'Omdat het bij God begon'
De 'zoete' Jezus
'De fondant-achtige romantiek en het geglitter rondom de kerst hebben me nooit aangesproken. Ik heb er altijd een weerzin tegen gehad, omdat ze de werkelijke betekenis van kerst verdonkeremanen.'
Deze passage haal ik uit Uitkijken voor het raam, een recent verschenen roman in dagboekvorm van Meint R. van den Berg. De hoofdpersoon daarin is een oude man, die enige jaren na de dood van zijn vrouw in een bejaardentehuis is terechtgekomen. In de laatste maanden van het jaar kijkt hij terug op zijn leven en daarin past ook de geciteerde passage.
Het gevaar dat het meest wezenlijke van Kerst ondergesneeuwd wordt, wordt niet alleen gevormd door het 'geglitter' van onze tijd. Het 'verdonkeremanen' van de diepste betekenis van Kerst kan ook plaatsvinden door allerlei aanslibsels van de traditie en folkloristische elementen.
Dat laatste is goed zichtbaar in diverse oude middeleeuwse liederen over de geboorte van Jezus. In heel wat van deze liederen valt het accent op aspecten die niet in de bijbel voorkomen, maar in een eeuwenlange traditie zijn gegroeid. Een typerend voorbeeld is het lied dat begint met de regel 'Die soete Jezus lach int hoy'. Ik citeer hieruit het eerste en het derde couplet:
Die soete Jesus lach int hoy
Ootmoedelyc voer [voor] twee stomme beesten,
Al en was 't logijs [verblijfplaats] niet alte moy
Nochtans hielt hi [hij] daer sijn feeste
Met haer, die alder [aller-] ootmoedichste van gheeste,
Sijn moeder, dat suyver maechdekijn;
Dies [daarom] singhen wij nu, die minste en oock die meeste:
Ghebenedijt [gezegend] moeten [mogen] si beyde sijn!
Maria nam in corter stont [weldra]
Haer liefkint op haren schoot,
Si leyde hem aen haer borstkens ront
Die si hem minnelijc boot [vriendelijk aanbood],
Si custe hem aen sijn mondeken root
Ende seyde: 'Willecoem [welkom] sone mijn.'
Des [daarom] singen wi nu, cleijn ende groot:
Ghebenedijt moeten si beyde sijn!
Helder blijkt uit deze twee coupletten dat de traditie voor vele aanslibsels heeft gezorgd: Jezus in het hooi, twee stomme beesten, Maria die Hem de borst geeft en op de mond kust. In de overige coupletten komen we nog andere details tegen: Jezus rilt van de kou. Hij ligt helemaal naakt in het kribje. En er vindt zelfs een gesprek tussen Jozef en Maria plaats: Maria vraagt Jozef een papje te maken, maar helaas moet hij haar antwoorden dat er geen melk en brood is, zodat het Kind niets te eten kan worden aangeboden…
Gelukkig staat er nog wel in het lied dat Maria's Kind door Zijn bloed de wereld kwam verlossen, maar deze bijbelse kern is hier in feite in de marge terechtgekomen. Hier staan niet meer de bijbelse gegevens centraal, maar de 'zoete Jezus' die de traditie van Hem heeft gemaakt en de armoedige omgeving waarin Hij geboren wordt. Het is allemaal zo zielig…
De refreinregel, ten slotte, laat iets zien dat nog fundamenteler is en dat ons duidelijk maakt dat dit lied staat in de rooms-katholieke traditie: 'Ghebenedijt moeten si beyde sijn!', wat wil zeggen: Mogen zij beiden geëerd/gezegend worden! Het woord 'ghebenedijt' is dus van toepassing op 'beiden', zowel Jezus als Maria. Daarmee worden beiden in feite gelijkgesteld, want ze krijgen gelijke eer.
De Reformatie en het kerstlied
Een van de meest fundamentele aspecten van de Reformatie is de herontdekking van de Heilige Schrift, het 'sola Scriptura'. Dat had ook grote gevolgen voor het christelijke lied. Vele bundels verschijnen in de 16e eeuw met in de titel het woord 'Schriftuerlick'. Niet de traditie en allerlei aspecten van volksgeloof en volkscultuur moesten centraal staan, maar ,de gegevens die de Schrift aanreikt.
Wie dan ook een willekeurige liedbundel uit de kring van de Reformatie openslaat, kan gemakkelijk constateren dat dit ook voor de kerstliederen geldt. Een 16e-eeuws reformatorisch kerstlied begint zo:
Hoort toe nu lieve Christen gemeyn [gezamenlijk],
Wilt niet mistroostich wesen:
Ons is geboren een kindeken cleyn,
Waer doer [waardoor] wy sijn genesen.
Een maget heeft ontvangen gebaert eenen soon,
Emanuel is sinen naem int shemels troon
Ghenoempt int claere [duidelijk genoemd],
Want hy heeft vertreden tfeninich serpent [de kwaadaardige slang],
Dat den mensche had geschent [verleid, verdorven],
Met desen nieuwen jare.
Meteen al in dit eerste couplet wordt ons duidelijk dat hier de Schrift spreekt. Het gaat het getuigenis van de Schrift, om bijbelse gegevens en niet om elementen uit de traditie. Een maagd is zwanger geworden en heeft een zoon gebaard. Hij daalde uit de hemel neer en Zijn naam is Immanuel, dit alles is in de Schrift te lezen. Een bovenal: Hij kwam om ons te 'genesen', om de oude slang, Satan, te verpletteren. Maria is geenszins de gelijke van haar Kind. Centraal staat het Kerstkind, Gods Zoon in het vlees, de Verlosser. De Verlosser is onmisbaar voor een wereld verloren in schuld.
Bethlehem en Golgotha
Het zijn deze wezenlijke aspecten die we in de poëzie der Reformatie steeds weer aantreffen. Dat geldt voor de reformatorische poëzie uit de 16e eeuw, het geldt evenzeer voor die uit latere eeuwen. Uit de 17e eeuw vermeld ik hier alleen maar de namen van twee grote protestantse dichters: Constantijn Huygens en Jacob Revius. Wie hun gedichten leest, zal constateren dat daarin de bijbelse kern van Christus' geboorte centraal staat.
In het spoor van de Reformatie hebben ook 20e-eeuwse protestantse dichters die onopgeefbare kern door middel van hun gedichten vertolkt.
De dichter Koos van Doorne (1908-1984), die redacteur is geweest van het protestants-christelijke literaire tijdschrift Ontmoeting en literatuurcriticus van het dagblad Trouw, legt in 'Gebed in de Advent' de vinger bij een zwakke plek: onze 'feestvreugde' en onze 'droomen' doen zo gemakkelijk vergeten 'dat Golgotha begint bij Bethlehem'.
Gebed in de Advent
Er is niet veel veranderd, Heer, sinds Bethlehem:
Gij zijt voor ons een kind gebleven;
om Die wij kruisten te Jeruzalem
behoeft geen Kerstvreugd prijsgegeven…
Nu wij Uw dag weer zullen vieren
bij kaarslicht en bij rode wijn,
en onze woning zingende versieren
omdat wij menen zonder kwaad te zijn,
doe, Heer, ons toch verschrikt begrijpen
dat Golgotha begint bij Bethlehem:
wie rond Uw stal slechts droomen rijpen,
hij zoekt vergeeft een nieuw Jeruzalem.
In de regel 'om Die wij kruisten te Jeruzalem' lijkt mee te resoneren de bekende regel van Revius: 'T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten'.
De verbinding van Bethlehem met Golgotha legt ook Guillaume van der Graft (1920-heden) in zijn gedicht 'Van Abrahams nazaat'. Christus is Abrahams 'nazaat', Abrahams grote Zoon. Met Zijn geboorte is het Woord vlees geworden. Christus is de 'ware Abraham'. En in het verlengde van 'gewikkeld in de doeken' ligt 'gebroken op het hout'.
Van Abrahams Nazaat
God heeft Abraham verkoren,
maar het woord dat tot hem sprak,
dat de stilte onderbrak,
is in Bethlehem geboren.
Zo is het verhaal begonnen,
want de ware Abraham
vóór hem was en ná hem kwam,
water uit zijn eigen bronnen.
God heeft Abraham gevonden,
maar de roeping in zijn oor
ging hem door de tijden voor,
in de windselen gewonden.
Alle bomen staan geworteld,
maar de planting Abraham
is geënt op eigen stam,
want het woord is vlees geworden.
God heeft Abraham geroepen,
maar de stem van zijn behoud
is gebroken op het hout
en gewikkeld in de doeken.
Want het zaad moet zijn begraven,
zal het naar de aardse wet
in de aarde ingebed,
voor de hemel vruchten dragen.
God heeft Abraham gezegend
uit het zaad van Abraham,
en de schapen uit het Lam,
en de bron uit zon en regen.
Het is een prachtig, beeldrijk gedicht. De wijze waarop de Messias op aarde zou komen was voor de gelovigen in het Oude Testament nog verborgen, verhuld, het lag 'in de windselen gewonden'. Toen Jezus geboren werd in Bethlehem, lag Hij zelf in letterlijke zin in 'windselen', 'gewikkeld in de doeken'. Niet Abraham kan ons zalig maken, zo leert dit gedicht, maar alleen Hij die kon zeggen: 'eer Abraham was, ben Ik' (Joh. 8 : 58).
Gods begin
De verlossing van zonde en schuld is geen menselijke prestatie. Het Heil komt van boven. Het begin ligt bij God. Schepping en herschepping, geboorte en wedergeboorte, ze zijn Gods werk. Hij is de Eerste en de Laatste. Christus' geboorte is een nieuw begin. Een nieuw begin is mogelijk voor zondige mensen. Dit is de kern van een kort gedicht van Muus Jacobse (1909-1972).
Feest van Kerst
Geboorte. Het moet beginnen
Met geboren worden, beginnen
Met de boodschap van een engel,
Beginnen bij het begin.
En wij komen vandaag niet verder
Dan geboren worden, niet verder
Dan dat het weer zal beginnen
Omdat het bij God begon.
'Omdat het bij God begon': dat is ons enige houvast in deze donkere wereld. Dat is de kern van Kerst.
J. de Gier, Ede
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's