De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Staan wij op een drempel?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staan wij op een drempel?

12 minuten leestijd

We hebben in ons blad de verontruste gereformeerden met hun vragen aan ons links laten liggen!

In 'Waarheid en Eenheid', het orgaan van de verontrusten in de Gereformeerde kerken, dat elke week verschijnt onder het motto 'opbouw en bewaring van het gereformeerde leven', namelijk in de Gereformeerde Kerken, heft dr. A. F. C. Dubbeldam een klacht aan. We hebben in ons blad de verontruste gereformeerden met hun vragen aan ons links laten liggen!

Ik citeer uit Waarheid en Eenheid:

"We hebben in dit blad herhaalde pogingen in het werk gesteld om een goed gesprek tussen hervormden en gereformeerden op gang te brengen. We denken daarbij aan onze artikelen: Kopschuw voor doleantie? , Vragen aan ir. van der Graaf (8-9-78) Toelichting bij de vragen aan ir. van der Graaf (13-10-78); Wat is dolerend? Wie zou niet doleren? (15-12-78); Wederkeer (28-9-79); Gaat de Geref. Bond meedoen? Samen wederkeren (25-1-80) Waar blijft het gereformeerd belijden? 30-10-81). Maar wat je ook schrijft, de Gereformeerde Bond blijft stom. We hebben geconstateerd een groeiende verwijdering van de gereformeerde belijdenis bij de combi-synode, die staatsgevaarlijk is, en een openstaan voor de roomse gedachten over het ambt.

En dit ondanks alle Open Brieven van het hoofdbestuur, de laatste zelfs in combinatie met dr. Aalders, die, zoals wij overnamen, een volkomen gebrek aan reformatorisch gehalte constateerde bij de afgevaardigden van de Bond ter synode rond de uitspraak over de kernwapens. Bekende deskundigen op militair terrein schetsten onlangs de geweldige demoraliserende werking van de zogenaamde 'vredesbewegingen' in Europa en prof. Helene Posdeeff, kenner van het orthodoxe leven in Oost-Europa, zo liet ons het R. D. van 18 mei jl. weten, constateert: 'Het geld van de gewone gelovige wordt gebruikt om vredesbewegingen in het Westen te steunen! Dat weten we heel precies, maar de eenvoudige gelovigen zelf weten dat niet'. We zouden óók aan de gewone gelovige in Nederland en met name ook aan onze Hervormde broeders van de Gereformeerde Bond willen vragen: weet u wel wat er met uw geld gebeurt? Weet ge wel in welk een machtsblok ge u bevindt als ge déze synoden maar door dik en dun blijft steunen? Is dit nog ethisch en ook nationaal verantwoord? Wordt hier in feite niet landverraad gepleegd op grote schaal en zéér geraffineerd ondanks uw orthodoxie? Velen van u handelen te goeder trouw. Maar uw leiders weten beter. Ook hier geldt: moet dit zo doorgaan?"

Na zo'n klacht móéten we wel reageren. Maar het thema, dat dr. Dubbeldam nu ter sprake brengt, is het ook waard. We kunnen eindeloos vragen en twisten over het nut van afscheiding of doleantie, we kunnen telkens weer discussies opzetten over verbond en het kerkelijk vraagstuk, of over noodzaak van uitzuiveren in ons kerkelijk intussen verdeelde landje, maar het blijft alles zonder consequenties. Ieder blijft voortgaan in zijn kerkelijke weg.

Dr. Dubbeldam plaatst ons nu echter voor consequenties van ónze kerkelijke weg. Hij schrijft onder de titel 'Op ter wereldraad... of/en ... gij zult mijn getuigen zijn'.

Ter toelichting van deze titel: ook personen, die bij de Gereformeerde Bond behoren, worden straks door de synode afgevaardigd naar Vancouver, waar de komende assemblee van de Wereldraad plaats vindt. Wat zegt de Gereformeerde Bond daarvan?

Weergave

We laten, alvorens we op deze vraagstelling ingaan, dr. Dubbeldam weer aan het woord.

"We zien nu echter deze zaken op het 'kerkelijk' schaakbord tot een hoogtepunt komen, door het feit, dat als afgevaardigden voor de komende vergadering van de Wereldraad van Kerken te Vancouver, drie van de vijf gekozenen, leden zijn van de Gereformeerde Bond. De bekende drs. Meijers, predikant te Leiden, die ook voorgaat in de synodale kerk van Leiderdorp en die zich door die keuze duidelijk opstelt tegenover de Gereformeerde Kerk (Dolerend) te Leiden, die verscheidene leden telt uit Leiderdorp, is één van de drie, naar dat ons de pers reeds geruime tijd liet weten. Een merkwaardige groei in machtposities! De Bond gaat in zijn leden zaken doen op wereldniveau. Zullen ze zich daar ook zo thuis voelen als ir. van der Graaf die verklaarde zich in het werelddiakonaat thuis te voelen als een vis in het water? Ondanks onze grote sympathie voor onze broeders van de Hervormde Kerk en met name voor hen die waarlijk Hervormd-Gereformeerd willen zijn én blijven, is dit voor ons onbegrijpelijk. Het benauwt ons en prangt ons gemoed. Hoe gaarne zouden we één willen zijn. We zoeken ook in Leiden naar alternatieven maar we kunnen ze zó nooit vinden. En het moet ons van het hart: zó wordt vandaag onze natie, ons Nederlandse volk bedorven en gedemoraliseerd door een Bond, die innerlijk geen kracht tot reformatie meer kan opbrengen, ondanks haar groei.

We vragen ons ook af, nu we lezen over de zoveelste promotie van een lid van de Bond op een historisch-dogmatisch onderwerp, waar blijven de Schriftverklaarders, waar blijven de exegeten? Je mag vandaag, zowel in Nederland als in Oost-Europa best de graven der profeten versieren, maar licht je tijd niet door met een profetisch woord, dat alle machtsvertoon en meedoen met machtsblokvorming in de kerk veroordeelt. We vragen ons af wat de werkelijke stand van zaken vandaag is bij de Bond, nu het zover gekomen is, dat leden zonder blikken of blozen op gaan ter Wereldraad.

'Gij zult Mijn getuigen zijn', zo zei onze met zegenende Handen opvarende Hogepriester. Want is dit niet het wonderlijke altijd maar weer in de geschiedenis van de kerk, dat dit woordje 'getuigen' maar niet afgevlakt wordt tot een Billy Grahamachtig spreken achter het ijzeren gordijn, maar voluit en eerlijk citeren, zoals de gemeente in Handelingen demonstreerde toen zij Psalm 2 voor de oren van het sanhedrin citeerde.

'Wij zijn heden vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, O Vader der lichten, zowel Herodes als Pontius Pilatus; zowel het Romeinse wereldrijk als de volgelingen van Saul, de anti-theocratische vorst in de verbondskring; én het hiërarchische lichaam van het sanhedrin, de priesters op de vermolmde stoel van Mozes (vgl. Hand 4 : 24-28). Dat was getuigen! Feiten in de wereldrechtzaal! En gij Gereformeerde Bond wilt gij zó gaan getuigen op wereldniveau? In de vergadering van de Wereldraad van Kerken? Of begint het er op te lijken dat ge met uw afgevaardigden moogt dienen als een stel schone metselstenen voor een tweede tempel van Herodes? Schoon, maar volkomen leeg aan profetie?"

(Aan-)klacht

Tot zover de (aan-)klacht van dr. Dubbeldam. Puntsgewijs geven we enig commentaar.

1. Allereerst zij opgemerkt dat diegenen die, behorend tot de Gereformeerde Bond, naar Vancouver afgevaardigd worden, dit uit vrije beslissing doen, op grond van een kerkelijk mandaat. Niemand vertegenwoordigt in de synode de Gereformeerde Bond. Men wordt afgevaardigd door een hervormde classis en het behoren tot de synode brengt een eigen kerkelijke verantwoordelijkheid met zich mee. De Gereformeerde Bond zal dan ook niet uitmaken of iemand zich al dan niet laat afvaardigen. En als dr. Dubbeldam dan vraagt: 'En gij Gereformeerde Bond, wilt gij zo gaan getuigen op wereldniveau', als in Handelingen 2, dan is deze vraag aan het verkeerde adres gesteld. Wat niet wegneemt dat wij hopen dat ieder, die vanwege onze kerk daarheen wordt afgevaardigd, van de Waarheid getuigenis zal geven.

2. Maar het probleem ligt dieper. Ik laat nu buiten beschouwing dat dr. Dubbeldam miskent de duidelijke positiekeuze van de Gereformeerde Bond - en écht niet alléén in Open Brieven - ten aanzien van de theologie en de daaruit voortvloeiende opstelling in bepaalde (wereld-)vragen van de Wereldraad van Kerken. Men leze wat in ons blad is geschreven rondom de assemblee van de Wereldraad - met diens ideologisch gekleurde bevrijdingstheologie - in Nairobi (1975), en zeker ook met betrekking tot de komende assemblee ho­pen wij wat daar gaande zal zijn te toetsen aan de Schrift.

Het gaat nu echter om de wijze waarop wij hervormd zijn en de wijze waarop wij dat naar de mening van dr. Dubbeldam zouden moeten zijn. Dr. Dubbeldam had zijn vragen al in 1948 kunnen stellen toen óók de Hervormde Kerk aansloot bij de toen opgerichte Wereldraad. Dat feit heeft de Gereformeerde Bond toen niet bewogen tot een binnenkerkelijke Doleantie of Afscheiding. Het heeft ons als Gereformeerde Bond niet verhinderd telkens weer positie te kiezen tegen uitingen vanuit de Wereldraad. Het heeft ons zelfs niet verhinderd om van tijd tot tijd de ons niet in dank afgenomen oproep te doen om als Hervormde Kerk te breken met de Wereldraad.

3. Wanneer wij ten principale kiezen voor de Hervormde Kerk dan weten we ons ook mede verantwoordelijk voor wat zich in het geheel van deze kerk afspeelt. We willen solidair zijn met haar nood en schuld (wij staan niet buiten die schuld en niet buiten haar verval) en willen derhalve meedragen waar wij dragen kunnen, al brengt dit vaak ook mee een node verdragen.

Daarom namen ook mensen uit de Gereformeerde Bond (o.a. prof. dr. J. Sevelijn) deel aan de voorbereidingen voor de nieuwe kerkorde in naoorlogse jaren, ook al stemden daarna leden van de G.B. in de synode tegen die kerkorde.

Door de jaren heen hebben leden van de G.B. zo óók hun plaats geweten in de ambtelijke vergaderingen van de Kerk en derhalve ook in van de Kerk uitgaande organen. Het was zelfs de niet aflatende klacht uit hervormd-gereformeerde kring dat wat de G.B. beoogde te weinig gehonoreerd werd in de organen van de Kerk. Ds. P. Vermaat deed op de laatste synodevergadering nog een - overigens verworpen - voorstel om drie leden van de Gereformeerde Bond in het Hervormd Evangelisatorisch Beraad te doen benoemen, ondanks het bestaan van de Hervormde Bond voor Inwendige Zending op g.g. Hetzelfde gebeurde ten aanzien van de Hervormde Jeugdraad (waarnaast de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond bestaat). Een voorstel van ds. G. Biesbroek om de Jeugdraad zo breed mogelijk te doen samenstellen werd weliswaar verworpen, maar de intentie van het voorstel op zich was duidelijk.

4. Feit is intussen dat diverse hervormd-gereformeerden deel uitmaken van bepaalde organen van de kerk, tot in het moderamen van de synode toe, en dat ze daar hun verantwoordelijkheid nog al eens in een minderheidspositie tot uitdrukking moeten brengen. Soms moet dat ook tot uitdrukking komen in minderheidsstandpunten of in niet-overgenomen voorstellen. Maar de verantwoordelijkheid blijft intussen, ook wanneer men participatie in die organen zou prijs geven. Die verantwoordelijkheid blijft namelijk zolang men tot het gehéél van de Hervormde Kerk blijft behoren. En daar zit dunkt mij toch ten diepste de (aan-)klacht van dr. Dubbeldam op vast. Hij miskent daarbij intussen de soms grote spanning, gegeven met het opkomen voor de Gereformeerde confessie, die het participeren in het geheel van de kerk met zich meebrengt. De criticus aan de kant heeft het gemakkelijker.

Medeplichtig

Toch plaatst het artikel van dr. Dubbeldam ons voor een zelf-kritische vraag. Waar wordt medeverantwoordelijkheid medeplichtigheid, met de negatieve gevoelswaarde van dien? Die vraag wordt klemmender nu onze verantwoordelijkheid voor het geheel der Kerk in bepaalde organen toeneemt. Als dr. Dubbeldam dit 'een merkwaardige groei: in machtsposities' noemt dan zou ik dit een raillerende uitlating willen noemen. Want als we hervormd willen zijn dan moeten we toenemende doorwerking van het gereformeerd beginsel ook willen. Anders is onze keuze geen knip voor de neus waard. We hebben door de jaren heen menigmaal voor het isolement van ons beginsel moeten kiezen door eigen organen in het leven te roepen, b.v. op terreinen van jeugdwerk, zending, apostolaat, mannen-en vrouwenwerk. En het laat zich niet aanzien dat dit werk zó maar geïntegreerd kan worden in bestaande kerkelijke organen, zonder een stuk waarlijk gereformeerd werk prijs te geven. Maar moet binnenkerkelijke gescheidenheid koste wat het kost doorgevoerd worden ook als het anders kan?

Dr. Dubbeldam werpt mij b.v. voor de voeten dat ik gezegd heb me in de Commissie Werelddiakonaat als een vis in het water te voelen. Hij verstaat mij verkeerd als hij daaruit concludeert dat het daar een genoeglijk samenzijn is, zonder spanning vanwege het beginsel. Het gaat op enkele punten van het totale pakket soms heel kritisch toe.

Men zie, wat ik schreef over samenwerking met de werkgroep Kairos, die ik als notoirmarxistisch bestempelde. Maar ik zou dr. Dubbeldam willen uitnodigen eens grondig kennis te nemen van wat aan werelddiakonaal werk in de Hervormde Kerk wordt verricht. Hij zou het hopelijk met mij als een grote verantwoordelijkheid verstaan om medeverantwoordelijkheid voor dit werk op te zeggen, al zijn er thema's aan de orde, die ook in de Commissie tegenstellingen oproepen.

Zodra we echter als hervormd-gereformeerden het gevoel zouden hebben direct medeplichtig te worden aan stellingname van of binnen de Nederlandse Hervormde Kerk dan zijn we geroepen tot binnenkerkelijk getuigen, wat - zoals gezegd - soms de noodzaak voor minderheidsstandpunten met zich meebrengt.

En of wij dan thans voldoende gereformeerd zijn staat niet te onzer beoordeling. Dr. Dubbeldam slaat in dat opzicht forse accoorden aan. Of zijn toorn billijk ontstoken is, is de vraag. Hij spitst de problematiek toe op het afgevaardigd worden van G.B.-leden naar Vancouver. Maar dr. Dubbeldam wil toch ook niet beweren dat onder de afgevaardigden daar geen 'getrouwe' christenen meer zijn? Bij alle hartgrondige bezwaren, die we hebben tegen (de koers) van de Wereldraad, worden we niet belemmerd om te zeggen dat we ook in Nairobi in 1975 onder de gedelegeerden christenen hebben ontmoet, die vrijmoedig van de Waarheid der Schriften getuigenis gaven. Als zodanig mag toch wel onderscheid gemaakt worden tussen het beleid van Geneve en de inbreng van deelnemers in de assemblee, ook al is die inbreng - dat moet gezegd - door het massale van zo'n assemblee vaak moeilijk te taxeren.

Maar we houden het ons wel voor gezegd. Met een bredere plaats in de kerk neemt het gevaar van gewenning en medeplichtigheid aan onbijbelse toestanden toe. Wie dat gevaar bij zichzelf niet herkent heeft bij voorbaat de kerkelijke strijd in de huidige strijd der geesten verloren.

Onze fundamentele strijd tegen de juist ook in Wereldraad-kring heersende bevrijdingstheologie blijft.

De ergernis van het Kruis is daaruit verdwenen. Daaraan mogen we nooit gewennen. Het brengt lijden met de kerk met zich mee op een plaats die dr. Dubbeldam ons betwist, maar wij zeggen dan wél: ten onrechte betwist. De (binnenkerkelijke) doleantie is namelijk ook de oplossing niet. Wij staan wellicht op een drempel. Juist nu zal blijken wat ons gereformeerd-zijn waard is en of de ware profetie, dat is spreken naar het profetisch Woord, blijft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Staan wij op een drempel?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's