Boekbespreking
J. C. Okkema e.a. (red.): Heidenen, Papen, Libertijnen en Fijnen. Artikelen over de kerkgeschiedenis van het zuidwestelijk gedeelte van Zuid-Holland van de voorchristelijke tijd tot heden. Eburon Delft, 293 blz. Zesde verzameling bijdragen van de Vereniging voor Ned. Kerkgeschiedenis. Besteladres: drs. J. Ph. Labordus, Meije 57, 2411 PJ Bodegraven, tel. 01726- 85721. Prijs niet-leden ƒ 45,– en leden ƒ 30,–.
Na uitgaven op kerkhistorisch gebied die betrekking hadden op Gouda (1989), Groningen (1990), Zeeland (1991), Utrecht (1992) en Noord-Brabant (1993), besteedde de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis in 1994 opnieuw aandacht aan Zuid-Holland, dit keer de zuidwesthoek van deze provincie, waarbij de stad Delft centraal stond. Aanvankelijk was het de bedoeling om alleen aan Delft aandacht te schenken, maar de reeds ingeleverde bijdrage van de intussen overleden prof. J. L. van der Gouw, één der oprichters van de Vereniging, over 'De kerk in het land van Putten tijdens de late middeleeuwen', deed de redactie besluiten te kiezen voor een geografisch wat breder deel van genoemde provincie.
De bundel bestrijkt een ruime periode van ongeveer 1250 jaar. Drs. F. D. Zeiler levert een bijdrage over 'Harga, dat ook Ketel heet', voor- en vroegchristelijke sporen in het Maasmondgebied en de gereformeerde emeritus-predikant van Delft A. C. Hofland sluit de bundel met zijn bijdrage over 'Een mosterdzaadje in Delft. Beginnende oecumene met groeiend vervolg', waarin hij de befaamde 'Delftse doop' (september 1966) en het 'Delftse huwelijk' (november 1966) opnieuw voor het voetlicht brengt. Daartussen staan boeiende bijdragen over de kerkgeschiedenis in genoemd deel van ons land met toch steeds het hoofdaccent op Delft. Zonder andere artikelen daarmee van minder belang te achten, wil ik voor twee studies in ons blad bijzondere aandacht vragen. Allereerst de uitvoerige studie van G. H. Leurdijk over 'De Nadere Reformatie in Delft'. Hij laat zien dat het predikantenkorps van deze Hollandse stad opvallende vertegenwoordigers van het gereformeerde Piëtisme in haar midden heeft gehad: A. Cz. Croese, D. Spranckhuysen, T. de Lantman, G. Saldenus en Joh. Costerus, om slechts enkele namen te noemen van hen die Leurdijk hier bespreekt. Ook onder de Delftse regenten leefde het ideaal, zo typerend voor de Nadere Reformatie: Delft diende een aan God gewijde stad te zijn. De familie Van Lodensteyn, behorend tot de bekend geworden politici was met anderen hierin een lichtend voorbeeld. Leurdijk laat ook zien dat er vanuit Delft rechtstreekse contacten zijn geweest met vooraanstaande piëtisten als F. Costerus, J. Koelman, J. van Lodensteyn, M. Teellinck en G. Voetius. De al genoemde Jodocus van Lodensteyn werd in Delft geboren en was afkomstig uit een voornaam en tegelijk zeer piëtistische familie. In leven en werken van Van Lodensteyn weerspiegelt zich de gereformeerde piëtistische cultuur waarin hij in Delft werd opgevoed.
De andere studie die voor lezers van ons blad interessant kan zijn, is wat F. A. van Lieburg schrijft over 'Drie eeuwen Van der Spek. Een piëtistische genealogie'. Uiteraard voor ieder die 'Van der Spek' heet is Lieburgs verhaal verplichte lectuur, maar het wordt al lezend duidelijk wat de schrijver wil laten zien: wat een grote plaats heeft de religie in het algemeen in het leven van onze voorouders ingenomen. Van der Spek was vanouds voor een belangrijk deel een Delflandse boerenfamilie en voelde zich verwant met hen die in de volksmond wel de 'fijnen' heetten. Uit haar midden kwam soms de bekende 'oefenaar' voort. Het 'vrome huisgezin' werd licht tot een conventikel. En de 'huisvader', die werk maakte van zijn roeping in piëtistische zin, werd soms vanzelf een oefenaar. Vanuit de 'oefening-traditie' en via het achttiende- eeuwse conventikelwezen loopt de lijn naar afgescheiden kringen en kerken in de negentiendee eeuw. Toch heeft ook deze familie een bekend geworden Hervormd predikant gehad: ds. Jacob van der Spek (1860-1933). Zijn eerste gemeente werd Sint-Anthoniepolder en zijn derde en laatste gemeente Schoonhoven. Eigenaardig: in zijn eerste gemeente geldt hij als de laatste 'gereformeerde' predikant tot 1959 en in Schoonhoven wordt hij gezien als de laatste 'confessionele' predikant die in 1926 aldaar met emeritaat gaat. Naast deze twee bijdragen die we wat uitvoerig hebben vermeld, staan er o.a. bijdragen in deze interessante bundel te lezen over 'Het goed recht van de kerkgeschiedenis' (H. ten Boom), 'Een ketter en zijn stad. David Joris en Delft' (Gary K Waite), 'De duivel uit Moerkapelle verbannen. Invloed van Balthasus Bekker op het Hollandse platteland' (M. R Wielema). Voor betrekkelijk weinig geld een voor een breed publiek leesbare bundel historische bijdragen over de zuidwesthoek van een intussen drukbevolkt en geseculariseerd gebied. Goede wijn behoeft geen krans.
J. Maasland
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1994
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's