De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

HERDERLIJKE BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERDERLIJKE BRIEF

Waarom is deze herderlijke brief zo onbevredigend?

7 minuten leestijd

(IV)

Waarom is deze herderlijke brief zo onbevredigend?

Adam — Christus.

1. Deze brief is onbevredigend, omdat de vertegenwoordiging van Christus alle nadruk krijgt, maar de vertegenwoordiging van alle mensen in Adam volstrekt buiten bespreking blijft.

Zonder Adam te pas en te onpas in de bespreking te betrekken, moet gezegd worden, dat zowel het Oude als het Nieuwe Testament Adam en zijn unieke, onherhaalbare plaats, in wie wij allen begrepen zijn, van zodanige fundamentele betekenis acht, dat een vertegenwoordiging door Christus zijn fundament verliest, wanneer Adam verdwijnt. Daarmee valt de Bijbelse leer van de erfzonde. Daardoor komen hoofdstukken als Rom. 5 en 1 Cor. 15 e.a. niet meer tot hun recht. Dit is een ernstige lacune in deze herderlijke brief.

Daarmee is niet gezegd, dat in deze herderlijke brief niet over de zonde, de toorn Gods enz. gesproken wordt. Hoe zou dat nagelaten kunnen worden? Maar het verliest zijn diepe klankbodem, wanneer de gehele mensheid niet meer gewaardeerd wordt als één massa van het verderf.

De verkiezende God.

2. In de tweede plaats is deze brief onbevredigend, omdat elk spoor van de verkiezende God ontbreekt. Men kan van de overtuiging zijn, dat de uitdrukkingen „vele mensen" en „alle mensen" in het Nieuwe Testament door elkaar gebruikt worden. Persoonlijk ben ik daarvan nog niet overtuigd. Maar al zou dit waar zijn, dan nog is het niet vol te houden, dat verkiezing niets te maken heeft met verzoening of met elkander zouden samenvallen (alle mensen zijn verkoren, alle mensen zijn verzoend).

Alle teksten, waarin gesproken wordt over de triomf van Christus, over allen en alles, kunnen nooit in mindering worden gebracht op het overstelpende aantal Schriftplaatsen, waarin geleerd wordt, dat Christus' komst, lijden dood, opstanding, hemelvaart en wederkomst gericht is-op de uitverkorenen. Zijn volk, Zijn schapen, de Zijnen, degenen, die de Vader Hem gegeven heeft, enz. enz.

Zij zijn de nieuwe mensheid, het volk Gods, de gemeente. Met dit gegeven rekent deze brief veel te weinig. Het uitgeroepen zijn van de gemeente (ekklèsia) komt niet tot zijn recht.

Dit zijn achtergronden, waarop ge telkens stoot.

Inlijving in Christus.

3. Inclusieve plaatsvervanging of inlijving in Christus? Deze tegenstelling is niet goed, maar ik zet de inclusieve plaatsvervanging uit deze brief even tegenover de inlijving in Christus.

Wat wij daarmee bedoelen? Deze inclusieve plaatsvervanging ruikt ons teveel naar de algemene verzoening. Ongetwijfeld heeft het verzoeningswerk van Christus wereldwijde verbanden, omspant de gehele kosmos, hemel en aarde. Joden en heidenen, machten, tronen, overheden enz. Maar de vrucht van de verzoening wordt alleen gesmaakt door de gemeente, het volk Gods, de gelovigen, enz. Het oude woord, dat Bavinck en vele anderen in verband met deze vragen altijd bezig hield, was: Voor wie Christus de zaligheid verwierf, die past Hij ze ook zeker toe. De eenheid van de verwerving en de toepassing van het heil ligt niet in de een of andere theologische of dogmatische constructie, zoals helaas ook in deze brief vaak gebeurt, maar in Christus. Hij is de Gevolmachtigde van de Vader, die Zijn werk op aarde deed en dit voortzet tot op de dag van vandaag.

Waar Christus verschijnt, daar verschijnt ook Zijn volk. Wij zagen dit reeds in een voorafgaand artikel. Maar betekent dit nu, dat wij tot de mensen in het algemeen in de prediking zeggen: God ziet ons in Christus aan? Neen!

Waar Christus komt in de kracht van Zijn Geest komt de noodzaak van de wedergeboorte, de eis tot geloof en bekering aan de orde.

Het zal waar zijn, dat Nicodemus, Zacheüs, de tollenaar in de tempel, de Samaritaanse, van eeuwigheid en straks aan het kruis in Christus begrepen zijn, maar zij wisten daarvan voorshands niets af. Tot Nicodemus wordt gezegd, zelfs tot drie malen toe: Gijlieden moet wederom geboren worden. Tot Zacheüs: Haast u en kom af, want Ik moet heden in uw huis blijven, enz.

Naar de orde Gods is de levendmaking, de wedergeboorte, het geloof, de bekering, ons vóór alle dingen nodig om de verborgenheid van het in-Christus-zijn in al zijn rijkdom en in al zijn verbanden te verstaan.

Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden?, zo vraagt onze Catechismus in vraag 20. En het antwoord luidt: Neen, maar alleen degenen, die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.

Inclusieve plaatsvervanging? Jawel, wanneer daarmee bedoeld wordt, dat Christus nooit zonder Zijn volk geweest is. Neen!, wanneer daarmee gesuggereerd wordt, dat een persoonlijke inlijving in Christus ook binnen de gemeente overbodig is.

Hoe zou er nu ooit een andere kennisweg — van ons uit gezien — zijn van het in Christus zijn dan het tot Christus komen? En dat in de meest persoonlijke zin van het woord. Allerlei beschouwingen, die dit wonder negeren, vervlakken en vervagen, verlaten ons in het uur van de grootste aanvechting en in het uur van onze dood, zeker in het uur van het oordeel van Christus.

Wanneer het fundament niet deugt, stort de gehele bovenbouw vroeg of laat ineen. En deze ineenstorting is in volle gang.

Daarom was het ons een lief ding waard geweest, wanneer deze knooppunten in deze brief helder en klaar aan de orde waren gekomen. Dat hebben de gemeenten brood-en broodnodig.

Dat de verzoening nog vele andere aspecten heeft, is geen punt van verschil. Maar het op de wereld gericht zijn van de gemeente, zoals dit in deze brief gebeurt, is onbijbels. Mag de gemeente aan Christus hangen, helemaal voor en van Hem zijn? Mag de bruid haar bruidegom toebehoren? Alleen in de verborgenheid van de omgang met God wordt de weg voor onze voet gebaand in deze wereld, maar dan in de volle wapenrusting van het geloof (Ef. 6).

Is dit het beeld van de gemeente in deze tijd? Het is er ver vandaan. Dat kan smarten. Een ieder beproeve zichzelf.

Verbond.

Behalve andere punten wil ik nog een zaak aan de orde stellen: het verbond.

In het tweede artikel wezen wij er reeds op, dat het rapport, ook het herschreven rapport, zijn uitgangspunt neemt in de verbondssluiting van God met Israël aan de Horeb. Het uitgangspunt ligt dus niet in de verbondssluiting met Abraham, nog minder in die met Adam.

Waar het ons nu om gaat is de benadrukking van het partnerschap van de mens, van Israël, de (nieuwe) mensheid.

Nu valt niet te ontkennen, dat er in het verbond twee partijen zijn: God en mens. Het doopsformulier zegt daar heel wat over. Maar wat in dit rapport gemist wordt is het oneindige verschil tussen deze beide partijen: God en mens. God stelt en geeft het verbond. De mens is in de eerste plaats de ontvangende, dan ook de geroepene, de gelovende, de handelende.

De diepe en innige wederkerigheid in de omgang tussen God en mens in dit verbond doet niets af van het oneindig niveauverschil. De aanvaarding of verwerping van het verbond doet niets af van Gods God-zijn. Hij blijft God, ook wanneer Israël Hem bijna algeheel verwerpt. Hij blijft God, ook wanneer Hij Israël in de ballingschap werpt.

Deze opmerkingen hebben tot doel duidelijk te maken, dat hoe noodzakelijk geloof en bekering ook zijn, zij nooit een medebepalende plaats hebben in het heil. Geloof en bekering zijn geen concurrerende factoren van Gods werk, maar zijn de weg, waarlangs het heil Gods tot ons komt.

Wanneer één en andermaal in deze brief het menselijk handelen in de verzoening wordt benadrukt, komt het genadekarakter van het Evangelie in gevaar.

Bovendien hebben wij er mee te rekenen, dat de Heere Zijn toorn niet alleen binnen, maar ook buiten het verbond openbaart. Denk aan Rom. 1 en 2, waarin staat, dat de toom Gods zich openbaart van de hemel over Jood en heiden.

Ook in het herschreven rapport komt niet uit, dat de toom Gods blijft op ieder, die niet gelooft. Wat moeten wij aan met de opmerking op blz. 68, dat de Zijnen, die Jezus niet hebben aangenomen desondanks de „Zijnen" blijven? Zij kunnen niet nalaten — zo vervolgt de brief — na te denken en bezig te zijn over de verzoening.

Dit alles moge waar zijn, maar de vraag klemt: Wat zijn dit voor mensen? Zijn dit de „Zijnen" onder het oordeel, die zonder geloof en bekering verloren gaan, of niet? Daarom was een indringende waarschuwing op zijn plaats geweest.

Volgende keer over het nut van deze brief.

Katwijk aan Zee  G. Boer

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HERDERLIJKE BRIEF

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's