Christus en de Geest IV
Spiritualisme
Op haar weg door de eeuwen wordt de kerk steeds bedreigd door gevaren. Dat geldt ook voor het verstaan van het werk van de Heilige Geest. Het Bijbels spreken over en leven uit de Pinkstergeest werd in allerlei perioden van de kerkgeschiedenis bedreigd door een onbijbelse geestdrijverij, een overwaardering van de geest ten koste van de stof, het lichaam, de schepping. We noemen dit verschijnsel: Spiritualisme.
Zeker, de christen staat voortdurend in de spanning tussen tijd en eeuwigheid. Hij is op weg naar het hemels vaderland en hij weet dat de gedaante van deze wereld voorbij gaat. Maar deze spanning mag geen scheiding worden tussen tijd en eeuwigheid. Wij belijden immers dat God hemel en aarde, ziel en lichaam geschapen heeft. Terecht schrijft prof. dr. S. V. d. Linde in de Chr. encyclopedie: 'De ondergrond van het spiritualisme is, dat de schepping als zodanig minderwaardig en zondig moet heten, wat de Bijbel ontkent’.¹
Nu leidt deze geestdrijverij, anders gezegd deze overgeestelijke houding in de practijk. tot tweeërlei levenshouding. Enerzijds zijn er de eeuwen door spiritualisten geweest, die in hun minachting van het geschapen leven zo ver gingen, dat zij een zeer strenge onthouding toepasten en het gewone leven in de wereld gingen mijden. Anderzijds werd met een beroep op de Geest, Die ons vrij maakt van de knellende banden van het lichaam en de stof, een losbandigheid en vrijheidsdrift gepropageerd, waarin alles geoorloofd werd geacht, zelfs het uitleven van alle natuurlijke driften. De geestelijke mens onderkent immers duivel, wereld en vlees als hersenschimmen en droombeelden. U ziet: Wat als zeer geestelijk wordt aangeprezen, eindigt dan in een ongeestelijk vrijheidsstreven.²
De ’libertinisten’ in Corinthe
We zien dat laatste ook in Paulus' dagen in de gemeente van Corinthe. In 1 Cor. 6 : 12—20 signaleert de apostel het kwaad van de hoererij in de gemeente. Er waren in Corinthe mensen die dit niet als zonde beschouwden, maar als een legitieme zaak zagen vanuit de stelregel: 'Alle dingen zijn mij geoorloofd'. Prof. Versteeg wijst er in zijn proefschrift op dat we ook hier te maken hebben met de ketterij van de Gnostiek. Het lichaam en alles wat met de stof te maken, had, was volgens hem het werk van een lagere god, de (satanische) demiurg.
De gnosticus was aan deze demonische macht ontheven, dank zij zijn kennis en dank zij zijn Geest-bezit. Aan de schepping en het lichaam kenden zij geen waarde toe. Die kon men gerust prijsgeven aan de vergankelijkheid. Maar dat betekende dan ook, dat men van oordeel was dat men het lichaam rustig aan de hoererij kon overgeven.
Het geniepige van deze dwaalleer was de manier waarop men de christelijke vrijheid interpreteerde. Ook in de apostolische prediking van Paulus had de vrijheid een plaats. Tegenover het farizeïstische wetticisme verkondigt Paulus de vrijheid waartoe de gelovige door Christus, Zijn Redder en Bevrijder, geroepen is. Joodse spijswetten waren voor de gelovigen niet bindend. Zij waren bevrijd van menselijke inzettingen en machten. In die zin kon ook Paulus zeggen: Alles is mij geoorloofd. Maar deze vrijheid betekent bij Paulus altijd gebondenheid aan Christus, juist in de dingen van het gewone leven. Onderwerping aan Gods wil en wet. Bij de gnostici leidde het beroep op de Geest tot een ongebonden libertinisme.
Een Geest met de Here
Paulus waarschuwt daartegen. Hij laat zien hoe de Heilige Geest zondaren verbindt aan Christus, zodat ze midden in het gewone, schepselmatige leven, staan onder Christus' heerschappij. De apostel citeert in dit verband de bekende tekst uit Genesis 2 : 24. U weet: in dit Schriftwoord gaat het over Gods bedoeling met de schepping van man en vrouw: die twee zullen tot één vlees zijn. Het huwelijk is een door God gegeven scheppingsgave. Met dit 'éen vlees' zijn bedoelt de Bijbel dat er tussen man en vrouw op het menselijk, aardse, schepselmatige vlak sprake is van een alles-omvattende levenseenheid. Het huwelijk draagt dus een totalitair-onverbrekelijk karakter. Zie ook Mattheus 19 : 5. Vandaar dat Paulus zo ernstig waarschuwt tegen de zonde van de hoererij.
Het gnostisch beroep op de Geest wijst Paulus af. Die zich aan de Here hecht, is één Geest met Hem, schrijft hij in vers 17. Er is een parallel met het 'een lichaam' uit vers 16. Ook in vers 17 gaat het dus om een allesomvattende levenseenheid. Ook hier moeten we, evenals in 1 Corinthe 15 denken aan het schema: oertijd-eindtijd. Tegen over het 'een vlees' zijn binnen het raam van de schepping, staat de door de Geest gewerkte eenheid met Christus als gave van de sinds Christus' komst aangevangen eindtijd. De Geest laat de gelovigen delen in het door Christus verworven en geopenbaarde heil. We moeten dus uit 1 Cor. 6 : 17 niet afleiden dat Christus in de Geest opgaat of dat de Geest met Christus vereenzelvigd wordt, het gaat de apostel om de eschatologische eenheid van Christus en de Geest.
Door de Geest zich hechten aan de Here betekent delen in het door Christus verworven heil. Deze eindtijd, die verwerkelijkt is in Christus' opstanding en die door de Geest in het leven van de gelovigen verwerkelijkt wordt heeft ook betekenis voor het lichaam van de gelovigen, voor het gewone schepselmatige leven. Daarop legt Paulus tegenover zijn gnostische tegenstanders nadruk. De Heilige Geest verbindt juist ons lichamelijk bestaan aan de Here. Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest. En Paulus spoort de gelovigen aan, vanuit de wetenschap dat zij door Christus gekocht en betaald zijn. God te verheerlijken in het lichaam. Dat betekent in concreto dat de scheppingsgaven in de door Christus' opstanding gerealiseerde eindtijd onder Zijn heerschappij worden gebracht. En dat kan nooit minachting van de schepping betekenen. Integendeel, Christus oefent door de Geest een allesomvattende heerschappij uit, juist op de terreinen van het gewone leven. De Geest die verbindt aan Christus, doet juist de schepping waarderen. De scheppingsgaven zoals het huwelijk, worden onder Christus' heerschappij niet uitgeschakeld, maar komen juist tot hun eigenlijke zin. Vandaar dat Paulus in Cor. 6 en 7 het huwelijk zo positief waardeert en de gemeente vermaant de hoererij te ontvluchten. Ook al weet dezelfde apostel dat de gedaante van deze wereld voorbij gaat. Het betekent geen afschaffing of minachting van het aardse leven, integendeel, heel het leven wordt toegewijd aan Christus.
U begrijpt dat dit alles voor de praktijk van ons geloofsleven bijzonder belangrijk is. Het 'een Geest zijn met de Here' betekent geen spiritualisme, zet de deur niet open naar een overgeestelijke levenshouding die de schepping minacht, maar wil juist wijzen op de betekenis van Christus' heerschappij over het totale leven. Versteeg schrijft in dit verband prachtige bladzijden over de betekenis van de Kurios-titel.
Totale verlossing
Hoezeer de verbinding van Christus en de Geest perspectieven opent voor de totale verlossing, waarin eenmaal ook ons lichaam zal delen, blijkt uit Romeinen 8 : 1—11. Aan de bespreking van deze pericoop is het vijfde hoofdstuk van het proefschrift van Versteeg gewijd.
Ik kan uiteraard slechts enkele dingen aanroeren. Vandaar dat ik u terloops wijs op de heldere uiteenzetting over allerlei bijbelse begrippen als wet, zonde, vlees in de brieven van Paulus.
Paulus spreekt in Rom. 8 : 2 over de Geest van het leven in Christus. De verlossing wordt hier omschreven door het prachtige woord 'leven'. Dat leven ligt in de gekruisigde en opgestane Christus. Hij is het Leven. Dat leven ligt in de gekruisigde en opgestane Christus. Hij is het Leven. Zonder Hem is er van leven, in de zin van nieuw leven, eeuwig leven geen sprake.
Romeinen 8 zet in met de geweldige zekerheid dat wie in Christus is, door het geloof bevrijd is van de verdoemenis, en delen mag in de verlossing. De Geest laat de gelovigen daarin delen. Maar de gelovige staat ook in dit aardse bestaan. Vandaar dat Paulus in de verzen 3—9 Geest en vlees tegenover elkaar stelt. Vlees is de mens in zijn van God-afgekeerd zijn. De Geest bevrijdt in Christus van de macht der zonde. Dat betekent niet, dat de Geest het mensenbestaan op hoger plan brengt, in die zin dat de gelovige ontheven wordt aan de aardse werkelijkheid. Integendeel, wandelen naar de Geest is in dit concrete bestaan gebonden zijn aan de geboden. Wie door de Geest leeft, krijgt Gods gebod lief. Dat moeten we niet wetticistisch verstaan. Er loopt geen lijn vanuit de wetsvervuUing naar het ontvangen van de Geest. Wel mogen we stelleji: Wie de Geest ontvangt, gaat leven naar Gods geboden. De eis der wet wordt vervuld. Dank zij de gave van Pinksteren.
Gods wet is immers heilig en goed. Juist de Heilige Geest die ons doet delen in het heil in Christus brengt tot gehoorzaamheid aan de wet. Opdat zo Gods schepping weer tot zijn recht kome.
Nu blijft dat alles ten dele. Daarom doet de Geest ook uitzien naar de toekomst. Er is een belofte voor het lichaam van de gelovige. Zeker, dat lichaam is dood vanwege de zonde. Het is er aan onderworpen. Maar Christus is een volkomen verlosser. Hij heeft gerechtigheid en eeuwig leven verworven. Daarom mag Gods kind uitzien naar de dag waarop ook ons lichaam verlost wordt. Paulus is zeker van die volkomen verlossing. 'En indien de Geest van Hem, Die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij die Christus Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door de Geest die in u woont', schrijft hij in vs. 11. De totale verlossing rust in Christus' werk. Door de Geest mag Gods gemeente er in delen. Ze is 'in hope' behouden. Hoop doet leven! De hoop richt zich op de volle verlossing. Dat is geen onzekere zaak; zo zeker de Geest nu reeds in hen woont, zo zeker zal het lichaam delen in de grote verlossing. Vandaar dat Paulus in Romeinen 8 : 18—30 de reikwijdte van de verlossing als gericht op het geheel van de scheppingswerkelijkheid kan omschrijven. Dat geeft een machtig uitzicht. De ganse schepping zal eenmaal bevrijd worden van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid. De levensheiliging van de gelovige wordt gestempeld door de hoop. Deze hoop maakt niet lijdelijk, houdt wel de mens klein- en afhankelijk. Want Gods kinderen leven van Gods gaven, in Christus, door de Geest hen toegeëigend. De zekerheid blijft geloofszekerheid.
1 Vgl. het artikel 'Spiritualisme' in de Chr. Encyclopedie, Kok, Kampen, deel VI, blz. 234, .
2 Vgl. dr. A. D. R. Polman, de Heilige Geest en de strijd der reformatoren in 'De Heilige Geest' onder redactie van prof. dr. J. H. Bavinck e.a.. Kampen 1949, blz. 215vv.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1972
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1972
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's