Uit de Pers
Een golf van gebed vanwege de Golf
Vlak voor het aflopen van de 'deadline' (wat een woord in dit verband!), bedoeld is het verstrijken van het ultimatum van de VN aan Irak op 15 januari, kwamen er oproepen tot gebed in allerlei kerken en gemeenten. De NRC kopte cynisch een artikel met de woorden: Gouden tijden voor de kerken. Commentaren in kranten en weekbladen al dan niet van kerkelijke snit spraken er ieder op eigen manier over. Ik las dat de al genoemde NRC een artikel begon met de regel: 'Even lijkt het alsof oude tijden zijn weergekeerd'. En in De Groene Amsterdammer biecht Walter van der Kooi eerlijk op, altijd gedacht te hebben dat de tijden voorgoed voorbij waren, waarop geestelijken de wapens zegenden en staatshoofden hun volk kwamen verzekeren dat God zojuist tot hun militaire bondgenootschap was toegetreden. Hij leefde toch eigenlijk in de veronderstelling dat dit net zo goed tot een grijs verleden behoorde als het rondlopen in berevellen. Maar ziedaar: dit aspect van de oorlogsretoriek blijkt nog altijd te leven, aldus Van der Kooi. Ik moet eerlijk toegeven, behorend tot hen die de God van Abraham, Izak en Jakob belijden als de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, me soms ook enigszins gênant te hebben gevoeld tegenover 'hen die buiten staan'. Na net de beschamende affaire aan de EH achter de rug te hebben, waarbij christenen letterlijk via het medium TV tot een schandelijk kijkspel waren neergezet, brak nu de retoriek los waarbij voor- en tegenstanders van Bush en Saddam het woord 'God' zich toeëigenden om eigen gelijk en geluk te claimen in deze afschuwelijke oorlog en haar gevolgen. Wanneer leren we het nog eens om wat bescheidener de Naam te noemen en op te eisen voor onze vaak zo smerige zaakjes? Die moeite kun je ook hebben met de plotseling overal verschijnende advertentie van de Rainbow-organisatie: Ook zo benieuwd hoe het afloopt? De Bijbel al gelezen? De hoogste tijd. Moeten we nu gebruik maken van menselijke existentiële angsten om onkerkelijken aan het bijbellezen te krijgen? Het kan op de wereld een soort indruk oproepen van: sjonge, dat wij dit nog beleven mogen. Een buitenkerkelijke journalist interpreteerde voor zichzelf de actie van Rainbow aldus: Bij Rainbow weten ze hoe het afloopt en het is voor ons nog niet te laat. Het gaat uiteraard veel te ver om het zo te zeggen, maar er klinkt heel wat waars in wat door een Iraaks vluchteling werd gezegd: stop de gebeden in moskee, kerk en synagoge want teveel gruwelijks staat tussen jullie en God!
Gebed en angst
Veel mensen zijn bezet door angst. Het blijkt dat juist kinderen die dagelijks vooral via de televisie beelden zien van de oorlog, erg aangeslagen zijn door al de gruwelijkheden. Mag angst ons doen bidden? In het Hervormd Weekblad (uitgave van de Confessionele Vereniging) schrijft ds. B.H. Weegink in het nr. van 24 januari 1991 onder het opschrift 'Geloof en Golfcrisis' onder andere dit daarover.
Met deze gedachten raken we de factor angst. Angst, grondangst, is verweven met ons menselijk bestaan. Omdat we bang zijn en een dodelijk gevaar vermoeden. Waar moeten we blijven? Die angst is er omdat we onze identiteit dreigen te verliezen. De angst voor een niet te beheersen verandering. De angst voor een verbinding en voor een verantwoordelijkheid die we het liefst trachten te ontgaan. Angst voor gevolgen die losbreken met satanisch geweld. Zulke angst ontstaat op het spanningsveld waarin we ons bewegen, tussen de polen van onszelf en de wereld. De wereld waar we tegenover staan. En waar we opeens zo radicaal en onontkoombaar middenin blijken te staan. Dan zijn we met huid en haar zèlf de wereld geworden. Juist dan zweept de angst ons op, wanneer we meenden dat we hem achter ons hadden gelaten. Mevr. Sinie Strikwerda deed de veelzeggende vredesuitspraak: 'We dachten dat we 't hadden, en zie: alles is uit handen geslagen'. In deze weken van werelddreiging lijkt de drijfveer achter de godsdienst de existentiële angst te zijn.
Ds. Weegink stelt dan de vraag aan de orde of dat eigenlijk wel juist is? Steekt daar toch geen misbruik achter van de heilige Naam des Heeren?
Wat is in dezen de waarde van de godsdienst? Het mag toch niet zo zijn dat we God erbij roepen wanneer we hier letterlijk en figuurlijk zijn uitgepraat? Gewoonlijk laten we God erbuiten, totdat het nijpend wordt. God is dan de 'Lückenbüsser', de gaatjesvuller, zeggen de Duitsers. God als de laatste troef achter de hand, het doekje voor het bloeden wanneer al het andere faalt. Als op het laatst allen hetzelfde zeggen, de goede bedoelingen van de rede zijn uitgeput, een grote depressie op het leven valt en de tijd wordt gedood met aftellen in koele weerzin, wachtend op het 'Uur U' van bevel en electronica, dat er dan nog zoiets als God is, de strohalm en greep naar de noodrem. Maar dat strijdt met de heiligheid van Zijn Naam. Het oude Israël redde het niet toen de ark des Heren uit Silo als mascotte in de strijd tegen de Filistijnen bracht. Zulk misbruik kan ook gestraft!
IJdel gebruik van de Naam
Voor Loes van Lennep in haar wekelijkse column in Hervormd Nederland van 26 januari 1991 is de zaak duidelijk: IJdel schrijft ze boven haar verhaal. Ik citeer een belangrijk deel uit haar indringende commentaar bij wat ons deze keer bezighoudt.
Voor het woord God heb ik nu toch een echte allergie ontwikkeld. Saddam Hoissein gooit mensen er letterlijk mee dood. Die man kan nog geen twee zinnen uitspreken, of er komt vier keer God in voor God wil het, God helpt, God is aan onze kant, God dit en God dat, en in de vlag komt te staan dat God groot is.
Saddam Hussein bevindt zich in een lange traditie. Bij de kruistochten klonk ook al dat God het wenste. Herinner u onze zeegevechten met de Engelsen, hoe Gods adem onze tegenstanders verstrooide. Hitler had z'n mond vol van wat hij de Voorzienigheid noemde en liet op de koppels van zijn soldaten 'Gott mit uns' zetten. Het randschrift van onze gulden getuigt ervan, in de troonrede is de godsnaam nog niet zo lang geleden na veel kabaal van christelijke zijde in ere hersteld. President Bush eindigde er vorige week zijn oorlogsverklaring mee. De strijdkrachten moesten door God gezegend worden.
God als talisman, God als legitimatie, God als stopwoord. Als kind verbaasde ik me over brieven van een tante die als een automatisme met God begonnen en met God eindigden. Waren wij bij ons thuis zo goddeloos of was er met mijn tante iets niet in orde? Ik vond het maar oneerbiedig overal Gods naam bij te noemen. 'Gij zult de naam van de Heere, uw God, niet ijdel gebruiken', klonk het elke week in de kerk. 'Daar bedoelen ze mee dat je niet mag vloeken', zei de juffrouw op school. Vloeken werd daarbij teruggebracht tot het gebruik van krachttermen.
De godsnaam ijdel gebruiken is dat je God voor je kar spant, van hem gebruik maakt, hem in je dienst neemt, hem tot je knechtje reduceert, wat alleen maar belachelijk is, hoewel soms heel effectief om mensen je zin te laten doen.
De dingen worden hier heel scherp verwoord, maar ik acht dat er weinig tegenin te brengen valt als ons de heiligheid van de Naam alles waard is.
Gebed en schuld
Er is aan deze zaak nog een ander aspect en dat is de relatie tussen het gebed thans en de erkenning van de schuld aan en betrokkenheid bij deze oorlog van ons hier in het Westen. In De Wekker van 25 januari 1991 snijdt dhr. D. Koole deze relatie aan.
Ik heb — zei iemand deze dagen tegen mij — de zonden van land en volk nauwelijks horen noemen en hij doelde daarbij vooral op alles wat er in ons volksleven maar mee door kan. Bij wie is de wijsheid en de ootmoed om te willen onderkennen dat wat zich nu voltrekt wel eens de 'gerijpte oordeelsvrucht' zou kunnen zijn van ons geestelijk en zedelijk verval? Aldus degene die mij aansprak.
Wie zou tegen deze gebedsintentie iets willen of durven inbrengen?
Niemand, naar alle waarschijnlijkheid. Er valt alleen wel bij op te merken, dat verootmoediging voor de Heere God in deze geest dan wel de totaliteit van ons leven moet omvatten. Wie spreekt over de zonden van land en volk, kan zich niet beperken tot de verloedering van de zeden, het ontheiligen van Gods dag en Naam, de waarneming van allerlei twijfelachtig cultureel vermaak en wat er in die sfeer nog allemaal te bedenken valt. Het reikt dieper. Wat zich in de Golf makro voltrekt, gebeurt mikro in ons aller persoonlijk leven en in de kleinere verbanden waarin wij op deze aarde mens zijn. Zucht naar macht, invloed, geld, aanzien, competitiedrang, het zit ons mensen in het bloed, en we zijn weinig kieskeurig als het aankomt op de wijze waarlangs we onze verlangens en verwachtingen proberen te realiseren. We maken ook als christenen deel uit van deze wereld, we zijn vergroeid met de manier waarop 'men' probeert om het leven op de meest geriefelijke wijze in te richten, waarborgen te scheppen om te kunnen overleven en in de toepassing van methodieken om van de eerste rang verzekerd te zijn. Om het actueel en concreet te maken: ook wij voeren er wel bij, dat in een tijd, waarin zich Irak bezig was tot een gevaarlijke macht in het Midden-Oosten te ontwikkelen, enorme hoeveelheden materialen en levensmiddelen naar dit land werden geëxporteerd, voorraden die erop gericht waren het ingeval van oorlog of isolatie zo lang mogelijk te kunnen volhouden. Er zijn ook christen-exporteurs geweest — en misschien zijn ze er nog wel — die voor het vaderland weg non-blacklisted verklaringen (geen relatie met Israël) tekenden om hun exportmogelijkheden naar Arabische landen veilig te stellen. De ethiek van ons zakendoen, nationaal en internationaal, de methoden tot handhaving van onze concurrentiepositie op de buitenlandse markten, het doen van zaken met landen en bedrijven van twijfelachtige politieke integriteit, het vooral ons richten op die delen van de wereld, die ons het meeste voordeel bezorgen, met voorbijzien van de noden en behoeften van arme landen die ons minder profijt opleveren, zijn het niet allemaal diegenen waaraan wij direct of indirect mede schuldig staan? Het kwaad dat over ons komt hebben we uiteindelijk zelf opgeroepen, op allerlei manier, ook wij als christenen.
We herinneren ons, dat collega dr. J. van Eek op de predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond enkele weken terug de opmerking maakte: als u mij oproept tot gebed voor de toen nog dreigende Golfoorlog, brengt u mij in grote verlegenheid. Wat moet ik dan aan God vragen? Ik kom regelmatig in een Hollandse stad waar de fabriek staat die het mosterdgas mede aan Irak heeft geleverd. In een eerder gepubliceerde column in Hervormd Nederland (die van 19 januari 1991) heeft de al genoemde Loes van Lennep dit schrijnende feit ook gesignaleerd. Zij legt een terechte relatie tussen onze eigen verantwoordelijkheid èn wat we in het gebed aan God vragen.
In dichte mist met gas op de plank bidden voor een behouden aankomst is goddeloos. Daar lijkt dat bidden voor vrede in de Golf een beetje op. Trouwens, wie zegt dat gewapend optreden nu, niet erger straks kan voorkomen? Ik geloof dat niet, maar we hebben de zaak daar al zo uit de hand laten lopen, dat het weinig kies is God nu ineens voor onze vredeskar te willen spannen. Onze eigen duur verkochte wapens staan tegen ons opgesteld. Moet God die nu onklaar gaan maken?
Het is opnieuw vrij cru gesteld, maar ik kan er eigenlijk geen vinger tussen krijgen. Ik besef dat we hier in dit land op een betrekkelijk veilige afstand wonen van de geweldige oorlogsdreiging en dat daarom dergelijke discussies vrij theoretisch over kunnen komen. Maar er mocht in al onze gebeden voor vrede weleens meer besef van werkelijke schuld aan heel deze ellendige oorlog bestaan. Daarover schreef ook prof. drs. K.A. Schippers in Evangelisch Commentaar van 25 januari jl.
Nood leert bidden. Dat weet ik nog van heel vroeger. Het is één van de uitspraken, die mijn opvoeding hebben bepaald. Later is er wat cynisch overheen gekomen: nood leert vloeken. Het is beide waar. Vloeken en bidden zijn niet hetzelfde, ook al lijken zij veel op elkaar. In tijd van nood wordt je leven samengetrokken in één existentiële kreet van angst, woede, protest of berusting. Daarom ervaren velen bidden in een tijd van crisis als een veranderingsproces, als een moment van inkeer en als een moment van ongewone helderheid. Geweld is afschuwelijk en onaanvaardbaar. Misschien is het in het uiterste geval onvermijdelijk. In mijn ervaring was de Tweede Wereldoorlog zelfs noodzakelijk. De onvermijdelijkheid nu is — voorzover ik kan zien — ontstaan door een voortijdig ultimatum. Het was dus niet onvermijdelijk. Maar wie bidt (ook en juist voor degenen die beslissen of er geweld zal worden gebruikt) wordt geconfronteerd met zichzelf. Ergens op de lange, onoverzichtelijke weg van onrecht ontstaat het conflict. De schuldvraag is onoplosbaar.
Over het beleid van God weet ik maar heel weinig. Eén ding weet ik echter heel zeker. In Zijn beleid heeft onze eigen verantwoordelijkheid voorrang. Hij behandelt ons als mondige mensen. Het is gruwelijk helder dat de Westerse wereld, waartoe wij behoren, grote schuld heeft aan de crisis in het Midden-Oosten. Wat er ook gebeurt, het moet anders.
Ook hier is het weer het bekende spanningsveld tussen Gods bestuur en onze menselijke verantwoordelijkheid. De dingen gebeuren niet zomaar zonder ons en los van ons. Ook deze afschuwelijke oorlog niet. Het al geciteerde artikel van dhr. Koole in De Wekker wordt aldus afgesloten:
Wie als christen persoonlijk en als christelijke kerken samen, bidt om Gods sturende en helpende hand in alle gebrokenheid van dit aardse bestaan, zal vooral moeten vragen om zelf in alle sferen van het bestaan te mogen leven naar de aanwijzingen die het Evangelie geeft, om zó in de eigen kleine omgeving anderen tot een voorbeeld en een licht te zijn.
En wie georganiseerd wil bidden om wendingen ten goede in het grote wereldgebeuren, om verandering in politieke, economische en maatschappelijke structuur, zal dit alleen moeten doen als voldoende doordacht is in welke richting moet worden gebeden.
In de situatie van dit moment kan ons gebed niet veel méér zijn dan een schreeuw: Heere, ontferm u over deze wereld, die toch Uw wereld is; en over allen die U op die wereld een plaats hebt gegeven. En verootmoedig ons onder het besef hoe desastreus de gevolgen zijn van wat in de ochtendschemering van deze wereld door ons toedoen is misgegaan en nog altijd mis gaat. Opdat we wijsheid mogen leren.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden beschilderde wandborden verkocht, waarop de woorden stonden: oorlog, rampspoed over de volken. Wat is dat nog altijd waar. Niet één oorlog lost iets werkelijk op. Het brengt ook vandaag een ramp over Israël, doch evenzeer over het volk van Koeweit en niet te vergeten óók over het volk van Irak. Ons past ook in eigen land ingetogen rouw en boete en laat de paus zijn volgelingen aub opdragen voor 1991 het carnaval af te gelasten. Dat zou hem sieren in tegenstelling tot zijn nog altijd laffe houding terzake van Israël.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1991
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's