr. J. G. Woelderink stelde eens de volgende vraag: 'in hoeverre weert de Gereformeerde Bond zich tegen het gevaar dat de macht van de partij het wint van de kracht van de waarheid?'.
Welnu, de kracht van de Waarheid bléék te zegevieren. In streken waar vroeger de gereformeerde prediking niet (meer) was is deze (weer ) gekomen. Men denke aan een gebied als de Alblasserwaard. Momenteel is het aantal gereformeerde gemeenten in de vaderlandse kerk bepaald niet minder dan in de vorige eeuw ten tijde van de Afscheiding. In hele streken is soms een radicale wending gekomen. De verbreiding van de waarheid droeg onder de zégen des Heeren vrucht. Daarbij is duidelijk dat de Gereformeerde Bond de prediking niet 'organiseerde'. De prediking zelf deed het. Hooguit droeg een organisatie als de Gereformeerde Bond wat materiaal ter toerusting aan. Er werden wat hand- en spandiensten verleend ten aanzien van de theologische opleiding. En in bepaalde gemeenten zorgden afdelingen voor een kritische functie in de gemeenten. Maar we moeten dit organisatorische, wat de in vloed betreft, niet overtrekken. Want nogmaals, de prediking is niet door organsatie te beïnvloeden, laat staan dat de bevinding te 'organiseren' is. Dit laatste is dunkt me de misvatting van het Gekrookte Riet. Men wil door middel van een blad het bevindelijke leven bevorderen. Welnu, als de Heilige Geest zélf niet harten inneemt en bevindelijk leven wekt zal organisatie van bevinding uitlopen op versteende, dogmatische bevindelijkheid waar het leven uit is.
Maar wat die machtsfactor betreft, vaak wordt over macht van de Gereformeerde Bond gesproken als het er om gaat dat de gereformeerde prediking altijd nog het meest de mensen onder de verkondiging bijeen brengt. Men zou kunnen zeggen dat de oorzaak daarvan is dat de gereformeerde prediking, die de mens voor Gods aangezicht ernstig neemt als het gaat om zonde en genade, wel niet het hart van de mens mee heeft maar wel diens geweten. In de praktijk blijkt dat trouw onder de verkondiging het meest daar gevonden wordt, waar de prediking gebonden is aan de Schrift en de Belijdenis en waar de religie vart de belijdenis een bedding vindt in het bevindelijke, geestelijke leven. Dat heeft niets met macht van een partij maar wel met kracht der waarheid te maken. Al wordt soms het tegenovergestelde beweerd.
In het boek Beproefde Trouw vertelt ds. M. Goenenberg van een dienst die hij in Utrecht meemaakte, waarin de voorganger die prediking gispte, waar het één en al 'hel en verdoemenis' was, zodat de jongeren de kerk werden uitgejaagd. Hij zei dit — aldus Groemenberg — voor een gehoor van ongeveer vijftien mensen! En wat te denken van de scriba van een Provinciale Kerkvergadering, die tegen ongeveer honderd gemeenteleden die de rechtzinnige prediking begeren in een gemeente waar 's zondags nog geen tien kerkgangers zijn, zegt: als u zich niet voegen kan binnen die gemeente moet u uw heil maar elders zoeken. Is het niet zo dat juist de midden-orthodoxie, al had men geen sterveling meer over in de gemeente, de lakens uitdeelde en macht bleef uitoefenen? Is het niet zo dat de midden-orthodoxie regeren bleef na zijn dood? Prof. dr. H. Berkhof heeft eens gezegd dat de jaren door juist de Gereformeerde Bond door moest gaan onder het juk van de repressieve tolerantie (verdrukkende verdraagzaamheid) van de midden-orthodoxie.
Intussen is het goed ons blijvend te realiseren dat een organisatie in de kerk, zeker als deze groter en breder wordt en het geheel der kerk afkalft, een machtsfactor worden kan. De Gereformeerde Kerken met hun (over)organisatie zijn een baken in zee. Een baken in zee ook voor een zich emanciperende Gereformeerde Gezindte in en buiten de Hervormde Kerk.
Er is sprake van toenemende organisatie.
Als daarmee niet gepaard gaat een diep geestelijk, bevindelijk leven dan zal de organisatie tenslotte ook in het kerkelijk vlees kunnen eindigen en wordt het de dood in de pot.
Dat de ootmoed en de openheid blijve en vooral ook het besef dat de kerk altijd breder en wijder is dan de (eigen)groep. Ds. H. G. Abma heeft eens gezegd: 'het is de vloek van de Afscheiding dat het gereformeerde overtroefd wordt door het gereformeerdere en het gereformeerdere door het gereformeerdste totdat een uiterste verbizondering als alleen-zaligmakend overschiet'. In onze tijd zou men er aan toe kunnen voegen: en het gereformeerdste door het reformatorische. Waarom zou dit gevaar alléén voor de Afgescheidenen gelden en ook niet voor de gereformeerde beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk? Het gevaar doet zich daar voor, waar niet meer geleden wordt aan de hele kerk en de consequentie van het 'eigen gelijk' — altijd veroorzaakt door gemis aan zelfkennis — lijdt tot zelfverheffing.
Samen op Weg
Hoedemaker heeft in het geding met Abraham Kuyper gewezen op de noodzaak van gemeenschappelijke verootmoediging voor herstel der kerk. Die weg zal de Gereformeerde Bond ook moeten wijzen en moeten gaan. In dat opzicht is datgene waar Hoedemaker in de tijd van de Doleantie voor streed vandaag méér dan actueel nu Hervormden en Dolerenden samen op weg gaan. Ook nu zal het gaan om het voortbestaan van de 'vaderlandse kerk', om de trouw van God in Zijn Verbond, en om gemeenschappelijke verootmoediging.
Aan het eind van zijn leven schreef ds. I. Kievit in het Gereformeerd Weekblad enkele artikelen over Hoedemaker. Hij eindigde daarbij als volgt: 'Zo dacht dr. Hoedemaker zich de volkskerk, als kerk, gebonden aan Schrift en belijdenis... Wanneer inmiddels de tucht op leer en leven wordt gehandhaafd kunnen wij tegen deze volkskerkopvatting niet zoveel bezwaren hebben.' En tenslotte: 'zij (de Hervormde Kerk, v.d. G.) blijft voor Hoedemaker de openbaring van het lichaam van Christus in en voor dezen lande. Er is in deze voorstelhng veel, dat ons aantrekt, ook al hebben wij onze bedenkingen. Maar het gaat ons nu om de voorstellingen van Hoedemaker. Wel zou ik, bij het ouder worden, willen opmerken dat afscheiding ons steeds minder aantrekkelijk voorkomt, want door voortgaande scheiding en scheuring wordt de toestand steeds hopelozer, en iedere kerkformatie zoekt een grond voor zijn gescheiden zijn. Dat doen de Gereformeerde Gemeenten, de Christelijke Gereformeerde Kerken enz.' 'Hoedemaker was geen politicus, maar was en bleef enkel dienaar des Woords. Hiermede moge ik volstaan en vertrouwen dat de lezers nu enig idee hebben van het getuigenis van Hoedemaker dat ook voor onze tijd nog betekenis heeft.'
Daarmee sluit ik af. Hetzij een appèl op de Gereformeerde Bond, liever op ieder die in de vaderlandse kerk gereformeerd wil zijn, voor nu en de toekomst.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's