Weggaan of blijven
'Jezus dan zeide tot de twaalf: 'Wilt gijlieden ook niet weggaan? ' [Johannes 6: 67]
'Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal nooit meer hongeren'. Dit Evangelie maakte Christus die mensen in Kapernaüm bekend. Buiten Hem is er niets wat je ten diepste verzadigt en bevredigt. Die mensen daar bij Jezus, ze hebben het gezocht bij de Farizeërs; ze hebben het gezocht in het doen van goede werken, maar ze komen niet verder. Hun honger blijft en ze raken niet verzadigd. Daarom is er in hun hart geen vrede en vreugde. De Heere Jezus wil die mensen door middel van Zijn prediking veranderen. Hij spreekt van de noodzaak om Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken. Ze begrepen niet dat het hier gaat over de gemeenschap met Hem, waardoor ze deel krijgen aan de vrede met God en het eeuwige leven. Helaas, die woorden van Christus horen ze met ergernis aan. Ze zeggen: 'Deze rede is hard, wie kan dezelve horen? ' Dit is niet waar, hun harten zijn hard. Ze willen er niet aan dat alleen bij Hem, Die het Brood des levens is, het heil te verkrijgen is. Dat alles van hen hierbuiten valt, wordt hun vooral duidelijk als Christus zegt dat niemand tot Hem kan komen, tenzij het hem van de Vader gegeven wordt. He'c is voor hen de druppel die de emmer doet overlopen. Als het over zalig worden gaat, is er dan niets van de mens bij? Dit is voor hen het toppunt van ergernis.
Nog meer, het komt tot een keerpunt. Een grote crisis ontstaat: 'Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met Hem'. Ze zijn in Hem teleurgesteld, ze geven het op. Hieruit blijkt dat zij Hem niet van harte zijn gevolgd. Daarom is hun conclusie: 'Zijn rede is hard'. We zien die grote schare mensen weggaan. Het wordt leeg om Jezus. Alleen de twaalf discipelen blijven over. Wat werd hun geloof op de proef gesteld, toen zij de massa zagen heengaan. Het ligt toch in onze aard, met de massa mee te gaan. Daarom, dat heengaan van die vele volgelingen van Jezus, vormt een bedreiging voor de geloofstrouw van de discipelen.
Ook vandaag de dag zien we het gebeuren dat er zijn die weggaan bij Jezus vandaan. Wel een tijd lang met Hem opgetrokken. Het leek dat zij er bijzonder bij betrokken waren. Enthousiast deden zij eerst mee. Maar ze hielden het niet vol. Waarom? Omdat de prediking van zalig worden uit genade alleen, hen ging ergeren. Hun godsdienstige verlangens werden niet bevredigd. Wat zij zochten, vonden zij niet. Dat zalig worden een eenzijdig werk van God is, zoals Jezus zegt, is hun te zwaar. Dan ben je immers helemaal op Hem aangewezen. Hier hebt u nu de ergernis van het Evangelie: dat een mens alleen als een goddeloze gerechtvaardigd kan worden. Daarom moet er volgens velen niet meer van zonde en schuld gesproken worden. Dit is de oorzaak waarom 'zalig worden uit genade alleen' bij ons zoveel verzet oproept.
Maar er is niets nieuws onder de zon. Zo was het ook al in Kapernaüm. Velen gingen heen. Wat een groot verdriet zal dit voor de Heiland geweest zijn. Toch, het ontmoedigt Hem niet. Hij is immers de grote Hartenkenner. Hij weet dat degenen die echt voor Zijn genade zijn ingewonnen, niet meer kunnen afvallen. De schapen horen Zijn stem en volgen Hem en niemand zal ze uit Zijn hand rukken. Een oppervlakkige verbinding met Hem, die houdt geen stand. Het is mogelijk dat iemand heel enthousiast Jezus schijnt te volgen en het toch na verloop van tijd weer af laat weten. Dat is erg; want alleen die volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. De vraag is of de levende geloofskeus in ons hart is gewerkt door de Heilige Geest.
Het is niet genoeg tot Jezus te komen. We moeten bij Hem blijven. Dit blijven betekent: Hem als het Brood des levens aannemen uit de handen van God de Vader en Hem onvoorwaardelijk volgen op de weg van geloof en bekering. Het echte geloof wordt bevestigd door bij Hem te blijven. Als de Heere ons eenmaal heeft vastgegrepen, dan houdt Hij ons vast. Waar Hij komt, daar blijft Hij. Vandaar dat Hij de vraagt stelt: 'Wilt gijlieden ook niet weggaan? '
Deze vraag klinkt ons op het eerste gehoor misschien wel vreemd in de oren. 'Hoe kan de Heere Jezus deze vraag stellen? De bedoeling van deze vraag, kan natuurlijk niet zijn: een uitnodiging om Hem ook te verlaten. Dat kan niet, want Hij is juist naar de wereld gekomen om zondaren tot Zich te trekken. Wat bedoelde Hij met deze vraag? Hij wilde het geloof van Zijn discipelen op de proef stellen. Het ware geloof wordt beproefd. Dan zal blijken of het echt is. Zo wil de Heere uit de mond van Zijn kinderen de belijdenis horen dat zij Hem niet meer kunnen missen. Dat zij zich buiten Hem totaal verloren weten. De Heere dwingt hen tot een beslissende keus. Ze moeten voor Zijn Aangezicht uitspreken, hoe het in hun hart is. Daarom, het is enkel liefde van Hem dat Hij deze vraag stelt. Hij heeft geen vraag meer gesteld aan degenen die van Hem zijn weggegaan. Hij loopt hen niet achterna om hen over te halen tot terugkeer. Hij roept hen niet toe dat Hij het zo erg niet bedoeld heeft.
Denk nu niet dat het de Heiland geen pijn gedaan heeft dat ze Hem verlaten.
Zijn hart heeft eronder gebloed. Over ieder schaap dat afdwaalt en verloren gaat, is Hij, de goede Herder, diep bedroefd. Maar Hij dwingt niemand met tegenzin bij Hem te blijven. Dat is Zijn eer, dat Hij niemand zalig maakt tegen zijn of haar wil in. Psalm no zingt ervan: 'Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag van Uw heerkracht'. Hij vraagt van Zijn kinderen geen slavendienst, maar liefdedienst. Daarom zal Hij zor-gen dat zij Hem vrijwillig zullen dienen. Wie wil dat? Van onszelf uit willen wij dat niet. Maar nu is dit het wonder: Gods Geest maakt onwilligen gewillig. Hij weet ons klein te krijgen. En als onze wil wordt gebroken, gaan we willen wat God wil. Dit is dan ook de eerste vraag van iemand die overwonnen wordt door God: 'Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? ' Zo stelt Hij ook ons de vraag, of de levende geloofs-keus is gekomen in ons hart. Hij roept ons weg uit de wereld. Hij roept: 'Kom tot Mij', maar dan vraagt Hij ook: 'Wilt gijlieden niet weggaan? ' Zo durft Hij vragen. Want hier komt Zijn werk openbaar. Hij wil dat wij heel beslist belijden, dat wij in Hem alles gevonden hebben voor tijd en eeuwigheid. Het antwoord van Simon Petrus op de vraag van Christus is: 'Heere, tot Wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens'. Is dit ook ons antwoord? Voor dege- , nen die weggaan zijn de woorden van Christus hard, maar voor degenen die Hem liefhebben, zijn het woorden van eeuwig leven. Zij blijven bij Hem en belijden steeds weer opnieuw: 'Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis; Door Zijn smaak én hart én zinnen strelen'.
G. Mulder, Uddel
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 2004
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 2004
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's