Uit de Synode
In de synodevergadering van vorige maand heeft een uitvoerige bespreking plaatsgevonden naar aanleiding van stellingen, die aan de Generale Synode waren aangeboden na gesprekken tussen een synodale delegatie en afgevaardigde jongeren uit de provincies in het kader van het project „kerk 66-2000". Uit deze stellingen nemen we het volgende over: 1. De synode dient bijzondere aandacht te besteden aan het nijpende communicatieprobleem tussen Synode (—P.K.V.-classes—) gemeenteleden.
5. Gevraagd worden duidelijke uitspraken, op allerlei niveau, over de consequenties van een niet vrijblijvend christen-zijn.
6. Er dient op korte termijn een nieuwe catechismus te komen naar het voorbeeld van de nieuwe R.K. catechismus.
7. Laat de synode komen tot een nieuwe formulering van het belijden, daar we met de oude belijdenisgeschriften weinig meer kunnen aanvangen.
9. Openbare belijdenis in de huidige vorm wordt afgewezen als toelating tot het Heilig Avondmaal. Wel wil de groep 66-2000 de openbare belijdenis gehandhaafd zien als: a. inzegening in het „ambt van gelovige", b. een persoonlijke openbare keuze om tot de gemeente van Christus te komen.
12. De synode stumilere dat de eredienst door de gehele gemeente wordt voorbereid in plaats van door één persoon.
14. De groep is van mening, dat het avondmaal in de huidige praktijk van de kerk een te uitzonderlijke plaats heeft. Men wil dat het wekelijks gevierd zal worden. En dat daar bij de thans nog geldende barrières opgeruimd worden. Daarom stelt de groep voor, dat het avondmaal wordt opengesteld voor allen, die geloven in Christus als Heer'. Ook de kinderen moeten worden genodigd tot het avondmaal, omdat de kinderen ook tot het huisgezin van de kerk behoren en als zodanig ook aan de maaltijd des Heeren moeten kunnen deelnemen. En omdat voor de beleving van de kinderen het avondmaal duidelijker zou spreken dan de verbale verkondiging. Bovendien, dat door het deelnemen van de kinderen aan het avondmaal de gesparmen sfeer, die er vaak bij het avondmaal heerst, verbroken zou kunnen worden.
16. De catechisatie dient aan te sluiten bij de menselijke situatie om door confrontatie met de bijbel een duidelijke kijk op onze levensvragen te krijgen.
19. Het valt te betreuren dat t.g.v. de moderne communicatiemiddelen de aandacht steeds gericht is op de collectieve noden in de wereld en dat daardoor te weinig aandacht besteed wordt aan de stille, individuele en materiële nood. Het is de taak van de kerk het evenwicht hiertussen te herstellen. De kerk dient zich te onthouden van een té emotionele benadering van deze problematiek.
24. Op korte termijn dient er een synodale commissie ter bestudering van een meer aan de huidige tijd aangepaste bestuursvorm der kerk ingesteld te worden.
25. In de opleiding tot predikant zal inzicht verworven moeten worden in de sociale wetenschappen, gesprekstechniek, organisatieleer en jeugdproblematiek.
26. Diakenen en ouderlingen moeten beter toegerust worden tot hun taak.
30. De kerkeraadsvergaderingen moeten in principe openbaar zijn.
Tot zover enkele grepen uit de stellingen van de groep jongeren, die zich noemt 66-2000.
Een commissie ad hoc uit de synodeleden heeft hierover een rapport ingediend en dit was mede uitgangspunt voor het gesprek over deze materie in de synodevergadering. Het is te veel om alles hier te vermelden, maar als algemene indruk vermeld ik u dat de synode blijk gaf prijs te stellen op blijvende communicatie met de jongeren. Ir Blaauw uit de classis Arnhem stelde met nadruk, dat informatie van Schrift en belijdenis onmisbaar is. Ontkoppeling van belijdenis en avondmaal achtte hij ontverantwoord en hij stelde de vraag: waarom hebben de jongeren geen bezwaar tegen het avondmaal als vorm van belijdenis en wel tegen de openbare belijdenis zelf?
Ook het overleg met andere Reformatorische kerken kan hierbij niet gemist worden. Vanzelfsprekend waren er ook synodeleden, die sterk pleitten voor wat door deze jongeren-gericht-op de toekomst te berde was gebracht, Eén predikant deelde zelfs mee, dat er reeds ergens in het land Avondmaal gevierd was zonder dat er één ambtsdrager bij tegenwoordig was.
Ouderling Frankena uit Friesland verklaarde met grote nadruk en stemverheffing, dat het wel heel erg is, als de jongeren met de belijdenisgeschriften weinig meer beginnen kunnen, zoals zij in hun stelling (zie boven) zeggen. Ds. Landsman zei reeds bevreesd te zijn over de wijze, waarop de vragen in de stellingen van de jongeren gesteld waren. Deze vragen zijn niet adequaat aan de situatie. In de kerk ontstaan allerlei nieuwe vormen van gemeenschap. Er is ook een gezagscrisis in de Hervormde kerk. Kunnen wij het volhouden met de structuren van de kerk, zoals die nu zijn?
In de R. K. kerk rijpt hoe langer hoe meer de gedachte, dat de kerk moet zijn een open systeem. Hij wilde niet in het gesprek met de jongeren op een dood spoor geraken, maar de context van heel deze materie breder opzetten, en hij pleitte ervoor het gesprek met de jongeren voort te zetten, want wij moeten met elkaar verder!
Ook de jongeren zelf kregen het woord in de synode, wat aanvankelijk niet de bedoeling was geweest. Een student uit Leiden verklaarde, dat zij vanuit het in-de-wereld-zijn Christen willen zijn. Een andere jongen uit Winterswijk zei, dat veel jongeren huiverig zijn zich te binden aan het instituut „kerk". Men wil geestelijke ruimte t.a.v. het Avondmaal. Men wil een discussiemodel, gegrondvest op de belijdenisgeschriften die de kerk heeft en waar men een eigen positie en eigen belijden in kan vinden. De vraag werd aan de synode gesteld of men de jongeren daarin wil laten meespreken.
Het resultaat van deze besprekingen in de synode was, dat werd besloten nog niets over te nemen van wat de jongeren aan voorstellen hadden gedaan. Dat kon vanzelfsprekend in dit stadium ook nog niet, maar wel, dat het gesprek met de jongeren zal worden voortgezet en daarvoor zal een voortzettingscommissie worden benoemd. Als men het nog niet wist, weet men nu enigszins wat er onder jonge mensen leeft. Wel kreeg ik de indruk, dat hier een sterk eenzijdige selectie van jongeren aanwezig was en van de zijde van de Herv. Geref. jongeren werd n.l. geen enkel geluid gehoord. Dat was erg jammer! Of hebben onze jongeren de moed opgegeven hun stem tot in de synode te laten doorklinken, nu daarvoor gelegenheid was? Wat zou het verkwikkend geweest zijn, als er nu ook eens jongeren geweest waren, die uit liefde voor onze kerk een krachtig pleidooi gevoerd zouden hebben voor de Reformatorische beginselen van onze kerk. En dat geluid is er ook! Ik heb er persoonlijk op gewezen, dat deze jongeren er ook zijn in onze kerk en in niet geringe mate, naar ik meen; dat zij nog wel wat kunnen doen met onze belijdenisgeschriften. Waar het met de ontwikkeling van de kerk naar toe gaat, is een open vraag, maar dat er heel wat gaande is, zal niemand kunnen ontkennen. Denk alleen maar aan de R. K. kerk en ook aan andere protestantse kerken.
En niet minder in onze eigen kerk. Zal men op de duur het hoofd kunnen bieden aan de aandrang de huidige ambtelijke structuren der kerk niet langer te handhaven? Als het ambt en de belijdenis der kerk en het gezag van Gods Woord verdwijnen, waar zal dan de kerk zijn? God beware Zijn kerk door alle eeuwen heen!
Tussen de bedrijven door kreeg de synode een verslag met kanttekeningen van de conferentie van de wereldbond van Hervormde kerken te Torre Pellice van 7-12 sept. 1.1. Eveneens van de Europese conferentie van kerken te Pört-schaoh am Wörtersee van 29 sept.-5 okt. j.l. als ook een verslag van de vergadering van het Executive Committee van de Wereldbond van Hervormde Kerken van einde juli 1.1. te Toronto in Canada.
Tenslotte vermeld ik de behandeling van de reeds bekende „open brief". Het moderamen had besloten deze brief op de agenda van de synodevergadering te plaatsen vanwege het belang van de zaak. Als op zulke kerkpunten kritiek geuit wordt mag de kerk dit niet zo maar naast zich neerleggen, al was het op formele gronden mogelijk geweest. Ook met het oog op deze behandeling was er door het moderamen tevoren een commissie van rapport benoemd, die de bespreking moest inleiden en een eerste visie op de open brief aan de synode moest voorleggen. Het is te begrijpen, dat er een zeer levendige discussie hierop volgde met heel veel sprekers. Ik kan slechts een greep doen uit de discussie. Men zag op de achtergrond de zeer oude kwestie van de richtingen. Ook werd het vermoeden uitgesproken, dat althans sommige ondertekenaars echt niet hebben geweten, wat zij deden, omdat de teneur van hun prediking anders is dan van de „open brief". Men achtte ook deze 24 predikanten niet representatief voor wat er in onze kerk aan de hand is. De toon, die er sprak uit het boekje van Dr. C. Graafland en mt het boekje „De eigen wijs" van de drie Geref. Hervormde predikanten wist men beter te waarderen. Met een of-of zoals de open brief het stelt gaan we te gronde. De prediking van de rechtvaardiging van de goddeloze moet zeker geschieden, maar het woord der heiliging moet ook gelden. Met het een zonder het ander belanden wij in de ketterij! aldus Ds. Weernekers uit Friesland, die rapporteur was van de commissie van rapport uit de synode.
Prof. Roscam Abbing noemde het een infame leugen als men in de open brief stelt dat de gemeente door de synodale geschriften wordt ondermijnd. Ten aanzien van de nadruk die er in de open brief gelegd wordt op het geloof der gemeente, merkte Ds. Don uit Rotterdam-zuid op: moet ik een Hollandse herder zijn, die achter de kudde aanloopt of een Oosterse herder die voor de kudde uitloopt?
Ouderling Frankena was het echter wel eens met de open brief en hij beweerde dat de ondertekenaars wel wisten wat zij deden.
Prof. Bijlsma uit De Bilt zei: wij komen zo niet verder. Er is terdege verontrusting! Er is iets gaande waar wij waakzaam voor moeten zijn. Er is toch in de Bijbel zo iets als een revolutionair elan. Wij moeten staan voor de zaak van Jezus Christus. Nodig is een nieuwe gemeente-opbouw-beweging. Wij moeten zoeken een concentratie van alle krachten, die van de Schrift uit willen gaan.
Een volgende spreker uitte zijn verontwaardiging over de open brief, maar had tevens begrip. Hij voegde er echter direct aan toe, dat de schrijvers van de open brief géén begrip hadden. Verontrusting in de gemeenten kon hij echter niet ontkennen. Een volgende spreker (predikant!) noemde de open brief een misselijke brief. Totaal niet gedocumenteerd en er wordt ongenuanceerd gesproken over alle mogelijke dingen. Ds. Brink uit Velsen toonde wel begrip. Hij vroeg: Gaan wij als kerk uit van de bijbel of van het leven? En is er verband met de vlucht van de theologische studie in de sociologie? Ouderling Van Kleunen uit Goes was dankbaar en verdrietig. Hij vond de open brief sterk overtrokken en eenzijdig. Ook signaleerde hij het grote gevaar van farizeïsme. Ook Ds. Groenenberg had bijzonder veel bezwaren tegen de open brief. Hij adviseerde deze brief op zij te leggen en op een bredere toon te spreken over het kerk-zijn in 1967.
Prof. Van Niftrik wil dit niet laten sudderen. Hij adviseerde wél antwoord te geven en het gesprek voort te zetten. Hij vroeg om rehabilitatie van het boek van Dr. A. Th. van Leeuwen, dat als symptoom wordt aangemerkt voor de huidige kerkelijke ontwikkeling. Het antwoord aan de 24 moet gedragen worden met liefde voor de empirische gemeente.
Ds. Landsman pleitte ook voor een nieuwe gemeente-opbouw-beweging, maar voor een goede start kunnen wij niet van deze brief uitgaan. Het antwoord dat gegeven wordt moet een antwoord zijn zonder al te veel verwijten. De praeses had het er moeilijk mee en vond het onaannemelijk, dat de ondertekenaars van de open brief wel samen de rechte prediking voorstaan en geen onderlinge kanselruil kennen.
Zelf heb ik o.a. er op gewezen, dat wij niet voorbij mogen gaan aan de diepste beweegredenen en bedoelingen van de schrijvers van de open brief. De onrust in de kerk mag niet worden gebagatelliseerd. De kerk mag niet louter een functie van het apostolaat zijn. Het gaat er om hoe en waarmee apostolaat bedreven wordt. Wij zijn allen mede schuldig. Het apostolaat wordt machteloos als de kerk haar roeping vanuit het Woord van God niet meer verstaat! De noodzaak van de bekering mag toch ook in het apostolaat niet achterwege gelaten worden. Het is volkomen terecht, als de open brief schrijft: de rechte prediking staat geheel averechts op het levensgevoel van de moderne mens en is voor de wereld nimmer aanvaardbaar. Daarmee wil men niet zeggen, dat er geen apostolaat bedreven zou moeten worden, maar wel, dat dit aan het apostolaat een onontkoombare inhoud verleent.
Elke waarschuwing doet pijn en het is te begrijpen, dat niet iedereen daarom even gelukkig is met deze open brief. En het is niet moeilijk kritiek uit te oefenen op bepaalde woorden en uitdrukkingen. Naast veel kritiek was er in de synode ook waardering voor de open brief, waaruit bleek, dat deze hier en daar wel aangeslagen is. Misschien ook juist waar veel kritiek is! Er is heus nog wel meer aan de orde in onze kerk dan alleen de vragen van het apostolaat en de wijze waarop. Dat zullen ook de 24 wel weten. Laten wij allen daarom op nog breder vlak ijveren voor een nieuwe opleving in onze kerk, door te leven uit het Woord van God en te belijden overeenkomstig dat Woord van God en de wereld in te gaan met de prediking van de Christus der Schriften, die Dezelfde blijft gisteren en heden en tot in eeuwigheid. Hiermee staat of valt de kerk. Dus toch: of-of!
Gouda, L. Roetman
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's