De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

11 minuten leestijd

Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht? Job 35 : 10b

Psalmen in den Nacht.

Psalmen in den nacht? De nacht is toch de tijd van zingen niet. De nacht werpt zwarte schaduwen op 't aardrijk. De bloemen kan men niet meer zien. De vogel bergt zijn kopke in de veeren. De mensch zocht zijn woning op.

Hoe kil, hoe huiverachtig is de nacht. Zing niet in den nacht. Wacht tot het blijde morgenrood komt, en hef dan uw jubellied aan. Dan gaan de bloemkelken open, het vlietend beekje weerkaatst het goud-rood van den zonneglans, .het vroolijke vee huppelt door de groene weide, de schoolkinderen stoeien langs den landweg.

Is de nacht de tijd, om de snaren der harp te streelen, en te zingen uit Sions liederschat?

God, hun Maker, geeft echter Zijn kinderen ook in de schaduw, ook in 't duister te psalmen, en dan kan de mond niet langer zwijgen.

God, hun Maker, geeft hun de psalmen in den nacht der natuur.

Als de reiziger trekt, bij nacht, door het eenzame woud, of over de donkere vlakte der zandwoestijn, of hij doorklieft op een schip de zwarte baren der zee, dan bepaalt zijn Maker hem soms bij het majestueuze, het verhevene van den nacht. Hij moet opzien naar de duizende flonkerende sterren aan het firmament, hij beluistert het geheimzinnige fluisteren der boomen in het woud. Hij krijgt een psalm, en heft aan:

Dus weet ons nacht bij nacht

Zijn onbegrensde macht

En wijsheid af te malen.

Als wij des morgens verfrischt ontwaken, hebben anderen vaak den nacht in zorgen en zuchten doorgebracht. Slaap eens, als bange gedachten u kwellen, als wanhoop in uw ziel woont.

Wie kent deze slapelooze nachten niet? Zelfs de onbezorgde Ahasverus bleef soms wakker, en liet zich tot verstrooiing voorlezen uit de Kroniek zijns koninkrijks; en ook Israels vrome vorst beleed: ik doornatte mijne bedstede met mijne tranen.

In zulke nachten kruipen de uren traag. Lichaam en geest zijn moede. Ze snakken naar rust, doch vinden haar niet.

Maar zelfs dan geeft de Heere Zijnen kinderen de psalmen in den nacht. Hoe menigmaal toch ontmoeten zij dan Gods Vaderhand, geven zich vol vertrouwen aan den Heere over, raken al hun zorgen kwijt, en zien de donkere wolken wijken.

Hebt gij ook wel eens den nacht in de ziekenkamer, wakende bij den kranke doorgebracht? Ook daar valt de tijd meest zoo lang en bang. Ook daar hopen en vreezen, zorg en bekommernis. Maar evenals ook daar eindelijk de morgenstond binnentreedt, het kunstlicht wordt gebluscht, en Gods zonlicht in de droeve kamer de bloemen van vreugde en vrede rondstrooit, zoo mocht somwijlen daar ook het licht van geloof en hoop doorbreken in uw bange hart, en gaf uw Maker u Zijn psalmen in den nacht.

»Leven is lijden", schreef een wijsgeer. Hoewel dit, gelukkig, niet geheel waar is, brengt het leven naast veel lief — kruis, druk en lijden mee.

Hoe onverwacht kan de nacht des lijdens over ons komen.

Heden waant gij u den gelukkigste der menschen, morgen gaat gij onder het zwaarste kruis gebukt.

Hoe groot is het getal dergenen, die lijden! Hier treurt een rouwdragende moeder over het verlies van een dierbaar kind. Ginds raakte een rijke geld en goed kwijt, en moest weelde inruilen voor eene armoede, waaraan hij niet wennen kan. Elders wordt een lijder vol angstige spanning naar de operatietafel gedragen.

Er wordt op deze wereld veel, ontzaglijk veel geleden.

Als een vrucht der zonde.

Ook Gods kind krijgt hiervan rijkelijk zijn deel.

Maar God, hun Maker, geeft Zijnen kinderen de psalmen ook in den nacht des lijdens.

Met blijdschap leert hun God hen het kruis verdragen; zonder murmureeren smart en smaad verduren.

't Is waar: 't hart, ook van den Christen, is zondig en blijft zondig van zich zelf, en dit zondige hart. bederft maar te vaak de goede stemming des Christens; doch Gods genade is sterker dan zijn hart, en, als die genade levend in hem is, dan klinken ook in den nacht des lijdens psalmen als:

In de grootste smarten Blijven onze harten In den Heer gerust, 'k Zal Hem nooit vergeten. Hem mijn Helper heeten, Al mijn hoop en lust.

Wonderen mochten Gods kinderen op dit gebied verrichten. Zij leden pijn, maar klaagden niet. Zij werden gescholden, maar scholden niet weder. Men deed hun kwaad, maar zij vergolden goed voor kwaad. Men belasterde hen, maar zij leefden zoo dat niemand den laster bleef gelooven. Men verdrukte hen, maar zij roemden in de verdrukking en hadden een behagen in zwakheden en nooden om Christus' wil.

Paulus en Silas werden in den kerker opgesloten, doch in het nachtelijk uur hieven zij zoo blijde hunne hymnen aan, dat al hun medegevangenen naar hen luisterden.

Wonderlijk toch die psalmen in den lijdensnacht !

Zonde is ook nacht. Gerechtigheid is dag en licht, liefde en leven, maar zonde is zwart, donker; daarin is geen lichtglans, geen trilling van leven, 't is bederf, ontbinding, stank.

Dat we allen de zonde als zonde kenden! Mocht 't licht van een Gode welgevallig leven ons gedurig aanlokken, doch 't leven buiten God ons een afschuw zijn!

De onwedergeboren mensch ligt ten eenenmale in de zonde; hij blijft daarin totdat 't den Almachtige belieft hem uit te rukken.

Een Christen is overgebracht uit den dienst der zonde in den dienst van God; maar, ach, hij verlaat zijn God zoo menigmaal, en vervalt weer in de zonde terug.

Maar, zie. God, zijn Maker, leert hem psalmen zingen, ook in den nacht der zonde.

Als een mensch zondigt, en de Heere komt, en ontdekt hem aan zijn ellende, dan wordt die menseh bedroefd over zijn zonde, de zonde wordt hem een last, de slavenketenen des Satans worden hem zwaar, ja ondragelijk; hij wil er van af; hij heeft er geen vrede mee.

Wat gaat die zondaar dan doen ? Hij neemt zijn toevlucht tot Jezus. Hij schuilt bij den Heiland. Bij Gods lieven Zoon brengt hij zónde en zorgen. Aan Jezus' voeten betreurt en belijdt hij al zijn misdaden. Hij gaat daar pleiten op genade en geen recht. Hij roept in de kracht van Jezus' bloed. En — ondervindt, hoe genadig, hoe goed, hoe getrouw de Goede Herder is; en dat Hij gaarne vergeeft, dat Hij geen berouwhebbenden van zich stoot, dat Zijn hart en armen dag en nacht openstaan voor een zondig en wederstrevig volk.

Dan begint de ziel de psalmen te zingen in den nacht der zonde. Psalmen, waarin het gebroken hart steent en zucht van smartelijk berouw; maar waarin ook de verloste ziel juicht en jubelt over de vrije ontferming haar geschonken.

Dan zingt de ziel den boetepsalm na van Israels koning, die eenmaal in donkeren, zondigen nacht naar ziijn harp greep, en dat droef-blijde lied tokkelde, dat nog steeds verkwikkende zielespijs is voor het hongerende, dorstende hart van Jeruzalem. Met hem belijdt Gods kind dan: „Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uwe oogen.... Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen."

Met hem smeekt Gods kind: "ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; wasch mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.

Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uwen Heiligen Geest niet van mij."

Met hen jubelt hij ook, als vrucht van ondervinding: „De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten." —

Hoe heerlijk deze psalmen in den nacht der zonde! De zonde zelf donker, ellendig, kwaad; doch 't ware berouw, hoe liefelijk, hoe verheffend.

Als na den zoelen zomernacht de rozevingerige dageraad aan den horizon opklimt, dan schittert een gloed van goud en purper in den morgendauwdrop, gedragen door het rozeblad, als de parel door de oesterschelp; hoe schoon is dat! Maar nog veel schooner glanst het licht van Jezus' liefde in de tranen van Gods boetelingen, als zij in den droeven zondenacht van God, hun Maker, psalmen krijgen te zingen.

Als Jezus een verloren schaap uit den afgrond heeft gered, is de koning van den afgrond, de Vorst der duisternis, woedend, en spant alle krachten in, om zijn prooi terug te erlangen.

Aan het schaap misgunt hij den vrede, aan Jezus de veelheid Zijner onderdanen.

Liefst zou hij Herder en schapen wegslingeren in het eeuwige vuur, om hen daarna met zijn hoongelach te sarren.

Hoeveel moeite getroostte hij zich niet, om den Koning der kerk afvallig te maken. Doch Jezus bleef getrouw, en versloeg den Leugenaar van den Beginne met het zwaard des Woords.

Uitermate woedt de Leeuw uit den afgrond. Ontzettend vecht hij hen aan.

Maar ook in den nacht der aanvechting geeft God, hun Maker, Zijnen kinderen de psalmen.

Zekerlijk, de weg van den éénen Christen is moeilijker dan van den ander.

Sommigen van Gods volk werden zachtkens, geleidelijk bekeerd, en ook voortaan gaan zij als een zacht kabbelende stroom voort, totdat zij o verglijden in den Oceaan der eeuwigheid.

Anderen waren een bergstroom gelijk, die springt van rots op rots, bruisend en schuimend voorwaarts gaat, en door donkere, harde ravijnen zich een weg moet uitschuren.

De Heere alleen weet, wat wijs en goed is. Hem alleen is bekend, door welke bedding een ieder onzer 't beste kan heengeleid.

Denk echter niet, dat ooit een pelgrim naar Jeruzalem trok zonder af en toe door Satan hevig te worden bestookt.

Meestal tracht Satan Jezus' kinderen tot wanhoop te brengen. „Voor u is er geen genade ! Uwe zonden zijn te groot. Kan zooveel zonde met genade gepaard gaan ? " Dergelijke vurige pijlen schiet hij op Gods kinderen af.

De Heere echter is de Getrouwe. Hij verlaat Zijn kinderen niet. Hij sterkt, voedt en troost de Zijnen met Zijn Woord. Hij vérbergt hen in Zijn hut, in het verborgene Zijner tent. Daar zijn ze veilig. Daar geeft hun Maker hun de psalmen in den nacht.

Aan het einde der levensbaan volgt ons sterven. Voor ons allen.

De wereld kan niet sterven. Zij heeft het niet geleerd. Zij leerde niet, te leven; hoe zou zij dan kunnen sterven?

Gods kinderen kwamen bij Jezus op de .school der wijsheid. Daar leerden zij leven. Straks zullen zij ook kunnen sterven.

Ook in den stervensnacht geeft God, hun Maker, Zijnen kinderen de psalmen.

'k-Zal Zijn lof zelfs in den nacht, Zingen, daar ik Hem verwacht, En mijn hart wat mij moog treffen, Tot den God mijns levens heffen.

Deze heerlijke akkoorden klinken niet alleen op de levende maar ook op de stervende lippen der vromen.

Onze leermeester stierf aan het kruis. Zeer donker was voor hem de weg naar Zqn Vaderland. Met psalmen in den mond ging Hij door 't dal der doodsschaduwen. „Mij dorst! Het is volbracht. Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? Vader, in Uwe handen beveel ik mijnen geest, " zijn al te maal woorden aan Davids liederenboek ontleend.

Al Gods kinderen volgen Hem op dien weg. Geen enkele der ware vromen zal in den hemel worden gemist. Al is de schare, ook voor 't verheerlijkt menschenoog, ontelbaar, de Heere kent hen allen bij name.

De weg naar het lichtende Vaderhuis leidt door de sombere, duistere poort des doods. Door deze poort trekken zij allen psalmende heen. Geen schooner lied dan de zwanezang des Christens.

Niet allen zingen de psalmen in den doodsnacht even luid. Bij sommigen is 't zoo duidelijk hoorbaar. Bij anderen kan menschenoor 't niet verstaan. Maar God hoort 't bij allen. De engelen hooren 't ook, dalen neder op vleugelen van liefde, en dragen Gods kind door lucht en wolken, voorbij zonne en sterren, naar de oorden der eeuwige reinheid. Daar zullen zij zingen het volmaakte halleluja, en dan niet meer in den nacht, want aldaar zal geen nacht zijn. Daar is 't licht, vrede, vreugde, vroolijkheid. Er ia geen nacht der natuur, geen nacht des lijdens, geen nacht der zonde geen nacht der aanvechting, geen nacht des doods.

Komt sluiten we ons bij Jezus aan! Laat ons Hem volgen! Wie kan ons beter leiden dan Hij, Hij, Gods Zoon, die kwam, om te zoeken en zalig te maken wat verloren was?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's