Financiën.

1 December is het vandaag. Dat wil dus zeggen dat hetgeen ik u nu ga mededeelen verschijnt in het eerste nummer van den zesden jaargang van ons blad.

, Eben-Haëzer" stond er in het laatste nummer aan het hoofd, en ik mag dit ook nog wel eens apart schrijven boven „Financiën."

Vijf jaargangen mocht ik week aan week onafgebroken verantwoording doen van de gedurende zeven dagen ingekomen giften voor een op te richten Leerstoel om onderwijs te geven in de Gereformeerde Dogmatiek. En in die 5 jaar mogen we zeggen, met dank aan Hem, den Gever van alle goed, is het geen 2X5 keer voorgekomen dat „Financiën" achterwege moest blijven bij gebrek aan inkomsten. Integendeel hebben die inkomsten onze stoutste verwachtingen verre overtroffen.

Wij hebben vorstelijke giften mogen boeken van ons nog steeds onbekende gevers, die het ons deden uitroepen: Heere, hoe kan het bestaan dat Gij ons zoo zegent! en wij hebben giften, oogenschijnlijk klein, soms niet grooter dan een gulden of daarbeneden ontvangen, die onze oogen vochtig maakten wanneer wij uit het begeleidend schrijven zagen uit welke oorzaak dat werd gezonden en op welk een wijze het was bijeengekomen. Ja de Heere heeft veler ongeloof beschaamd, van hen, die vast overtuigd waren dat er niet minder dan een eeuw voor noodig zou wezen eer wij eenig resultaat zouden hebben, want ziet, na 5 jaran zijn wij reeds in staat een Hooglèeraar aan te stellen, die zich gedeeltelijk voor het doel beschikbaar kan stellen, waardoor wij reeds veel bereiken, en als het in dezelfde mate mag voortgaan en er is dan nog eens 5 jaar over heengegaan, dan, ja dan zouden wij het welhaast durven wagen met den tweeden. Of wie zal het zeggen, den Heere alleen is het bekend, misschien nog wel eerder.

Laten wij iutusschen voortgaan, doende wat onze hand vindt om te doen, en laat daarbij toch al onze verwachting zijn van Hem, die spreekt en het is er en die gebiedt en het staat er en die ook ten opzichte van onze Kerk en ons kerkelijk leven niet doet naar onze zonden en niet vergeldt naar onze overtredingen.

Wij behoeven dit eerste nummer alweer niet slecht te beginnen. Een heel stapeltje ligt er voor me aan postwissels, ingekomen zilverbons en andere giften, en let nu eens op welke bijzondere en eigenaardige giften daarbij zijn.

Bovenop ligt een briefje uit Woerden, met 2 zilverbons van f 1, van den volgenden inhoud: „Hierbij zend ik u twee echte zilverbons van f 1 voor het Leerstoelfonds, bijeenvergaderd door zoo nu en dan van mijn weekgeld een penningske af te zonderen voor het heerlijke doel.... Hopende nu de Leerstoel gevestigd is, de benoeming spoedig moge volgen, die door de tijdsomstandigheden zeker nog niet is geschied..."

Over het eerste gedeelte van dit briefje zal ik niets zeggen. Dat is zoo welsprekend in zijn eenvoud; dat zou ik er maar door bederven. Over het tweede gedeelte dit: De tijdsomstandigheden hebben er zeker ook geen goed aangedaan dat onze Professor nog niet aan 't werk is. Maar de hoofdzaak is toch dat er zoo onnoemelijk veel geschrijf en gewrijf voor noodig is eer zoo'n zaakje voor elkaar is. Daar staat men gewoon verbaasd van. Ik kan het hier alles niet meedeelen, maar het is er mee alsof je reist met een echten boemeltrein. Elk station halt en een poos wachten en tusschen de stations ook nog eens een tijd midden op den weg stilstaan. Maar gelukkig, gisteren heeft het Hoofdbestuur een vergadering gehad met Curatoren en nu zijn wij genaderd tot op één na het laatste station. Als er nu maar geen dwarsliggers op de baan worden gelegd, dan hopen wij nu spoedig het doel van de reis te bereiken.

Delft door Ds. van Grieken van N. N. 2Xfl = f2.

Krimpen a/d Lek van C. van Gemerden uit busje No. 144 f2.50.

Veenendaal van Ds. M. Jongebreur uit de catechisatiebus f5.

Renkum door Ds. H. A. Heijer f5, zijnde een gave van iemand te Bennekom, die onbekend wenscht te blijven.

Feyenoord f 2, 50 van J. H., zijnde een dankoffer.

Vlissingen f 8.40 van A. Marissen, wonende in den Koudenhoek No. 41 aldaar, maar toch een warm hart hebbende voor de goede zaak, daar dit in betrekkelijk korten tijd in busje No. 164 verzameld is.

Rotterdam van mej. L. S. een postwissel ad fl.

Feyenoord van A. N. v. d. B. een zilverbon van f2.50, waarbij dit schrijven: „Met dezen zend ik u als een dankoffer voor het herstel mijner drie kinderen deze zilverbon. Den Heere alleen zij de eere! Ik wist mijn dank niet anders te uiten dan door een bon te zenden (welke u zoo gaarne ontvangt) voor het doel dat u en zoovelen met u beoogen."

Heerlijk zulke gaven te mogen ontvangen.

Hazerswoude van mej. O. B. f 11.35, zijnde de opbrengst van busje No. 112 van de laatste 4 maanden.

Utrecht van den penningmeester der Afdeeliïig f 4.14, zijnde de opbrengst van een ledenvergadering waar Ds. Goslinga sprak over de gemeenschap der heiligen.

Leiden door K. F. van der Wilk f 1, zijnde gecollecteerd in een bidstond gehouden door de Afd. van den Geref. Zendingsbond.

Bolnes f 2 door P. A. Joen, godsdienstonderwijzer, welke daarbij. mededeelde dat dit bedrag is bqeenverzameld door zijn 5 jarig zoontje Piet voor het Leerstoelfonds. Dank je wel. Piet. Je hebt erg je best gedaan.

Ermelo f 21.05 door A. Strop, zijnde het bedrag der collecte bij gelegenheid van een spreekbeurt door Ds. A. Prins van Doornspijk.

Benschop van J. A. de Gier f 10, zijnde de opbrengst van de collecte bij despreekbeurt gehouden door Ds. A. Prins van Doornspijk.

De Meern van N. een zilverbon van f2.50 voor het Leerstoelfonds.

Feyenoord van J. Bot, penningmeester der Afdeeling, de afrekening van de contributie der leden van 1914, zijnde na aftrek der 25 pCt. f 38.25, verder nog voor den Leerstoel f 5.20, bestaande uit f 1.90 van twee ledenvergaderingen, 30 cts. uit busje No. 24 en f 3 gecollecteerd op een openbare samenkomst, tezamen f43.45.

Hiermede zijn wij aan het eind. U zult mij toestemmen: het is voor No. 1 van onzen jaargang een goed begin.

Hartelijk dank aan allen die hiertoe medegewerkt hebben.

Zegene de Heere de gevers en de gaven.

J. C. FLIEHE, Penningmeester. Arnhem, Apeldoornsche weg 188.

Oude postz., Capsules, ZUverpapier.

Deze week is mijn lijstje gelukkig weer wat grooter dan de vorige:

1e van Jannetje van Loon te Oude-Tonge 500 postzegels, 50 halve centen en zilverpapier;

2e van Cato Hardenbol te Ouderkerk capsules, postzegels en zilverpapier;

3e van mej. Rumpt te Herwijnen postzegels, capsules en zilverpapier;

4e van N. N. te Hazerswoude postzegels, capsules en zilverpapier;

5e van N. N. te Muiden evenzoo van alle drie de soorten;

6e van Gerry en Agnes van der Hoek te postzegels, capsules en zilverpapier;

7e van N. N. te Ooster-Nijkerk postzegels, capsules en zilverpapier.

Verder moet ik nog mededeelen dat ik in het pak gemerkt „Goliath" uit Delft nog een briefje gevonden heb, waarin werd medegedeeld dat het zilverpapier hoofdzakelijk werd verzameld door Gonnie en Greta Honig uit Amsterdam en het andere door verschillende vriendjes en vriendinnetjes te Delft en wel van Ary, Jan, Marie, Abraham, Lena, Cornells enz. enz.

Voor alles hartelijk dank. Met aanbeveling,

Mej. H. H. VERBEEK,

Kanaalweg 14, Scheveningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen