HET CHRISTELIJK KERKJAAR
We mogen alom Kerstfeest vieren.
De prediking richt onze gedachten op de geboorte van de Heere Jezus Christus, op de vleeswording des Woords.
Scholen en zondagsscholen houden hun Kerstfeestvieringen. Kerstliederen worden gezongen: Er ruist langs de wolken een lieflijke Naam, die hemel en aarde verenigt te saam. Ere zij God.
Stille nacht, heilige nacht.
Zangverenigingen houden Kerstoratoria of houden Kerstzangavonden.
Zelfs het straatbeeld wordt beheerst door Kerstmis.
Allerlei kerkelijke bladen verschijnen in de Kersttijd met een feestkleed.
Dat zou in 1567, vierhonderd jaar geleden, niet gebeurd zijn. Althans niet met goedkeuring van onze Gereformeerde vaderen.
Want Kerstmis vieren op de wijze, waarop wij dat gewoon zijn, is niet oud-Gereformeerd. (Oud-Gereformeerd betekent hier historisch-Gereformeerd).
De Hervorming was immers een grote tempelreiniging. Allerlei stoelen en tafels werden omgekeerd en buiten de tempel geworpen. Bisschopszetels, kardinaalstronen, de heilige stoel in de eerste plaats — weg er mee! Altaren en Sacramentshuisjes, hoe mooi ook uit het oogpunt van allerlei kunst, werden uit de kerk verwijderd of vernield. Die heiligenbeelden konden als boeken der leken in de kerken niet worden geduld. Trouwens de geschiedenis heeft wel geleerd, dat de mensen uit die boeken heel weinig geleerd hebben, dat hen wijs kon maken tot zaligheid. Maar toen hingen daar ook nog van die kalenders met feestdagen. Daar stonden maar niet enkele feesten op, die de grote heilsfeiten in herinnering brachten, maar de kalender stond propvol met heiligendagen. Als je ze allemaal wilde vieren, had je het hele jaar werk (of geen werk).
Nu waren de Gereformeerde Reformatoren een beetje radicaler in het opruimingswerk dan de Lutheranen. Luther was eigenlijk in zijn hart een conservatieve natuur. Hij had veel oog voor het in de loop der eeuwen historisch gewordene.
Daardoor kwamen er twee standpunten tegenover elkander te staan. Het ene standpunt (in hoofdzaak door de Gereformeerden ingenomen) was: alles wat niet in de Bijbel geboden is, is verkeerd en mogen we niet doen. Het andere standpunt, dus vooral dat van de Luthersen, was: al wat in de Bijbel niet verboden is, is geoorloofd.
Ik geloof, dat beide standpunten op deze manier te kort en te onvoldoende geformuleerd zijn, om ons gedrag helemaal te bepalen. Maar, wat nu ons onderwerp betreft, bracht het standpunt der Gereformeerden mede, dat zij niet alleen Allerheiligen en Allerzielen, de gedenkdagen van Petrus en Paulus, Laurentius en de heilige Theresia enz. enz. schrapten, maar de hele kalender verscheurden met Kerstmis, Pasen en Pinksteren er bij. Nu ja, 't was goed op de zondag, die 't dichtst bij 25 december lag, 't zij er vóór of er na, over de geboorte van de Heiland te spreken — maar feestdagen, gelijk de kerk onder het Oude Verbond, heeft de kerk van het Nieuwe Verbond niet meer. Nu de schaduwdienst voorbij is, zijn alle dagen gelijk. Zelfs in de zondag was men geneigd een aanmerkelijk ceremonieel element op te merken, dat nu afgedaan had (de wettische strenge rust).
Deze afschaffing van de feestdagen had in Geneve plaats door Farel en Firet, waarbij Calvijn zich aansloot. Door de invloed van John Knox werden de feestdagen ook in Schotland niet gevierd. En ook in Nederland ging het aanvankelijk die kant uit.
De synode van Dordrecht van 1574 besloot „dat men met den Sondach alleen tevreden sijn sal. Dan sal men de ghewoone materie van der gheboorte Christi Sondaechs voor den Christdach (=25 december) inder kercke handel, ende het volke vande afdoeningihe (+ afschaffing) deses feestdaghs vermanen, endo oock vander selve materie op den Christdach prediken, zoo hij valt op een predikdach (d.w.z. men preekte ook wel op ander dagen dan alleen 's zondags). Men sal oock op Paesch-ende Pincksterdach vander Verrijsenisse Christi ende seijndinghe des H. Geestes leeren mueghen, 't welck inde vrijheijt der Dienaren staen sal".
Dus geen Kerstfeest! 's Zondags daarvoor of op een toevallige dag in de week, als er toch gepreekt werd, nu ja, dan maar over de komst des Heeren in het vlees. En of de predikanten op Pasen of Pinksteren wilden preken over de opstanding des Heeren of over de uitstorting van de Heilige Geest, dat moesten zij zelf maar weten. Deden zij het, het werd natuurlijk niet kwalijk genomen. Maar preekte iemand, zoals wel voorgekomen is, op Pasen over de 38-jarige kranke in Bethesda, die deed waarschijnlijk nog beter.
Nu is het met deze oud-Gereformeerde radicale houding gegaan, zoals dat in de regel gaat. Men heeft de kracht van het historisch gegroeide onderschat. Langzamerhand moet men wel toegeven aan datgene, waaraan de volksziel zich is gaan hechten.
Op de Dordtse Synode van 1618/19 werden dan ook „Christdach, Paesschen en Pincksteren" erkend „met de navolghenden dagh" (dus de 2e feestdagen). Alleen in de provincies waarin de dag van de besnijdenis van Christus en de hemelvaart nog gevierd werden, wilde men aan de Overheid (!) vragen, 'die af te schaffen. Oud-Gereformeerd is dus ons hele Kerstfeestvieren niet.
Oud-Gereformeerd is te zeggen: alle Oud-Testamentische feestdagen zijn afgeschaft. Nieuw-Testamentische heeft de Heere niet ingesteld. Alle dagen zijn gelijk. Voor de goede orde van de predikdienst is het goed en nodig de eerste dag der week te onderhouden.
Oud-Gereformeerd is te zeggen: de grote verlossingsdaden des Heeren in Zijn vleeswording, lijden, dood, opstanding, hemelvaart en schenking van de Heilige Geest, behoren niet op bepaalde dagen van het kerkelijk jaar alleen, maar te allen tijde onze harten te vervullen. Zoals men het wel eens zegt: het kan in juni wel eens Kerstmis voor ons zijn.
Daar ligt een grote waarheid en tegelijk een hoog ideaal in. Een ideaal dat in de praktijk van dit leven te hoog gegrepen blijkt te zijn.
Inderdaad, zoals in de brieven der apostelen de grote heilsfeiten voortdurend leven in de leer der apostelen, zo behoren kribbe, kruis en kroon te allen tijde hoofd en hart der christenen te vervullen. Dan is de zondag de enige bijzondere „feestdag", omdat God ons dan samenroept om bij dat heil en uit dat heil te leven.
Maar in de praktijk blijkt toch dat een bepaalde, geregelde orde in de behandeling van hetgeen achtereenvolgens geschieden moest en geschied is om zondaren zalig te maken, in de loop der eeuwen onschatbare diensten bewezen heeft aan het leven der kerk.
Niet als feestdagen, maar als „dagen van goede boodschap", zoals dr. Kuyper ze genoemd heeft, als gedenkdagen willen we deze herinneringstijden gaarne blijven gebruiken.
Het zgn. „kerkelijk jaar" heeft in de loop der eeuwen zijn vaste plaats onder ons gekregen. Het christelijke kerkjaar begint met de vierde week vóór Kerstmis om door de Paascirkel en de Pinksterkring zich uit te strekken als feestelijke helft des jaars tot Zondag Trinitatis, de zondag na Pinksteren. Dan breekt de „feestloze" helft van het jaar aan, met de zgn. vrije stoffen.
In de „feestelijke" helft zijn in elk geval de gedachten der zo verscheurd, verdeeld en versplinterd levende Christenen bezig met dezelfde grote werken Gods. Maar de tegenstelling „feestelijke" helft en „feestloze" helft van het jaar laat al zien dat hier eigenlijk iets hapert.
Daarom maken wij dankbaar gebruik van het christelijk kerkjaar als hulpmiddel. Maar het is goed naar de waarschuwende stem van onze Gereformeerde vaderen te luisteren.
(Eerder geplaatst in „De Kandelaar" van 15 dec. 1959)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's